Verloren illusie
Nr. 8
Redacteur J. H. VY'jnancI. Roerstraat 522 Plaatsvervangend Redacteur: W. G. Staats, Churchill-laan 25a
Administrateur: J. F. Bakker, 2e Jan v.d. Heijdenstraat 21 Gem. Giro B 2096,
Postgiro 375600 Ned. Handel Mij, ten gunste van J. F. Bakker
Typografie: Drukkerij Joh. Meijer Zoon, Kanaalstraat 132, Telefoon 80710, Amsterdam-W.
27e Jaargang
Maart/April 1949
Zes weken geleden had ons dappere tweede elftal een
prachtige kans op het kampioenschap drie weken ge
leden leek het kampioenschap van het eerste elftal
een zekerheidnu wij deze Schakel samenstellen moet
het tweede degradatiewedstrijden spelen en het eerste
elftal heeft het vergokt.
Hoe schoon was deze kans. Na 17 wedstrijden had
den wij 27 winstpunten en onze vrienden aan de over
kant van het IJ hadden 26 punten uit 18 wedstrijden.
Met 3 punten voorsprong stormden wij dus naar de
eindstreep. Nog 3 wedstrijden waren er te spelen tegen
de uitgeschakelde middenmootclubs Velox, H.V.C. en
Volendam. Het is ons niet gelukt uit deze drie wed
strijden de twee simpele winstpuntjes te behalen, die
ons definitief op de eerste plaats zouden hebben ge
bracht. Weer hebben de mysterieuze krachten in de
sport zich gemanifesteerd en zoals wij twee seizoenen
achtereen door diezelfde mysterieuze krachten kans
zagen een achterstand van 7 punten in te lopen, zagen
wij nu geen kans die stomme twee punten bij elkaar
te trappen.
Psychologisch bezien hadden wij de uitwedstrijd te
gen de Spartaan misschien het laatst moeten hebben.
Ik had sterk de indruk, dat ons elftal als het ware
naar die uitwedstrijd tegen de Spartaan toegroeide en
inderdaad is de climax toch wel geweest die onverge
telijke 64 overwinning aan de andere zijde van de
stad.
En toen kwam die tragische wedstrijd tegen Velox,
een Velox, belust op sportieve revanche en waarin zich
het incident voordeed, dat er vijf minuten te lang werd
gespeeld en juist in die vijf minuten het doelpunt werd
gescoord, dat door de onbegrijpelijke beslissing van de
Protestcommissie ons nu de kans op een overwinning
tegen D.W.V. in een beslissingswedstrijd en daarmede
de kans op het kampioenschap heeft ontnomen. In de
pauze in Utrecht „brak" er iets in het elftal. Hoe ern
stig die breuk zou zijn, bleek in de daaropvolgende
thuiswedstrijd tegen H.V.C. Die wedstrijd werd ver
diend verloren met 32, maar hoe spijtig werd deze
nederlaag, omdat zij voortsproot in eerste instantie
door onenigheid in onze hoofdploeg. Het is te betreu
ren, dat die jongens, die ons in de loop van het seizoen
zoveel sportgenot hadden doen smaken en die toch
waarlijk een uitstekende techniek aan de dag legden,
toen hun zelfbeheersing kwijtraakten. En zij hadden
of boosheid bij deze of gene gemotiveerd of onge
motiveerd is, laat ik buiten beschouwing in ieder
geval zoveel clubliefde en zelfbeheersing moeten op
brengen, dat zij beseften, wat de ouderen dit jaar heb
ben gedaan. Bestuur, elftalcommissie en trainer hebben
alles gedaan wat in hun vermogen lag om A.P.C. naar
het kampioenschap te brengen. Een zware verant
woordelijkheid rust op hen, die eigen geprikkeldheid,
eigen kruidje-roer-me-niert-gevoel gesteld hebben boven
het zoveel grotere belang van ons aller A.F.C. Wan
neer zij thans bij een of andere gelegenheid de woor
den van ons onvolprezen clublied zingen, als dan klinkt:
„Als plichtsgetrouwe mannen", dan moet het schaam
rood op hun kaken komen.
Nog had vrouwe Fortuna een verrassing voor ons
in petto. Onze laatste wedstrijd ging in Volendam en
een uiterst nerveus D.W.V. reisde naar Amersfoort.
Hoe heeft het hart geklopt van hen, die de telefoon
dienst AmersfoortVolendam verzorgden. Ik zie nog
het moment voor me, waarop Siem de Waal naar mij
toe kwam rennen met de mededeling, dat D.W.V. ach
ter stond. Maar ook deze gulle gave van vrouwe For
tuna werd veronachtzaamd, en een heus niet zo bijster
spelend Volendam zag kans om ons een 20 neder
laag te doen behalen.
Precies een jaar geleden waren wij dolgelukkig, dat
wij tweede klasser bleven. Nu zitten wij diep in de put,
omdat wij tweede klasse blijven. Dat is nu eenmaal het
wonderlijke leven.
Maar bekijken wij de eindstand objectief, dan mogen
wij niet onbillijk zijn. Inderdaad behoren wij tot de