voor het eerste elftal het verloren terrein te
gaan terugwinnen. Nu krijgt ons eerste re
serves achter zich, die gewend zullen zijn,
tegen sterke tegenstanders uit te komen en
wordt gaandeweg een kern van spelers ge
vormd, die onze club daar kunnen terugbren
gen, waar we ze toch zoo buitengewoon
graag zouden zien: in de Eerste klasse.
Spelers van het tweede elftal:
Voor altijd zullen jullie namen blijven
voortleven als van degenen, die A.F.C. in
een moeilijken tijd den grootsten dienst kon
den bewijzen, die onze vereeniging kón be
wezen worden: jullie hebben op het veld ons
oude rood en zwart op beslissende wijze
laten zegevieren.
Het derde.
Ik hoor den redacteur al brommen
En zuchten, met een netten vloek,
Nu 'k in zijn „kostbare" kolommen
Voor 't derde om wat plaats verzoek.
Maar 'k werd als gast zoo leuk ontvangen.
Dat het niet meer is dan mijn plicht
Mijn dank te uiten in gezangen.
Vandaar dit episch heldendicht.
Hoe 't derde, evenals het tweede,
Het kampioenschop won, in 't end,
En hoe zij zelfs elkaar bestreden,
Is al aan iedereen bekend.
Dit epos kan het daarom stellen
Zonder inleidenden proloog
En 'k kan meteen wel gaan vertellen,
Hoe Maandag 't stel naar Utrecht toog.
De laatste wedstrijd van het elftal
Was namelijk tegen D. O. S. II,
En nu begrijpt u uit u zelf al:
Er gingen zelfs supporters mee.
De secretaris liep gewichtig
Op het perron en keek secuur,
Want in zijn zak droeg hij voorzichtig
Een grooten brief aan
De kansen stonden werk'lijk prachtig,
En 't is ook wel verklaarbaar dus,
Dat meer of minder zenuwachtig
Werd afgestapt bij Terminus.
Nadat elk daar wat was bekomen,
Kwamen diverse tongen los,
En opgewekt werd ondernomen
De tocht naar 't verre veld van D. O. S.
„Het veld" Hier wordt 't geweten wakker.
Want „veld" is een te vriendelijk woord
Voor dien mislukten bietenakker,
Waarop geen voetbal thuis behoort.
Maar ondanks dat het gras wat lang was.
En 't veld zelf miserabel naar,
Dacht elk, toen 't eenmaal aan den gang was:
Dat zaakje komt wel voor elkaar.
Zooals die voorhoede er doorheen ging!
Elk snapte, wat de ander wou.
Dat was al vlugheid en beweging;
Daartegen hielp geen log gesjouw.
Vooral Chris ging met Willy Brusse
Herhaalde malen er van door.
Een D.O.S.-been kwam er zelden tusschen,
En al heel gauw stonden we voor.
De aanvallen der tegenstanders
Waren doorzichtiger dan glas;
Ze deden 't nooit eens even anders,
Zoodat de uitkomst nihil was.
Steeds stonden Ernst of Jan of Veentje
Daar, waar de bal werd heengespeeld.
De stakkers maakten er niet eentje;
U snapt, hoe dat op 't laatst verveelt!
De stemming werd dan ook wat minder,
En vooral Willy werd gekraakt,
Maar Lally had daarvan geen hinder
En had gauw nummer twee gemaakt.
Zóó kwam de rust, en toen al vond je:
„Die wedstrijd hebben we in ons zak".
En Haasdijk dacht aan 't dure rondje
En was lang niet op z'n gemak.
De tweede helft begon gevaarlijk:
D.O.S. had een afspraakje gemaakt,
En met succes, meneer, want waarlijk
Werd af en toe een bal geraakt!
Toch kwam de derde goal er ook, en
Hun keeper verliet boos zijn doel;
Dat hadden ze niet afgesproken,
En 't streed tegen zijn rechtsgevoel
Zoo'n goal cadeau, dat doet nooit goed, en
Wij gaven hun dus ook maar een,
Daar via zes of zeven voeten
De bal bij ons in 't net verdween.
Dat gaf hun hoop op overwinning,
En even werd het een gesmijt,
Maar toen de vierde er bij hen in ging,
Waren ze hoop en ruwheid kwijt.
Desondanks bleef Maas vurig sjouwen.
Het resultaat was lang niet slecht,
Want hij kwam, onder hevig jouwen,
Plat in het greppeltje terecht.
En Ernst, die vlug gelijk een hinde,
Iets later haast hetzelfde deed,
Wist in zijn doodsnood niets te vinden
Dan een benauwde; smartekreet.
- 7 -
A.F.C.-ers, begunstigt onze adverteerders!