AFCoryfee: Henk van Teunenbroek! 8 februari 2006 84e jaargang nr. 9 Vorige keer een AFCoryfee meer voor de toekomst, nu een coryfee uit het verleden. Een coryfee, die zich niet alleen op vele terreinen binnen de club dienstbaar heeft gemaakt, maar ook daar buiten. In 1960 de Nobel prijs heeft ontvangen om vervolgens in het jubileumjaar 1995 be loond te worden met Lid van Verdienste. Zie hier het verhaal van een man, die ondanks alle tegenslagen in zijn leven, met steun van zijn vrouw en zijn vrienden, nog steeds positief in het leven staat. Vraag: Je zat tegelijk met je vader in het Bestuurdat is naar mijn weten uniek in de club. Nooit vader-zoon conflicten gehad? Antwoord: Mijn vader werd lid op bevrijdingsdag in 1945 in het tweede clubhuis van AFC: Café Eggers aan de Koninginneweg. Ik was al eind augustus 1943 tijdens de door AFC gewonnen finale van de AROL beker lid geworden. Het was oorlog, er was niet alleen weinig te eten, maar ook aan andere levensbehoeften was gebrek. Jongens zoals ik brachten onze tijd door op AFC. Er was altijd wel een bal. De stille hulp in de vorm van brood, aardappelen van AFC'ers voor AFC'ers staat me nog altijd bij. Mijn vader was een echte clubman. In 1954 kreeg hij de Nobelprijs en in 1960 werd hij Erelid. Ik ben eigenlijk in de voetsporen van mijn vader getreden. Eerst jeugdcommissie (eerst gewoon lid, daarna voorzitter) en daar door commissaris jeugdzaken in het Bestuur. Mijn vader was van 1948 tot 1961 bestuurslid, ik van 1957 tot en met 1966. Vader en zoon bijna vier jaar samen in het Bestuur. Een unieke combinatie. Mijn vader en ik dachten bijna op elk terrein hetzelfde, we hoefden elkaar alleen maar aan te kijken om te weten wat de ander dacht. Het was kostelijk om na de bestuursvergaderingen, één keer per maand in een aparte vergaderkamer in Hotel Schiller op het Rembrandtplein, op de terugweg nog wat te praten over het besprokene. Na het overlijden van mijn vader in 1961, dacht men dat ik in zijn voetsporen zou treden. Echter het zakelijke kon ik niet combineren met het bestuur lijke. Wel bleef ik actief als secretaris van de Stichting Goed Genoeg. Mijn vader was mijn grootste vriend. Met mijn zoon Arne had ik ook een dergelijke band. Vader-zoon conflicten ken ik niet. Vraag: Je hebt ook nog in 'Het Eerste' gespeeld. Wat kan je daar nog van herinneren? Antwoord: Ik heb maar tien wedstrijden in Het Eerste gespeeld. Eén daarvan was tegen Zeeburgia op 31 augustus 1952, de halve finale van de AROL-beker, dat was tevens mijn debuut. Wij wonnen dat jaar niet, wijs mij na 50 jaar niet alsnog aan als de schuldige! Wij hadden in mijn ogen een ijzersterk elftal: Huber Briedé; Coen Colijn; Jacques Mellegers; Henk Kappel; Henk van Teunenbroek; Wim Feldmann; Chris Geluk; Bob Janssen; Cees Bouwens; Dick Disselkoen en Luc Bijker. De AROL-beker was het toernooi dat gold als het officieuze begin van de voetbalcompetitie, in die tijd nog uitsluitend amateurs. Het was niet alleen feest tijdens de wedstrijden met de beste clubs uit Nederland en vooral uit Amsterdam, het was ook feest na afloop. Vooral de Amsterdammers bleven nog vele uren na de prijsuitreiking hangen in ons houten clubhuis aan de Zuidelijke Wandelweg. Je moest niet gek opkijken als om tien uur avonds de penalty's nog eens werden "overgedaan". Helaas door een ernstige knieblessure moest ik stoppen. In die tijd kon je daar nog niet aan geopereerd worden, tenzij je een stijve knie wou riskeren. Vraag: In het Honderdjarenboek staat dat je de Zwaluwen Jeugd Actie als één van je dierbaarste herinneringen ziet. Wat hield die actie in? Antwoord: Ik heb daar over geschreven in het Honderjarenboek met als titel: "Sjakie Kohier, een onvergetelijk jongetje". Deze jongen, die voorheen een veelbelovend spelertje was in de welpen, nu pupillen D tot en met F genoemd, werd in 1956 getroffen door de polio epidemie, hetgeen hem in een rolstoel deed belanden. Hij kwam naar mij toe gereden en vroeg of er iets gedaan kon worden voor de Polio club in Amsterdam. Onder het motto van "De gezonde knaapjes voor hun gedupeerde kameraadjes" werd door de jeugdcommissie van AFC een jeugdtoernooi georganiseerd op 23 augustus 1959. Elke club moest tien gulden betalen. De toegangsprijs bedroeg voor iedereen, dus ook voor de spelertjes, een kwartje. De totale opbrengst was het voor die tijd kapitale bedrag van 1361 gulden en vierenveertig cent! Het initiatief, de organisatie en deze bijdrage aan de Polioclub Am sterdam haalden de landelijke pers. Elke deelnemende vereniging was die dag enthousiast, daarom kon ik ook van de gelegenheid gebruik maken door hen voor te houden: "De landelijke poliocomités hebben veel geld nodig". De andere verenigingen konden er niet meer onder uit om ook dergelijke initiatieven te nemen. Na een paar jaar resul teerde dat in een landelijk comité. Echter en nu hebben we het over Nederland op zijn smalst, de toernooien mochten alleen onder toe zicht van de KNVB plaats vinden. Wijlen Lo Brunt (secretaris KNVB) nodigde mij uit voor een gesprek. Na enige inleidende kriti sche zinnen lachte hij breeduit en prees ons initiatief en kwam met de volgende oplossing. Wij, de leden van het landelijke comité, werden lid van De Zwaluwen. Dit is een club binnen de KNVB waarvan je alleen op uitnodiging lid van kan worden dwz veel verdiensten voor de landelijke of regionale bonden) De KNVB draagt medeverant woordelijkheid en wij werden het uitvoerende orgaan. Daarop voort bordurend is er nu een landelijke organisatie, die voor het Prinses Beatrixfonds de dagen organiseert. In de nu ruim 45 verlopen jaren na het door ons georganiseerde toernooi, is er ongeveer 3.500.000 euro opgehaald. Dat vervult me best met trots. Enige jaren geleden werd ik door De Zwaluwen benoemd tot Lid van Verdienste. Vraag: Jij en je vrouw hebben de nodige tegenslagen gehad en alsof dat niet genoeg was, verliezen jullie ook nog eens door de tsunami jullie zoon Arne. Hoe blijven jullie overeind? Antwoord van zijn vrouw Kinnie: Een dergelijk verlies zal altijd bij je blijven, dag en nacht. Door er veel over te praten moet je er mee om leren gaan, maar dat is heel wat anders dan verwerken. Tijd heelt niet alle wonden. We moeten er zijn voor zijn vrouw Roos en zijn kinderen. Dan heb ik bijvoorbeeld een omadag, ga ik met mijn klein dochter de stad in. Henk valt haar bij en vertelt ontroert het volgen de voorval: Laatst zat ik met mijn kleinzoon hier in huis en vraagt hij:"Opa zullen we papa's muziek even opzetten". Zitten we samen stil te luisteren. "Dat was mooi he?" Gewoon met z'n tweeën. Arne's vrienden zijn onze vrienden geworden, zoals Ron Doesburg; Hans Hulst; Eddy Swaab; Hans Peter Dukker en ook Arne's studievrien den. Ron Doesburg nam het initiatief om Arne te gaan zoeken. De broer van Roos is toen samen met Hans Hulst naar Thailand gegaan. Ik zie ze hier nog zitten om alles te regelen en de taken te verdelen. De vrienden van Arne hebben ons niet vergeten. We hebben nog steeds contact, (noot samensteller: telefoon gaat; Hans Hulst belt) Arne's vrienden zijn onze vrienden geworden, we hebben er nieuwe vrienden bij gekregen. Een geweldige steun. Maar zeer zeker ook van de Club van Acht. Een club binnen de club, geweldige steun van gekregen, ook toen het zakelijk niet goed met me ging en ook bij mijn ziekte, waarvan ik zo goed als zeker van kan zeggen, dat ik genezen ben. Kostte wel tweederde van mijn maag. Ik kan niet anders zeggen, dat de Club van Acht heel veel voor mij betekent en mij heel dierbaar is. Maar mijn grootste vriend was zonder nadenken onze zoon Arne. Hij genoot zichtbaar van de vriendschappen, die hij in dezelfde club met zijn leeftijdgenoten had. Ik mis, niet zo gek voor mijn leeftijd vele van mijn gabbers. Maar de tsunami heeft ons verreweg het groot ste verlies toegebracht. Samensteller: André Wijnand 12

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 2006 | | pagina 12