VAN HARTE INS OUTS ON DIT ET DATJES RAI EN AFC - HEEFT DE OVERHEID NOG WEL EEN GEWETEN? GETROUWD TOM EGBERS en JANKE DEKKER Namens de AFC onze hartelijke felicitaties en veel geluk toegewenst Hoe gaan we in de laatste fase van de twintigste eeuw in Nederland met de sport om? Is er respekt voor histori sche grond? Nee, want het oude Olympisch Stadion zal in 1992 op last van de gemeente Amsterdam worden gesloten en vervolgens afgebroken. Is er dan een nieuw stadion? Nee, vooralsnog is de bouw daarvan onzeker wegens een financieel gat in de begroting. Betaalt de rijksoverheid dan niet mee aan een nationale sport accommodatie? Nee, geen dubbeltje. Valt er te vrezen, dat de sport het door bezuinigen moeilijker krijgt? Ja. Hoe is het gesteld met het geheugen van de lokale over heid? Slecht. Prachtige teksten in sportnota's, die de burgers in het verleden zijn aangeboden, blijken anno 1991 in een aantal gevallen verdacht veel op valse belof ten. Jammer, dat de sport nog altijd niet bij machte is een politieke vuist te maken. Het is tijd voor een terug blik. Lang, inmiddels zeer lang geleden, toen de overheid ook het lokale bestuur zich niet of nauwelijks met sport bezig hield en dus op dit gebied ook geen beleid voerde omdat daarvoor de belangstelling maar vooral zelfs de geringste kennis van zaken ontbrak, in die tijd werden sportvelden zoveel mogelijk buiten de bewoonde wereld gesitueerd. Als de stad groeide en er dus behoef te aan grond voor huizenbouw ontstond, moesten de sportvelden worden ontruimd en konden de clubs soms voor de tweede of derde keer verhuizen naar een verder gelegen kale accommodatie in de weilanden. Voor de gevolgen van die verplaatsingen was geen aan dacht, want in die tijd werd sport nog beschouwd als een liefhebberij die met "achter een bal aanhollen" wellicht nog het mildst kon worden omschreven. In de eerste periode na de bevrijding was de overheid nog niet veel verder gekomen dan de opvatting, dat sport een vrije tijdsbesteding was, die bij voorkeur aan het particuliere initiatief moest worden overgelaten. In die opvatting kwam zeer geleidelijk verandering, maar pas zo'n tien tot vijftien jaar na de oorlog kwam de overheid tot de ont dekking, dat sport voor de burgers en dus voor de sa menleving heel wat meer was dan "achter een bal aanhollen". Het besef begon door te breken, dat sport een zeer nuttige vrijetijdsbesteding was met een duidelijk sociaal karakter. Omstreeks die tijd kwamen verlichte geesten ook tot het inzicht, dat door hekjes of gaasafras tering beschermde grassprieten in parken en plantsoe nen naar Engels voorbeeld een belangrijker funktie konden vervullen dan uitsluitend als kijkgroen te dienen. De volgende stap vooruit was, dat het kale sportcomplex van voor 1940 en in de eerste periode na de oorlog moest worden vervangen door een sportpark. Nieuwe ge dachten over sportaccommodaties en groenvoorzieningen met een recreatieve funktie kwamen tot uiting in sportno ta's, waarin sport een maatschappelijk verschijnsel van grote betekenis werd genoemd. Het fenomeen sport zo stond er in die nota's had een sociale funktie met een hoog maatschappelijk rende ment. De geschriften van de (lokale) overheid over sport stonden in de jaren '60 bol van sociale gevoelens. Sport accommodaties moesten aansluiting vinden bij wijken en buurten om de leefbaarheid te verhogen en de onderfin- ge kontakten, waarbij aan verenigingen een grote rol werd toegeschreven, zoveel mogelijk te bevorderen. Dat was de nieuwe trend van lokale besturen en het dient gezegd er werd ook uitvoering aan gegeven. Sportac commodaties moesten bereikbaar zijn en blijven door korte verbindingen, dicht bij huis, gemakkelijk te voet, per fiets of desnoods met openbaar vervoer te bezoeken. Vooral van belang voor de jeugd, die veilig en zonder begeleiding naar de clubs kon gaan. Nu de jaren '90 zijn ingegaan en de mooie nota's over het sociale rendement van de sport en de plaats van de sport in wijken en buurten al lang in gemeentelijke ar chieven zijn opgeborgen, rijst de vraag of de bestuurders van de overheid van deze tijd zich die geschriften nog (willen) herinneren. Immers, de uitbreiding van steden is onverminderd doorgegaan en vooral in de randstad is grond zeer schaars geworden. De grond van een aantal sportaccommodaties is zeer sterk in waarde gestegen en de lokale overheid kijkt daar op aandrang van het zaken leven met een begerig economisch oog naar. Het blijft helaas voor de sport en de burger niet bij kijken, want in de afweging sport of commercie wint het economische aspekt het van het sociale rendement van de sport. De RAI in Amsterdam wil uitbreiden en daarvoor moet dan straks het prachtige sportpark van de oudste voetbalclub in Amsterdam, AFC, midden in het woon gebied Buitenveldert worden opgeofferd. Amsterdam, dat in de periode van wethouder Verhey voorop liep met een beleid, dat de sport als onmisbaar sociaal element in wijken en buurten integreerde, blijkt geen last te hebben van een geheugen. De opvatting om de sport weer naar buiten te jagen, valt ook op andere plaatsen in de hoofdstad vast te stellen. De sport op dure grond betekent weg met de sport. Met deze trend, die ook in andere gemeenten speelt, wordt de klok een halve eeuw teruggezet. Zou het dan toch waar zijn, dat de overheid geen geheugen en geen ge weten heeft? De sport moet zijn belangen scherp in de gaten houden. Rien Bal GERED En wederom heeft ons eerste elftal de competitie tot een goed einde gebracht. Nou is dat in de loop der tijden wel meer gebeurd. Henny Somers sprak in het vorige num mer over bijgeloof, maar wat zijn er in de loop der tijden rare stunts uitgehaald. Eens kwam iemand op het idee om wijlen Aad van Leeuwen de pep-talk te laten verzor gen. Een andere keer mochten we dank zij de verstand houding met Ajax de legendarische trainer Jack Reynolds lenen. Enige seizoenen later meende de toen- 8

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1991 | | pagina 8