Op naar de Kastelenstraat! Voor de deur van het restaurant van de heer Immig diende men te wachten. Grommend, snuivend, hoefschrapend hield men zich aan de opdracht. Ramen van belendende percelen gingen open, wat is hier gaande? Men wees op het restaurant en gilde: "Ze zijn bin nen, onze Franse vacheswe moeten wachten!" "O....". Men knikte begrijpen, de ramen gingen dicht. De opperstier gaf eindelijk het sein dat het pand betreden mocht worden. Elkaar verdringend en nog steeds hevig snuivend dromde men naar binnen. "Waar zijn de vaches? Waar....?" Door het geloei sprong glaswerk spontaan uiteen en ja hoordaar zaten ze, aan de bar. Echte Franse va ches.... alpinopetjes op één hoorn, veelbelovende achter werkjes nonchalant gedrapeerd op de barkruk. Even was het stil, een siddering van verlangen schoot door de kudde en toen.... vloog men elkaar in de voorpoten. Een hels kabaal brak los, ook het glaswerk in de kelder sprong. O la la.... er gaat toch niks boven een Franse vache. Gotte got, wat moeten we ons thuis behelpen. Tjongejonge..., wat een lief smoeltje, kijk die uiers eens. Toch werd het allengs rustiger, men keek nog eens en nog eens.... Een vinger gleed door een dikke poederlaag, een hand betastte een lange sliert erg zwart haar. Keurend, is het echt of.... Som migen namen zelfs enige afstand of beter gezegd, men trok zich een weinig terug. Men had bekende rimpeltjes ontdekt, een moedervlekkie. Het grote smoezelen begon: dit waren eigen vaches. Dit was helemaal niet Frans, dit waren koeien van eigen bodem. Gewone doodordinaire Hollandse koeien. Nota bene, uit eigen stal! Wat een rotstreek! Een geintje van de opperstier. Mooi geintje. Toch was er nog een die bleef geloven aan zijn onschuld. Die de opperstier erg hoog had. "Ik zie mijn vache niet. Mijn vache zit bij oma. Mijn vache liegt niet." Eindelijk werd ook deze stier uit de brand geholpen, tranen sprongen hem in de ogen. Het vertrouwen in het dierzijn was voorgoed gedaan. Hierna ging men als mens aan tafel en hoe! De stierbokaal werd uitgereikt aan Rein Minor (de elfstedenbedwinger) die het hoogst had gescoord met bow len. Henny Somers, oppervache, werd gehuldigd voor het organiseren van het rotgeintje. Theo kreeg alle lof toege zwaaid voor zijn rijke fantasie en voor het meesterlijk leiden van het stelletje ongeregeld. Otto Sterman, voordracht kunstenaar, sprak over advocaten, procureur-generaals en andere bewindslieden.... kortom: het was een parel van een avond. Eentje die je moet bewaren als een kostbaar klei nood. Een traditie, opgezet door een drietal lieden, die op een avond tot de ontdekking kwam, dat ze onder hetzelfde ster- rebeeld waren geboren. Het is niet de bedoeling dat elk ster- rebeeld in onze vereniging zijn eigen diner krijgt, het zou de rust in onze goede Amstelstad niet ten goede komen. STIER CHARLIE BRIDGE Temidden van talrijke voetballers, die zich laven aan de bar; biljarters die het ivoor vrolijk laten klotsen; elftalleiders die ernstig de éénbenigheid van een debutant ter discussie stel len en klaverjassers, die de gelukte pitten en kraken met ge jubel begeleiden wordt ook nog door een plukje mensen (34) gebridged, die donderdagavond. De eerste mei, de dag van de arbeid. Bridge speel je bij voorkeur in doodse stilte. Biedingen mo gen niet hoorbaar zijn aan andere tafels, het snuiten van een neus is niet toegestaan. Op het laten van een (zacht) windje staat een gele kaart. Het vereist totale concentratie. In hogere (bridge)kringen wordt zelfs achter een scherm gespeeld, men mag elkaar niet zien. Dit heeft niets met la waai te maken maar met het visuele vermogen om je part ner dingen te laten weten die hij niet mag weten. Ene meneer Harold Vanderbilt (Henk van De Bilt) heeft het spel uitgevonden, op 1 november 1925. Hij verveelde zich aan boord van een stoomschip. Om nou te zeggen dat ver veling de moeder van het bridgespel is gaat te ver. Henk heeft heel wat mensen gelukkig gemaakt. Overal ter wereld wordt bridge gespeeld; de regels zijn hetzelfde. Wanneer je in Kualalumpur een briefje ophangt in de receptie, speel je 's avonds. Hetzelfde geldt voor Brisbane of Ughelen. De bridgebond is de snelst groeiende in ons land, meer dan 1 miljoen geregistreerde beoefenaars. Jan Pelsma verzorgde het spel in onze vereniging geduren de tien jaar. Tezamen met Joop Martens, wedstrijdleider. Jan nam afscheid. Iemand anders moet het maar eens gaan doen, vond hij. Gelijk heeft ie, teveel wordt er geleund op dezelfde mensen. Rob Mathijse neemt het van hem over, een verstandige keus: Rob werd met zijn vrouw eerste in dit seizoen. Een groepje van 50/60 heterogene mensen gedurenden tien jaar leiden zonder één keer het woord 'arbitrage' ge hoord te hebben is voorwaar geen peuleschil. Jan deed het en dat niet alleen. Hij onderwees en gaf de bevlogenheid die hijzelf voor het spel koestert door aan zijn leerlingen. Bridge is een spel dat mensen bij elkaar brengt. Sociale kontakten ontstaan nergens gemakkelijker dan op het we kelijkse bridge-avondje. Men heeft dezelfde belangstelling, men is nooit uitgestudeerd. Een topman van een multinatio nal is even verheugd wanneer hij een plaatsje op de lijst is gestegen als de kruidenier op de hoek. Tweeënvijftig kaarten, miljoenen mogelijkheden. Elk spel is anders, elk spel een nieuwe uitdaging. Aan je scherpzinnig heid, aan je vermogen tot kombineren en deduceren. Jan gaat, Rob komt! Jan, je maakte velen gelukkig, heel veel dank daarvoor. Rob, ook al ben je nog niet in functie, welkom als nieuwe voorganger. Je discipelen zien reeds verlangend uit naar het komend seizoen! CHARLIE OPEN BRIEF AAN DE STICHTING GOED GENOEG Soms weet je maar half waar je aan begint als je in bijvoor beeld een clubblad zoals dit kritische geluiden laat horen ten aanzien van bijv. de Stichting (inmiddels welbekend). Geluiden overigens, die in de club hun echo hebben gekre gen. Nog dagelijks komen bestuurderen maar ook gewone leden bij elkaar om het voor AFC toch min of meer nieuwe fenomeen van 'het kritische geluid' te bespreken. Men voelt zich deels aangesproken, deels niet serieus genomen. Sommigen zien er de grap niet van in, anderen achten het fenomeen wel zo uniek dat men er meer van wil weten. Dat leidt dan onder meer tot telefoontjes van instemming en dito brieven aan het adres van ondergetekende (helaas nog niet door de redactie van dit blad). De Stichting zelf heeft slechts gereageerd met een niet ter zake doend verhaal uit 1981. Dat de steller van dat opgediepte verhaal i.e. de heer O. van Rijn zich mijn kritisch daarop niet persoonlijk hoeft aan te trekken, lijkt nogal voor de hand te liggen. Hij rea geerde namens de Stichting en niet als persoon (persoonlijk acht ik de heer Van Rijn één van de meest te waarderen AFC-ers, die wij niet erkentelijk genoeg kunnen zijn voor hetgeen hij gedurende tientallen jaren voor de club heeft ge daan). Alsnog reactie? Het is daarom onbegrijpelijk dat de Stichting ingestemd heeft met een dergelijke ondermaatse reactie. Dat kan toch wel wat beter heren! Al uw werk binnen en buiten AFC en de 7

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1986 | | pagina 9