later nog in Italië speelde en vervolgens kapot ging aan ster ke drank. Ook de andere familieleden maakten een keus. Mijn vader vond Arsenal wel imposant klinken, en dat was dan ook wel een nette vereniging. Maar saai, saai.... als je op zaterdag wilde uitslapen kon je net zogoed naar Arsenal gaan kijken, er gebeurde toch niets. Sheffield Wednesday was de club van moeder. Niet dat ze iets van die vereniging afwist. Ze in teresseerde zich totaal niet voor voetbal, maar ging af op de leuke, dubbele naam. Pieter ging, zoals gebruikelijk, oppor tunistisch te werk. Hij koos de club, die toevallig op dat mo ment aardig presteerde: Stoke City. Later nooit meer iets van gehoord, behalve wat berichten over degradatie en fi nanciële moeilijkheden. En mijn toen nog zeer jonge zusje, die koos voor God en daar hebben we nog het meest onder geleden. Er mocht niet meer gevloekt worden in huis, voor het avondeten diende de hele familie te bidden, en op het overslaan van de Nachtmis en andere godsdienstige bijeen komsten stonden zware straffen. Natuurlijk was het vroeger allemaal veel romantischer, ge zelliger en spannender, z^rr dagje voetbal. Geweld was nog niet uitgevonden. De kroegen rond het stadion waren dan wel propvol, maar dronken supporters kwam je niet tegen. De tocht naar Stamford Bridge kon niet lang genoeg duren. Je wist zeker dat alle andere passagiers in de bus of de on dergrondse ook op weg waren naar Chelsea. Het waren me teen lotgenoten, vrienden, al kende je geen mens. De laatste honderden meters naar het stadion lopen: warm en veilig midden in de menigte, met overal blauw-witte sjaals, petten, truien en 'rosettes'. En van binnen zo'n warm gevoel van spanning, ik kan me niet herinneren dat ik het ooit koud heb gehad bij een thuiswedstrijd van Chelsea. Als echte supporter diende je plaats te nemen op The Shed', het oudste gedeelte van het stadion. Een staan-tribu- ne, waar het onkruid tussen het beton door groeide, en een golfplaten overkapping, die bij een beetje wind al flink be gon te klapperen. Op televisie zie je het wel eens, zo'n me nigte supporters die massaal naar voren leunt als het span nend wordt voor het doel van de tegenpartij. Zo ging het ook op 'The Shed', met daarbij het langgerekte 'oehhh...' als de bal net over of langs het doel vloog. Maar ja, aan alle pret komt een einde, we moesten zo nodig weer terug naar Nederland. En daar konden ze natuurlijk voor geen meter voetballen, dat wist ik zeker. Afgelopen was het met Stamford Bridge, met de Sunday afternoon tea in plaats van een warme prak. Geen zondagskranten meer met de prachtige alliteraties op de sportpagina. "Keegan kills Coventry", of "Sandberg sinks Southampton". De liefde voor Chelsea is nooit verdwenen. Er waren hoog tepunten, zoals het winnen van Europacup 2 in 1971 (finale tegen Real Madrid), en ook dieptepunten zoals degradatie naar de Second Division, een dreigend bankroet en suppor- tersgeweld. De aanhang van Chelsea staat helaas niet be kend als de meest zachtzinnige in Engeland. Ze zouden met darts gooien naar supporters van de tegenstander, valse honden africhten op het aanvallen van iedereen, die niet in de blauw-witte clubkleuren rondloopt en bij uitwedstrijden hele steden onveilig maken. Maar nu kunnen wij, de echte fans, het weer uitzingen: "Blue is the color, Chelsea is the name, blue is the color, football is our game". Betere tijden zijn aangebroken, Chelsea draait mee aan de top. Het Engelse voetbalkampioenschap wordt pas op 3 mei de laatste competitiedag beslist. Dan speelt Chelsea thuis tegen Liverpool. Een makkie JAN SANDBERG ROEM!ROEM? Als je regelmatig de Schakel en de kranten leest, komen de sportprestaties als een aangename douche over je heen. De toeschouwers waarderen zo'n prestatie met gejuich, met applaus en soms met verering. De sportman/vrouw zelf heeft dat blije gevoel, dat moeilijk te beschrijven is (ik had het ook eens). Al of niet gaat de patiënt dan naast zijn schoenen lopen, maar gelukkig blijft het schoeisel meestal aan. Roem komt als een groot of klein wolkje aandrijven. In december moest ik tweemaal aan het woord 'roem' den ken. Eerst bij Dick Bessem. Dick, die toch op een soort ere podium stond voor ieder die hem kende als directeur van het Olympisch Stadion en als voorzitter van AFC. Diezelfde Dick stond twee jaar geleden naast mij aan de bar van het clubhuis om een kopje koffie te bestellen. Een 10-jarig AFC- lid drong zich vóór het erelid, ging boven op zijn voeten staan en zei: "Ga eens opzij, ouwe zak!". Wie had dat ooit in zijn hersens gehaald in de jaren '50, toen Dick een grote wolk roem om zich heen had? De dag vóór Kerst werd Klaas van Nek begraven, eens een grote, sterke wielrenner, die naam maakte op de baan en op de weg. Publiek trok bij 6-daagse rennen in Europa en in de USA. Niet zo beroemd als zijn broer Piet, maar toch... roem! En wie bewezen hem de laatste eer? Vijf mensen; familie in begrepen. Roem kreeg het bittere bijvoegsel 'loos'. Ik hoop, dat AFC een goed 1986 in gaat met veel sportieve hoogtepunten en een wolkenveld van roem (alleen het hoofd erin; de voeten op de grond). HENNY SOMERS-BLEKEMOLEN ARCHITECTEN VAN AFC Dick Bessem dood, voor mij Oom Dick, huisvriend in het ou derlijk huis. Hij was een van de artichtecten van AFC. Dat is zo'n uitspraak, die gemakkelijk uit de pen vloeit als iemand overleden is. Maar ik ga proberen er bewijzen voor aan te voeren. De andere architect was i. Galavazi, ook een huis vriend. Niet de anderen? Is dat niet onbillijk voor Jaap van Nek, Arie Mets, Gé Bosch, Jacques van Ooy, Nico Holtzap- pel, Wim Staats, Henk Kappelhoff, mijn vader, Arie Waayer, ja, Schaf Scheepens? Dat waren en zijn toch de instituties van de jaren twintig en dertig? Sommigen van nog ver daar vóór? Toch Dick Bessem en I. Galavazi omdat zij in mijn herinne ring de meest uitgesproken exponenten zijn van twee ma nieren van denken over AFC. Denken met het hart (Dick) en denken met het verstand (I.). Een avond in 1938, thuis in de Roerstraat. Ik mocht die avond wat langer opblijven want oom Dick en oom I. kwa- 8

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1986 | | pagina 10