DE HOOFDKLASSE IN ÉÉN OOGOPSLAG
MIXED PICKLES,
ingelegd door Pim Adriaansz
18 december
RCH
Blauw Wit
Wilhelmus
Elinkwijk
Xerxes
DHC
Unitas
- CVV
- EDO
- Zeeburgia
- AFC
-VUC
- DWV
- AFC '34
4 september eerste bekerronde
9 oktober tweede bekerronde en inhaal
13 november derde bekerronde en inhaal
18 december inhaal
AFC
AFC '34
Blauw Wit
CVV
DHC
DWV
EDO
Elinkwijk
RCH
Unitas
VUC
Wilhelmus
Xerxes
Zeeburgia
AFC
AFC '34
Blauw Wit
CVV
DHC
DWV
EDO
Elinkwijk
RCH
Unitas
VUC
Wilhelmus
Xerxes
Zeeburgia
Getuigenis
Omdat het 90-jarige bestaan van onze AFC op en omstreeks 18 januari 1985 een grote gebeurtenis wordt, heeft Picke-
laar die met dat jubileum nog iets van doen zal hebben zich onlangs reeds in retraite begeven om vroegtijdig inspira
tie op te wekken.
Voor de daartoe broodnodige inkeer sloeg hij derhalve zijn kamp op en koos de Biltse duinen; maar veel rust bleek hem
daar niet vergund. Naar schatting 10.000 landgenoten, die des daags in Utrecht van Jehova getuigden, sloegen 's avonds
in weinig tijd hun bivak rondom Pickelaar op. Met blijde zang en luid snarenspel werd daarna de lof des heren geprezen,
maar dat was toch niet de inspirerende vonk, die Pickelaar voor zijn muzikaal divertissement beoogde.
Geluksgevoelens plegen zich evenwel veelsoortig te openbaren en Pickelaar keek dan ook niet vreemd op toen zich ook
nog een manifeste familie, die iets onduidelijks had te vieren, nestelde en zich met een beroep op Bachus over gaf aan
volkse snakerijen. Een muur van bierkratten werd allengs geledigd onder het zingen van oud-vaderlands repertoire, dat
van "hoeperdepoep op de stoep" onvermijdelijk leidde naar "daar is redding voor u, dronkelap".
Op het snijvlak van die twee werelden ontstond niettemin een musicallied voor AFC als negentig jarige.
"Verbi divini inspiratio". De inspiratie van het goddelijke woord; als Pickelaar zich tenminste zijn schoolkennis nog
enigszins juist herinnert.
Waar voetbal toch allemaal wel toe kan leiden
Spreuk
Eerzucht maakt een mens zo dol, dat hij zich voor de laatste in een wedren houdt zolang hij nog maar iemand voor zich
heeft.
(Seneca)
8