Wat betekent die voetbalsport?
A.F.C. en Alva
Tachtig jaar bestaat A.F.C. vroe
ger zei men: de A.F.C., want het was de
Amsterdamsche Football Club. Aan
minderwaardigheidscomplex heeft ons
cluppie nooit geleden. En nu zit je aan
je bureau om nog een „apart" stukje te
schrijven voor de Schakel, die tegen de
80ste verjaardag uitkomt. „Iets aparts"
vroeg Rien Bal. „Iets aparts, weet je
wel?" en hij maakte een vaag gebaar.
„Nou ja, ik bedoel: heb jij wel eens er
varen dat die voetbalsport of jouw club
of de club van iemand anders toch heel
veel kon betekenen?"
En nu zit ik aan mijn bureau met
lamplicht en een fel brandende kachel.
Buiten loeit de zoveelste Noord-Wester
en het regent, het regent, het régent. De
hele boel zal wel weer worden afgelast.
Wanneer voelde ik, dat die voetbalsport
ineens laat begrijpen, wat zij betekent,
dat de club voor jou, voor een ander
en even onverwacht als onbedoeld, dit
óók als het ware manifesteert?
Ik zit er over te peinzen ik hoor
de Noord-West 7, aan de kust 8 niet
meer loeien ineens ben ik in Ban
doeng, een stad zó mooi om nóóit te
vergeten. Volgens mijn papieren moet ik
morgen per auto naar Cheribon en ik
zal het is 1947 en „bloed-link" op
lava een betrouwbare chauffeur krij
gen en een ambtenaar uit Bandoeng. Die
had mij al opgebeld en gezegd dat hij
die avond graag met mij kennis wilde
maken, als dat schikte. Natuurlijk schik
te dat, ik was voor het eerst in Indië en
het was kennelijk niet het Indië dat mijn
ooms en tantes hadden meegemaakt; in
Batavia en in Tegal en in het gloeiend
hete Soerabaja.
Het was een prettige vent die om een
uur of negen binnenkwam in mijn hotel
en zich voorstelde. longer dan ik nou
ja maar wat je noemt een „open ge
zicht". Het gesprek begon een beetje
vreemd. „Kunt u schieten"? vroeg hij.
„Alleen met mijn vulpen" zei ik behulp
zaam. „Maar niet met een pistool of
een geweer, want ik ben destijds vrijge
loot". „Ia ziet u, ze zeggen hier, dat
het bij Cheribon helemaal niet lekker
zit en ze willen geweren meegeven." -
„Grote goden en als die dan eens af
gaan? Die wegen zijn nou niet zo best."
„Nou ja, ik dacht maar Hij was
er niet helemaal gelukkig mee, maar bij
het genot van enige koude biertjes werd
het toch een prettig gesprek. Het kwam
over voetbal. Nou zeg, dat Nederlands
Elftal is niet te kloppen en toen zei
mijn metgezel: „Ik merk het al: U weet
veel van de voetballerij. Wat is uw
club?" „A.F.C." „Oh, dat is fijn;
ik ben van U.D. Deventer." En toen
stak hij ineens zijn hand uit, die ik na
tuurlijk hartelijk schudde. „Die handdruk
begrijp ik" zei ik. „lij" -je gaat dan
meteen tutoyeren „Komt uit de
school van Lugard, ik uit de school van
Scheepens jó, we halen het morgen
en overmorgen wel, hoor." Twee Hol
landers, die elkaar niet kenden en één
was een „baroe" in dat vreemde, mooie,
toen gevaarlijke land. Allebei in hun
hart eigenlijk een beetje bang, het is
„bloedlink" daar bij Cheribon. Maar je
zat zo vertrouwd te praten die éne
was van U.D. en die andere van A.F.C.
Dan wist je toch wel hoe je althans op
elkaar kon rekenen. Toen ik naar bed
ging, begreep ik de betekenis van die
twee echte „clubs" beter dan ik het ooit
misschien bij een reunistendiner begre
pen had.
In datzelfde Bandoeng liep ik een
keer een speler van A.F.C. I tegen het
lijf, die in de eerste glorietijd op het
oude „Goed Genoeg" in ons goede oude
Watergraafsmeer een hoofdrol had ge
speeld. Het was hem maatschappelijk
niet zo best gegaan, maar nu was hij in
Bandoeng ambtenaar als ik mij wel
herinner bij de distributie of het Bevol
kingsregister of zo iets. Ook afgespro
ken 's avonds in mijn hotel. In dat ho
tel begon een beetje spanning te heer
sen, want de Resident kwam. In Indië
was bij de Hollanders de hiërarchische
verhouding: Onze Lieve Heer Ko
ningin Wilhelmina de G.G. de Re
sident. Vrij hoog dus, nr. 4 van 70 mil
joen. En de Resident had laten door
geven dat hij mij óók wilde spreken,
hetgeen mijn „image" ook met spron
gen deed stijgen.
Gelukkig was die A.F.C.-er er eerder
en wij zaten net een biertje te drinken,
toen de mare kwam: „DE RESIDENT".
Wij stonden net als alle andere mensen
keurig in de houding en toen kwam de
Resident, met wie ik een interview had
gehad, rechtstreeks naar mij toe, schud
de mij de hand wie ooit in Indië is
geweest kan begrijpen dat de halve
lounge flauw viel van jaloezie en zei
dat hij mij straks nog wilde spreken over
dat interview. Toen stelde ik laap Fi
scher aan hem voor een „doodge
wone" ambtenaar kende zó maar de Re
sident niet waarop de Resident zei:
„laap Fischer? Ik herkénde jou, maar
ik wist niet meer waar vandaan Ik
speelde toen in Concordia Delft met Jan
Thomée."
Wat toen gebeurde zal ik nóóit ver
geten. Jaap Fischer vergat alle hiërar
chische verhoudingen en zei: „Ja, ik zie
het. En U hebt die goal tegen A.F.C.
gemaakt die óns het Kampioenschap
kostte en het was nog off-side ook."
„Dat lieg je" zei de Resident. Klapte in
zijn handjes waarop de halve directie
kwam aanstormen en bestelde een
schoolbord met een krijtje, ('s Avonds
om half tien). Het spijt mij nóg dat ik
geen foto-toestel had, want een kwartier
later lag de Resident in zijn officiële
kleding op zijn knieën op de grond met
dat bord en tekende met dat krijtje pre
cies hoe het gegaan was. Moet U na
gaan: die wedstrijd was 30 jaar geleden
gespeeld. Fischer griste het krijtje uit de
hand van nr. 4 van de 70 miljoen, zei:
„Daar deugt geen bliksem van", wiste
alles uit en ging die situatie op zjjn ma
nier tekenen. Nou, dat was off side
Ik genoot van de zoals dat toen nog
heette „inlanders" die ons bedienden.
De „Orang blanda" was toch gék, dat
bleek nu toch wel, je zag het aan hun
ogen.
Wij waren niet gek, wij waren einde
lijk weer gaan zitten en daar zaten toen
niet de Resident, niet de ambtenaar, niet
de hoofdredacteur: daar zaten drie men
sen, die voetbalvrienden waren. Het ging
over „Goed Genoeg", over het „Laan
tje" in Delft. Wanneer zouden we dat
allemaal weer eens terugzien? Nou,
vooruit, dat lukt ook wel weer
„djongos, mintah doewa Bols, lekas"
Toen ik naar bed ging, begreep ik de
betekenis van die twee echte „clubs"
beter dan ik het ooit misschien bij een
reunistendiner begrepen heb.
J. W.
Nu we in het teken van 80 denken,
praten en schrijven is enige vergelijking
tussen A.F.C. en de tachtigjarige-oorlog
tegen de Spanjaarden op zijn plaats.
Nóg sta ik versteld hoe ontzettend
grote drommen landgenoten juist naar
dat land motten. Het land van die 80-
jarige vijanden. Van de roverhoofdman
Hertog van Alva zijn enkele merkwaar
digheden bekend, die nauw verband hou
den met A.F.C. en soms wat voetbal.
Alva bestormde vele stadjes in Noord-
Holland. Doch daar hoeft deze erkende
rotzak zich echt niet trots voor op de
hertogelijke borst te kloppen. A.F.C.
heeft namelijk in die tachtig jaren van
haar bestaan zowat alle noordhollandse
stadjes en dorpen belegerd. En we maak
ten er een veel grotere rotzooi dan Alva.
Wij denken met deernis aan Wormer-
veer, den Helder (daar zongen we: Oh,
heerlijk nieuwediep, ik wou dat je maar
onder water liep), Alkmaar, Hoorn, Pur-
merend en nog zo velen. Over Oostzaan
(O.S.V.) wordt zélfs niet eens meer één
woord gesproken.
Alva zag eens, bij een bestorming van
den Briel, zo'n loeris van een stenen ko
gel op zich afkomen. Hij nam de stuiter
op zijn head. En dat is nu precies de
allereerste gave kopbal geworden, later
bij voetbal zo veelvuldig toegepast. Na
deze fraaie kopbal kreeg de hertog enige
last van hoofdpijn.
2