Mixed Pickles 6 Arme oudjes TA eze rubriek heeft één bezwaar: zij wordt gelezen en dus willen sommige lezers nu meer weten over de „oude clubs", die dan in of vóór 1895 het oprichtingsjaar van A.F.C. van start gingen en zijn blijven bestaan. Waar zijn die ingedeeld en hoe staan zij ongeveer? Wij hebben dat voor u uitgezocht („Dit is de Schakel, die kan vinden, wat men wil weten bij de Vrinden") en moeten helaas zeggen dat wij het nu gaan hebben over de arme oudjes. Want die oudjes in de K.N.V.B. zijn wel rijk aan ervaring, maar arm aan capaciteiten. Van die 23 „old-timers" zijn vijf clubs in het semi-prof voetbal en 18 in de amateursector; geografisch is de verdeling: 12 West, 6 Oost, 4 Noord en één Zuid. Het opvallende is dat de oude clubs die overgingen naar het betaalde voetbal het er veel beter hebben afgebracht dan de amateur gebleven clubs: Sparta, Haarlem, Dordrecht (D.F.C.), Vitesse en Veendam staan er redelijk goed op. Helaas is het met de amateur gebleven oude clubs niet het geval en het is alles bijeen een vrij sombere affaire. H.F.C. onderaan de 2de klas, H.B.S. onderaan de 3de klas en U.D. Deventer onderaan de 4de klas. Clubs, die vroeger in de eerste klas een grote rol speelden! Alleen al deze opsomming is erg, want toen die clubs met als oprichtingsjaar 1879 tot 1895 begonnen, werden zij in de nog prille N.V.B. die slechts een paar afde lingen telde hoog ingedeeld; dat kon niet anders, want er waren geen lagere afdelingen. Maar nu spelen van de 18 amateurclubs uit die iaren twee in de eerste klas, zes in de tweede, zes in de derde en drie in de vierde klas en één van de 18 speelt in de Afdeling. Er zijn dus heel wat klappen gevallen, heel wat degradaties ondergaan. Wat is daarvan de oorzaak? Naar ons gevoel is het grote probleem bij de oudste amateur verenigingen dit: is men een VOETBALclub of een voetbalCLUB? Dus prevaleert de gezelligheid of prevaleert het resultaat? Wie de historie van A.F.C. kent en die probeert te begrijpen zal tot de conclusie komen dat dit ook bij ons vooral in de leiding vaak een grotere rol heeft gespeeld dan oppervlakkig wordt gedacht. De voorzitters die als het ware zelf een stempel drukten op de tendens in de club ik denk aan Schaf Scheepens, I. Galavazi, Dick Bessem en Henk Kappelhoff voelden dit aan. Schaf Scheepens was de geboren clubman, Dick Bessem de voorzitter, die bewust streefde naar de synthese tussen sfeer en succes, Galli en Henk Kappelhoff de voorzitters die A.F.C. best een gezellige club vonden beiden kwam men aan de Wandelweg en op Goed Genoeg niet tegen achter een glas melk met een droog beschuitje maar in hart en nieren overtuigd waren dat een grote voetbalclub eerst dan een prettige club is als er goed gevoetbald wordt. Ik herinner mij een voortreffelijke opmerking van Kappelhoff, toen hij voor een der bladen geïnterviewd werd gelijk met de voor zitter van V.O.C. De voorzitter van V.O.C. had het over amateurisme en over de prettige sfeer en eigenlijk stelde hij de resultaten enigszins secundair, waarop Kappelhof zei: „Ja, alles goed en wel, maar het borreltje na afloop smaakt mij beter als wij gewonnen hebben." En met die eenvoudige zin raakte hij eigenlijk de kern van de hele zaak. Te veel wordt bij de amateurs de klemtoon verkeerd gelegd als er gezegd wordt: „Nou ja, wij zijn amateurs, dus wij spelen voor ons lol." Dus geen intense training? niet het op zij schuiven van „de kruik" en het pakje sigaretten? Amateurs is inderdaad een buitenlands woord voor liefhebbers, al doet dit woord in het Nederlands denken aan een speciaal soort liefhebberij. Maar juist wie liefde heeft voor zijn sport zal er veel voor over hebben om die sport zo goed mogelijk uit te oefenen en helaas ontbreekt daar wel wat aan bij de oudere voetbalclubs. Wat een omzwaai het overigens kan geven als de zaak scherper wordt aangepakt leert H.V.V. De oude „Wassenaarse Leeuw" in de eerste decennia van de N.V.B. herhaaldelijk kampioen van Nederland, strompelde een beetje rond in de vierde klasse en de welpen waren helemaal nergens. Toen ging er een andere wind waaien aan de van Hogenhoucklaan in den Haag; wie goed genoeg werd geacht om in het eerste elftal te spelen moest prompt beloven op training te komen en niet naar de wintersport te gaan. Althans niet in het buitenland; op het Kopje van Bloemendaal en boven Arnhem was dat ook heel aardig. Sommige Hage nezen knipperden met hun ogen zo iets hadden ze nog nóóit beleefd. Maar die nog vrij jonge voorzitter en dc trainer hielden de poot stijf. Het lukte; H.V.V. 1 werd kampioen evenals het tweede. Een voorbeeld misschien voor verschillende arme oudjes, waarvan wij de huisvesting en de kamer nu laten zien. De Roeterstraat was er vroeger heilig bij. In de onderstaande lijst zijn de gegevens verstrekt van de competitie '72-'73 nadat bijna de helft van de wedstrijden was gespeeld. Van de achttien amateurclubs die vóór of in 1895 werden opgericht stonden er slechts twee bovenaan, n.l. P.W. (Enschede) en Olympia (Gouda); verder stonden twee van die clubs in de bovenste helft, n.l. A.F.C. en H.V.v' Zes stonden in de onderste helft en vijf op de laatste plaats. En twee van die vijf stonden onderaan in de vierde klas met ernstig degradatiegevaar naar de afdeling. De totale lijst zag er als volgt uit: Club Afdeling Plaats Kon. H.F.C. (1879) West I 2e klasse A onderaan Hercules (1882) West I 3e klasse D middengroep Robur et Velocitas (1882) Oost 3e klasse B midengroep D.F.C. (1883) Eerste divisie onderste helft Frisia (1883) Noord 3 e klasse A middengroep H.V.V. (1883) West 3e klasse A bovenste helft Concordia (1885) West 4e klasse A onderaan P.W. (1885) Afdeling Twente bovenaan Olympia (1886) West 3e klasse B bovenaan Be Quick Gr. (1887) Noord 2e klasse A onderste helft Quick Nijmegen (1888) 1ste klasse D middengroep Sparta (1888) Eredivisie bovenste helft Haarlem (1889) Eredivisie onderste helft

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1972 | | pagina 6