De ongekroonde koning
Dit is de Schakel die komt binden,
De oude club aan d'oude vrinden.
52e Jaargang
november 1972
No. 7
De Zilveren Ploeg is in A.F.C. een
merkwaardig verschijnsel. Slechts een
maal per jaar komt dit elitaire gezel
schap tesamen. Er zijn veel vaste klanten
bij van het dagelijkse A.F.C.-gebeuren,
maar er is toch een boeiende minder
heid, die het clubhuis slechts eenmaal
per jaar bezoekt. Dan komen zij uit hun
verscholen haardsteden naar Goed Ge
noeg. Een van hen was ik volledig uit
het oog verloren. Ik sprak hem verrast
aan met een naam waar hij bij nader in
zien niet naar luisterde, maar hij liet mij
kalm begaan. Ik ging naast hem zitten
en informeerde geïnteresseerd naar alles
wat hem in die jaren overkomen was. Op
dat moment kon ik er een eed op doen
dat hij de leider was van het elftal, waar
in ik mij in 1942 gebrekkig bewoog. Die
leider herinner ik mij sterk. Hij riep na
melijk altijd wanneer ik een bal ge
speeld had: George kijken. Hij riep dat
uiteraard in de veronderstelling dat ik
dat nagelaten had. Hij had soms gelijk.
Ik vond het leuk om hem weer eens te
rug te zien en op het moment dat ik mijn
herinnering aan hem wilde vertellen,
brak de twijfel in mij los. Nerveus door
zocht ik de rij van oude namen, die zich
na ruim dertig jaar A.F.C. in mij had
vastgezet. „Jij bent niet Eetje, verdomme,
jij bent Nico Neseker", zei ik lichtelijk
geraakt. „Inderdaad", antwoordde Nico
kalm. „Maar waarom zei je dan niets.
Waarom fluisterde je me niet toe dat ik
me vergistte?" „Waarom zou ik", zei
Nico, „ik vond 't zo leuk".
Een klein incident. Zo'n avond van de
Zilveren Ploeg. Er zijn mensen bij, die
daarin een vaste rol vervullen. Het lied
van Willem van de Marei aan het einde
van het diner. Het ophalen van geld
door Reinier Akkerman. Reinier heeft
daarvoor een techniek ontwikkeld, die
succes bij voorbaat verzekert. Naar de
bestemming van dat geld wordt nooit
gevraagd, maar dat het een nobel doel
is, daaraan twijfelt niemand. Ook Henk
Kappelhoff vervult een vaste rol. Een
beperkte weliswaar, maai niettemin. Hij
roept tijdens het diner wanneer iemand
een speech afsteekt, die zelden in abso
lute stilte wordt afgewikkeld zo'n
keer of vijf stilte of orde. Hij doet dat
zó hard dat de spreker gewoonlijk meer
door zijn stem dan door de gebruikelijke
interrupties van z'n apropos wordt af
gebracht. Ik kan mij herinneren dat
Henk's vermaning in vroeger jaren wel
eens irritaties opwekte. Dat is nu niet
meer het geval. De leden van de Zil
veren Ploeg hebben Henk's optreden aan
het diner inmiddels tot een traditie in
A.F.C. verheven. En u weet 't, tradities
zijn sacrosanct.
De Zilveren Ploeg is een bewegend ge
zelschap. Ieder jaar vallen er af. Dit
jaar waren dat Charles Jungen, Gé
Struijs en Harrie Stumpf. Gé is de enige
doelman, die ik mij herinneren kan, wiens
coiffure aan het eind van de wedstrijd
nog even onberispelijk was als aan het
begin. Charles was het idool van mijn
jeugd. Het schijnt dat degenen, die met
hem speelden, daar anders over denken,
maar de tijd, nietwaar, heelt alles. Er
kwamen weer nieuwe leden bij. Een van
hen, mijn tafelgenoot, was Leo Horn.
Leo is een man, die zijn leven lang kans
heeft gezien op de scheidslijn tussen har
monie en conflict te leven. Vooral het
laatste trekt hem aan en dat waardeer
ik in hem. Er worden van zoveel harten
moordkuilen gemaakt dat een man, die
dat principieel niet doet, sympathie ver
dient. Namens de nieuwe leden van de
Z.P. hield hij een speech. En een goede
ook. Hij vindt A.F.C. een creatieve club.
Het is te hopen dat 't zo blijft. Stel je
voor dat er in A.F.C. een stroming zou
ontstaan die het eersteklasse-schap zó
belangrijk gaat vinden dat daarvoor de
hand gelicht moest worden met de ballo
tage. De hemel sta ons bij. Dan zou
eens een man als Arie Waayer mis
schien niet meer gevonden worden. Arie
is de ongekroonde koning van A.F.C. Hij
leidt het gezelschap met onvaste hand en
men doet dus precies wat hij zegt of wil.
Wanneer hij omstreeks half negen op een
tafel klimt en de verwarde troep ver
maant de laatste te nuttigen voor het
aan tafel gaan, wordt er niet gemord.
Zijn redevoeringen aan tafel kunnen wel
eens wat uitlopen, al naargelang de con
sumpties, die hij genoten heeft, maar hij
blijft onweerstaanbaar.
Zij, die leven aan de periferie van
A.F.C. en bij een schaars bezoek aan een
thuiswedstrijd 90% van de club niet
meer kennen, voelen zich zo'n avond
weer A.F.C.-er. Dank zij Arie.
G. W.