AJAX
Zij knokken tegen elkaar
IMÉÊSÊM^My
-
BRANDWEERMATERIAAL
DE TOP
IN BRANDBEVEILIGING
DE BOER N.V.
'h&jOxSlfi
en Feyenoord waren ook toen al sterk
en machtig. Wat deze clubs hebben be
reikt, is door eigen inspanning en (be
stuurlijke) kracht tot stand gebracht. Zij
hebben nooit de hand opgehouden en
ook nimmer een poging gedaan de bezit
tingen van anderen als het ware te naas
ten. Het plan van Stoop zal, ondanks
een zekere aanhang, waarschijnlijk geen
kans van slagen hebben. D.W.S. schijnt
een bloeiende amateurafdeling te heb
ben. Waarom besteedt de voorzitter van
een mislukte of vrijwel mislukte profclub
eigenlijk zijn tijd niet aan nuttige acties
van iets wat nog altijd de moeite waard
is?
AMSTERDAM-CRUQUIUSWEG 118
TELEFOON (020)-54001
door Ruur van den Hende
Hoe ziet een sportredacteur van een, in
eerste instantie toch, landelijk dagblad
als De Tijd wil zijn het amateurvoetbal?
Die sportredacteur ziet helaas veel te
weinig van het voetballen der ama
teurs om daar een zinnig woord over te
kunnen zeggen. Zijn kennismaking blijft,
zoals in mijn geval, beperkt tot het sup
porter zijn van het jeugdelftal waarin
zijn zoon speelt jongetjes van elf,
twaalf jaar blijken al heel aardig ge
schoold in techniek en tactiek en voor
het overige beperkt hij zich tot het
's zondagsavonds op de krant pijlsnel op
zoeken van de uitslag van de club uit
zijn jeugd. In mijn geval het Winschoter
W.V.V.
Ambtshalve krijg je als sportredacteur
wél met de amateurs te maken als het
gaat om de vergaderingen van de
K.N.V.B. Ik moet zeggen, dat dan zowel
de afgevaardigden van de profs als van
de amateurs me bitter tegenvallen. Ze
mogen dan georganiseerd zijn in één
bond, ze plegen doorgaans tegen elkaar
te knokken. Ze zijn in de loop der jaren
kennelijk te veel uit elkaar gegroeid om
oog voor eikaars zaken te kunnen of wil
len hebben.
Ambtshalve heb ik bovendien in zo
verre met de amateurs te maken, dat ik
uiteindelijk verantwoordelijk ben voor
wat er in onze krant amateur-voetbal
wordt geschreven. Dat is al met al nog
heel wat. Op maandag alleen al zo'n
anderhalve pagina. Het klinkt een beetje
snobistisch, maar het is niet zo bedoeld:
omdat De Tijd er veel waarde aan hecht
haar reputatie van veelgelezen sportru-
briek hoog te houden, heeft zij een eigen
man voor de eerste klas amateurs. Hij
ziet elke week één wedstrijd; hij heeft
contact met de overige clubs. Een deel-
specialisme binnen het voetbal dus. Deze
specialist, Jan Dee, heb ik vier vragen
gesteld. Als de man, die elke week tus
sen de amateurs verkeert, antwoordt hij
op de volgende vragen:
1. Hoe is over het algemeen de kwali
teit van het amateur-voetbal in de
eerste klas?
2. Welke functie zie je het amateurvoet
bal hebben? Aanvoer van een nieu
we lichting profs en/of uitlaat voor
ex-profs, die nog niet helemaal wil
len stoppen?
3. Hoe amateuristisch is dit amateur
voetbal?
4. Is er sprake van invloed van het
profvoetbal (goede en slechte; tactiek
en slechte manieren als neerleggen,
shirtje trekken, spel bevriezen om
voorsprong vast te houden)?
Vraag 1:
Gezien de mogelijkheden bij een ama
teurvereniging (daarover later) is de kwa
liteit van het spelpeil in de top van de
eerste klas redelijk te noemen. Er zijn
enkele uitschieters, die vrijwel elk jaar
in de top van de districten te vinden
zijn en daaronder een grote massa, die
aardig maar zeker niet groots voetbalt.
De meningen van „deskundigen' over
de kwaliteit lopen nogal uiteen. Zo zegt
Hans Kraay, trainer van Elinkwijk (bo
venaan in IA): „Er zijn ploegen in de
eerste klas, die zo hadden kunnen mee
draaien in de voormalige tweede divisie,
en zelfs misschien wel in de huidige
eerste divisie." Ik deel deze mening voor
een groot deel. Het enige dat er aan
ontbreekt is conditie. Twee a drie keer
in de week trainen is te weinig om een
optimale conditie te verkrijgen. Boven
dien zo zegt bijvoorbeeld A.F.C.'s eigen
Piet Ouderland: „Het blijven amateurs.
Ik kan die jongens tot niets verplich
ten, want zij voetballen voor hun ple
zier." Ouderland is trouwens ook een
heel andere mening toegedaan dan
Kraay over de kwaliteit (maar dat zal
wel komen omdat hij een zwakkere
ploeg onder zich heeft). Hij zegt: „Deze
amateurs zouden niet opkunnen tegen
de betaalde B-elftallen."
Er zijn in de zes districten echter
maar enkele topelftallen die eventueel op
gelijke hoogte (technisch en tactisch
dan) staan met de lagere profs. Die vind
je vooral in West I en West II, met
enkele uitzonderingen in oost (Enschede
misschien) en noord (Sneek en Drach
ten). In het zuiden is de kwaliteit, sinds
het afzakken van Middelburg, erg matig.
Vraag 2: Als je bedoelt de functie
van de topelftallen dan geldt zowel het
eerste als het tweede. Aanvoer van een
nieuwe lichting en een uitlaat voor
profs die nog niet willen stoppen. Al is
dat laatste voor die spelers zelf niet zo
belangrijk, wel voor de clubs waarin ze
spelen.
De meeste trainers hebben graag een
paar geroutineerde krachten, al moet dat
natuurlijk niet de spuigaten uitlopen, zo
als bij Elinkwijk met Van der Linden,
Sparendam, Van Tamelen, Van der Lugt
en Lamaitre. Kraay zegt dan wel, dat hij
het eerste seizoen in de eerste klas lie
ver met geroutineerde jongens zal probe
ren door te komen dan met een onerva
ren jonge ploeg, maar de verhouding is
daar helemaal zoek. Het is zeker nuttig
dat er enkele ouderen in het veld lopen,
die de jongeren kunnen opvangen. De
aanvoer voor het betaalde voetbal is de
laatste jaren echter aan het teruglopen.
Echte opzienbare transfers van amateur
talenten naar de profrijen kan ik mij de
laatste twee jaar niet herinneren. Alleen
Gerrit Vooijs (AZ, ex Quick Boys) en
Fred Bischot (Telstar, ex-SDW) zijn
direct doorgebroken. De rest blijft in
het B-elftal ronddolen en komt van lie
verlee weer bij de amateurs terecht. Dat
is een zeer grote groep spelers, die vaak
de basis van de amateurelftallen vor
men. Voorbeelden genoeg: bij Uithoorn
Veeken en De Koning, bij S.D.W. Seve-
rijnse. Bij D.C.G., Hoogeveen. Bij
A.F.C., Burke, Van der Griend. En een
hele rits bij Elinkwijk.
Ik ben persoonlijk niet zo voor al die
ex-profs. Ze houden de aanvoer van de
jeugd tegen, omdat zij vaak de plaatsen
bezetten van de jongere spelers, die op
het punt staan door te breken, maar er
nu nooit komen. Dat komt ook omdat
de jeugd-begeleiding bij de meeste clubs
erbarmelijk is. En omdat de meeste
clubs de sociale blunder begaan vrijwel
uitsluitend naar de resultaten van het
eerste elftal te kijken.
Slecht
Vraag 3: Het antwoord hierop zit al
voor een gedeelte in het vorige ant
woord. De begeleiding bij de meeste
clubs is slecht. Vooral van de lagere elf
tallen, maar ook bij de eerste elftallen
gebeuren soms de gekste dingen. Met
name op het gebied van de medische
begeleiding is er nog veel mis. De moge
lijkheden (zie antwoord 1) bij een ama
teurvereniging om uit te groeien tot een
volwaardige speler zijn erg klein. Pas als
een speler gekozen wordt voor een of
andere selectie krijgt hij de kans om er
iets van te maken. Er zijn echter clubs
die in het verleden, en misschien nu ook
wel, bewust spelers hebben achter ge
houden om ze niet aan het betaalde
voetbal kwijt te raken. Daarom ook
heeft het Nederlands amateurelftal pas
de laatste tijd enige suksessen geboekt.
Vroeger weigerden er clubs om hun spe
lers naar de centrale trainingen te laten
gaan.