Matei Sliffidetó,
Algemene vergadering
De jaarlijkse algemene ledenvergadering
van A.F.C. zal worden gehouden
op woensdag 31 juli as.
in de Sociëteit „Goed Genoeg".
De aanvang is bepaald op 20.— uur.
De agenda zal nader worden
bekend gemaakt.
RECEPTIES,
Tel. 72 04 64
LUNCHES en
VAN BREESTRAAT 3 (bij Concertgebouw)
DINERS
poolt allen mee, het is voor a.f.e.
Daar gingen onze beste jongens. Jaren
lang zorgvuldig gekweekt, gekoesterd en
in gepaste mate bewierookt. Hup, drie
briefjes van duizend. Dag, beste jongen,
het gaat je goed. Een academicus zou
er meteen statistieken bij gaan slepen
om te onderzoeken wat de nadelige ge
volgen geweest zijn voor die clubs, die
hun beste krachten aan het gouden kalf
hadden geofferd. Hebben we eigenlijk zo
iemand nodig? Als we ons tot de hoofd
stad beperken, een mooie graadmeter,
hoeveel van de toenmalige amateurver
enigingen hebben zodanig geleden, geof
ferd aan het kalf voornoemd, dat ze in
het onbekende niets zijn gedegradeerd?
En met het onbekende niets bedoel ik
gewoon opgeheven, niet meer bestaand.
Weg club, dag beste club. Hoeveel? Niet
één. Alle Amsterdamse amateurclubs uit
het revolutiejaar 1953 bestaan nog, velen
zelfs welvarender dan ooit. Het gemop
per over het wegroven van onze beste
kinderen kan gevoegelijk achterwege
blijven. En toegegeven, dat is ook in de
loop der jaren minder geworden. Door
de jaren wordt men wijzer.
Dit jaar is men zelfs het kalf wat
onder de kin gaan kietelen, men wil
graag wat meer dan die drie simpele
rode briefjes. Hahahet kalf wordt
een (melk) koetje.
Maar dat is de onaantrekkelijke finan
ciële kant. Wij, amateurs, zijn idealisten.
Hoog in onze banieren staat immers de
fameuze spreuk van Baron de Couber-
tin, grondlegger van de moderne Olym
pische Spelen: „Het gaat om het deel
nemen, niet om het winnen." Of iets van
gelijke strekking. Citeren is niet mijn
sterkste kant.
Maar goed, deelnemen, niet winnen.
Winnen is onbelangrijk. Kramers Woor
denboek, 9e druk, zegt: „Amateur
een liefhebber, niet vakman". Ik ben
liefhebber, jij bent liefhebber, hij is een
liefhebber, wij zijn liefhebbers. De twee
de toevoeging in Kramers Woordenboek
kunnen we beter achterwege laten, dit
om pijnlijke tenen te voorkomen. WIJ
ZIJN LIEFHEBBERS. Wie dat durft
tegen te spreken mag in de volgende
Schakel z'n vinger opsteken. En daar
om vraag ik me steeds af, waarom we
ons zo druk maken, waarom er steeds
emmers kritiek leeggegooid worden over
de „ongelukkigen", die onder aan de
ranglijst bengelen. „Het gaat niet
goed met het 9e en ook niet met het
14e. Jongens, we verwachten van jullie,
nee we rekenen op jullie. Zorg dat
je de volgende maand hoger staat, hoor.
Pas op, hoor. Houdt onze kleuren
hoog." Waarom? Ze nemen toch deel,
ze hebben toch lief. Wat maakt het uit,
dat ze onderaan bengelen? Ook vanaf
die plaats kunnen ze het leer even harts
tochtelijk liefhebben als van de boven
ste. Of zullen de rampzalige rode-lan
taarn-dragers door de week wegteren
van woede vanwege hun onkunde.
Nu ai gaan er een heleboel vingers de
lucht in: „Charlie, wat is dit voor een
onzinnige redenatie? Het zou toch te
belachelijk zijn als we zondags het veld
opgingen om te verliezen. Kan je net
zo goed wegblijven. Waar blijft het spel
element? Je damt, je schaakt, je tennist,
je zwarte-piet, je voetbalt om te winnen.
Zodra je in een spel een tegenstander
tegenover je hebt is het de bedoeling
om hem de baas te zijn. Zo zijn alle
spelen sinds we rechtop gingen lopen ge
speeld. Dat is trouwens je instinct, dat
ligt in de lijn van de evolutie."
Aha, nu wordt het tijd om er een
academicus bij te slepen. Ik laat me niet
zo gauw in een hoek drukken. Professor
P. C. Kuiper, hoogleraar psychopatholo
gie en klinische psychiatrie van de Am
sterdamse universiteit, sprak nog onlangs
in een kranteartikel over de mens, als
een in sociaal verband levende roofaap.
Over evolutie gesproken. Tussen de han
dige en bekwame linksbuiten van het
13e en de Neanderthaler van pakweg
zo'n 125.000 jaar geleden zit in wezen
geen verschil. (Pieker daar niet te veel
over, linksbuiten, het geldt voor ons alle
maal.) Het bewuste artikel ging wel niet
direct over onze geliefkoosde sport, de
geweldexplosie stond centraal, maar de
HH geleerden zijn unaniem van mening,
dat de mens van vandaag nog barstens
vol agressie zit.
Het spel is een prachtige uitlaatklep.
De opgehoopte agressie van een week
verdrukking, chefs, verkeer, tévé, vrouw
krijgt vrij baan. De man in het an
dere shirt heeft net je 5e bijvrouw uit
de takken van je eigenste boom geroofd.
Z'n glimlach is wel kenmerkend voor
twintig eeuwen beschaving, maar toch
Anno 1968 leven we nog steeds in het
knotsiale tijdperk, vandaar wellicht dat
winnen iets te maken heeft met agressie.
Een hele troost voor de beschaafde rode
lantaarn-dragers.
Zinnig of onzinnig, je kan op vele
manieren liefhebben en dan hebben we
het nog niet eens over staats- of schijn-
amateurisme gehad.
Dit stukje wil geen pleidooi zijn voor
het betaalde voetbal maar men moet
toegeven, dat het daar veel eenvoudiger
ligt. Door te winnen zie je je moeite
beloont met klare munt en de kans, dat
je een complexje oploopt is veel ge
ringer.
CHARLIE,
8