Mixed Pickles BequnstiQinq van onze aöve.RteeRöeRS, houöt öe schakel in stanö 5 Vierde klassers? Toen nu al bijna vijftien jaar geleden waar blijft de tijd de splitsing kwam tussen semi-prof voetbal en amateur voetbal en wij de indeling kregen: (semi-profs) Ere-Divisie, Eerste divisie en Tweede divisie en bij de amateurs de in deling van eerste klasse tot en met vierde klasse waren er verschillende bestuursleden en ook journalisten, die deze in deling zo beoordeelden, dat de eerste klasse amateurs moest worden beschouwd als de vierde klasse van vóór de splitsing en de tweede klasse amateurs als vijfde klasse van vóór de splitsing. In deze rubriek hebben wij deze stelling steeds bestreden en aan de hand van de verschillende indelingen kunnen bewijzen, dat wij (AFC was toen nog tweede klasser) uitkwamen tegen clubs, waarvan de indeling niet zo héél veel verschilde van de vroegere en dat men echt niet „door kon tellen" van eerste tot en met vijfde klasse. Wij vinden het bijzonder verheugend, dat niemand minder dan ir. A. van Emmenes dit nu eens openlijk heeft beves tigd. In „Zaken, die ons raken", het blad van de Landelijke Bond van Amateurvoetbalverenigingen heeft hij een gedegen studie geschreven onder de kop: „Veertien jaar betaald voetbal. Verbetering, verslechtering of gelijkgebleven?" Over het amateurvoetbal schrijf in deze analyse: „Het amateurvoetbal krijgt nog te weinig kans om zich te ontplooien. Het is er vergeleken bij vroeger kwalitatief ze ker niet op achteruit gegaan en ik heb de indruk dat de prestaties van het Nederlandse amateurelftal de vergelijking met die van het Nederlands elftal in de laaste jaren voor 1954 wel kan doorstaan. Er zijn echter nog remmende factoren, die een gunstige ontwikkeling tegenhouden, o.a. de te gemakkelijke overgang van amateurs naar het betaalde voetbal. Voor vele vooraanstaande amateurclubs is feitelijk weinig veranderd, behalve dan de zeer gelukkige omstandigheid dat zij zich dank zij de toto financieel heel wat beter kunnen roeren dan voorheen het geval was. Een toto die laten de amateurs dat niet vergeten haar bestaan en haar bloei voornamelijk dankt aan de activi teiten van de clubs in het betaalde voetbal. Kwalitatief bezien kan men de eersteklassers der amateurs vergelijken met de tweedeklassers van voor 1954. Men zegt wel eens, dat het in feite vierdeklassers zijn, komende immers achter ere-divisie, eerste en tweede divisie, maar dat is dwaasheid. Vroeger had men ca. 60 eersteklassers en toen het betaalde voetbal kwam, waren het er, dank zij de inwerkingtreding van het plan-Burgwal, 56. Daaronder kwam dan de tweede klasse. Tegenwoordig zijn er 57 clubs in het betaalde voet bal (nog altijd veel te veel!) en daaronder komen dan de 73 eersteklassers bij de amateurs (een aantal dat ik persoonlijk ook te groot vind, maar dat is een andere kwestie). Clubs als AFC, Neptunes en noem ze maar op, hebben dezelfde kwaliteit, zo geen betere, als vóór de voetbalrevolutie van 1954." In de aandacht aanbevolen van óók sommigen bij ons, die eigenlijk een kampioenschap van nu niet zo „echt" vinden. En wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken, dat dit juist een psychologische factor geweest is, waardoor ons eerste elftal dit jaar geen kampioen werd. Voetbal-Minded? Over het algemeen wordt aangenomen, dat Amsterdam niet zo heel erg „voetbal-minded" is. Maar weet men wel, dat weer (net als een halve eeuw geleden) gesproken kan worden van de „hoofdstedelijke voetbal-suprematie"? In het seizoen 1968/1969 zal onze goede Amstelstad in de eerste klasse A van de amateurcompetitie met niet minder dan zes clubs vertegenwoordigd zijn. In alphabetische volgorde: AFC, DCG, IOS, OVVO, SDW en de Spartaan. In den Haag is de laatste eerste klasser VUC overigens na een fantastische eindspurt, die het beste voor een snelle „come back" doet hopen gedegradeerd en het nationale voetbalcentrum Rotterdam heeft vier eerste klassers n.l. CVV, de Mussen, Neptunes en Overmaas. Is het dan niet fout om Amsterdam niet voetbal-minded te vinden? Inderdaad. De oorzaak schuilt in een verkeerd begrip van wat eigenlijk „voetbal-minded" is. Men denkt dan aan het aantal toeschouwers bij de wedstrijden van de semi-prof clubs. Dat is in Amsterdam niet groot. Laten wij het verblindend succesvolle Ajax dat overigens bij een capaciteit van 24.000 toeschouwers nog niet eens altijd uitverkocht is nu even buiten beschouwing, dan is het maar minnetjes. Voor het aantal toeschouwers bij de Volewijckers draait de pen ningmeester van DCG zijn hand niet om, DWS moest de full-prof status loslaten en Blauw Wit moest kleiner gaan wonen. Maar dit geldt dan de z.g. „passieve recreatie". Amsterdam biedt in tegenstelling tot den Haag en Rotterdam zó enorm veel, dat het betaalde voetbal van buitengewone kwaliteit moet zijn wil de Amsterdammer daarvoor de tamelijk gepeperde entree prijzen betalen. Met de „actieve recreatie" die uit een oogpunt van volksgezondheid natuurlijk veel belangrijker is zit het in Amsterdam juist zeer goed. Dat is altijd zo geweest: de werkelijk groten van de „actieve recreatie" het zélf beoefenen van de sport dus waren vaak Amsterdammers. Wilt U namen? Bertus Gunther, Max Euwe, Fanny Blankers-Koen. Wij noemen er maar een paar. Amsterdam is wél voetbal-„minded". Want de helft van de eerste klassers uit de eerste A amateurs bestaat nu uit Amsterdamse clubs en dat is veel belangrijker dan het aantal mensen dat in het Zuiderpark, op Spangen of op Feyen- oord hun club zit aan te moedigen. Het gaat namelijk niet om het „zitten" maar om het „spelen". de Sportkroniek Na een fel bewogen bestaan houdt thans de Sportkroniek in haar 66ste jaargang oudste en enig overgebleven sportblad uit de pioniersperiode van het voetbal op te verschijnen. Dat zal vele ouderen, die het blad in zijn glorie tijd hebben gekend, toch wel iets doen. En zeker de nu al zéér oude laap Moorman, die als beroepsmilitair met de Soortkroniek in 1902 begon en via dit blad een uitgeverij van betekenis opbouwde, zodat hij al lang geleden van de wapenrok afscheid nam. De ouderen herinneren zich nog wel de strijd op leven en dood tussen Het (groene) Sportblad van Chris Groothoff, Sport van Doe Hans en de Sportkroniek van Moorman. De jongere generatie, die zondagsmiddags om half vijf de voetbaluitslagen van heinde en ver hoort voorlezen kan zich niet indenken dat wij als jongens donder dagsmiddags in de Gravenstraat bij de drukkerij stonden te wachten tot de eerste exemplaren van het Sportblad van de pers kwamen. Sport jakkerde en kwam daarna op dinsdag uit, de Sportkroniek haalde toen een stunt uit door zichzelf in tweeën te splitsen en twee keer per week te verschijnen, op maandag en donderdag. De Sportkroniek overleefde de strijd, die vinnig en fel was. Wat een tijd was dat in de sportjournalistiek. Namen schieten te binnen: Moorman zelf, Hoven, Meerum Terwogt, Gosschalk, Willinge men spaarde elkaar niet, maar bleef goede vrienden. De geïllustreerde sportbladen, de Revue der Sporten van Leo Lauer en Sport in Beeld van Sythoff konden het ook niet houden. De Sportweek kwam en ging en het enige plantje dat tot grote bloei zou komen bleek Sport in en om Amster dam van Geudeker te zijn, dat na de oorlog vooral toen de Sportwereld van Koopal de strijd moest staken -als Sport/Sportwereld de lezersmarkt veroverde. De geroutineerde en bekwame Geudeker kreeg hulp van van Emmenes die als Delfts ingenieur zich helemaal verdiept had in de voetbaltechniek en haar systemen en in de periode 1930-1940 de Sportkroniek nog een eigen gezicht had weten te geven.

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1968 | | pagina 5