Mixed Pickles
ueGunstiGino van onze aöveRteeRöeRS, houöt öe schakel 111 stanö
N ieu w jaarswens
Ik heb er zelfs een woordenboek op nagekeken maar ik kan werkelijk geen nieuwe bijvoegelijke naamwoorden meer vin
den om mijn jaarlijkse hommage te brengen aan Bob Wildcboer. Jan Snelleman, Ems a Cohen en Cor van Peperzeel.
Wat dit kwartet op Nieuwjaarsdag ons voorschotelde, voorspeelde en voorzong bracht een stampvol Goed Genoeg tot laaiend
enthousiasme. De tekst van de Nieuwjaarswens was geestig, beschaafd en „to the point". Ems a C.ohen werd in de recensie,
die mijn zoon George over de Revue „In diamanten gloed" in de Telegraaf schreef, een parel genoemd. Ik kan alleen
maar zeggen dat die parel elk jaar nog in glans toeneemt. Op Jan Snelleman ben ik jaloers. Hij kan ook op zijn vingers
fluiten en dat is een van mijn onvervulde idealen. Ik heb het als jongen geprobeerd en toen mijn tong verzwikt, het
geen overigens een hele rust betekende voor de naaste omgeving. Wat accompagnateur Cor aangaat vrees ik, dat men
zó gefascineerd is door hetgeen zich op de „Bühne" afspeelt dat men niet in de gaten heeft hoe buitengewoon knap onze
pianist de gezongen liederen „draagt". Driewerf hulde en bravo voor ons unieke Nieuwjaarskwartet.
Beroepsvoetbal
De Amsterdamse Sport Pers, die voor leden en genodigden iedere veertien dagen in het restaurant van het Olympisch
Stadion een bijeenkomst belegt waar interessante onderwerpen door interessante mensen worden behandeld schoot bij
haar eerste optreden in 1967 midden in de roos. Als spreker trad op Klaas Nuninga, een van de befaamde Ajax-schutters,
oud-speler van W.V.V. en oud-onderwijzer die zijn ervaringen in en zijn mening over beroepsvoetbal in een causerie van
ruim drie kwartier vastlegde op meer dan voortreffelijke wijze. Hier sprak het type van de nuchtere Groninger, die met
beide benen op de grond staat, die verder als onderwijzer een goed oog bleek te hebben op de sociale en paedagogische
aspecten van voetbal (zijn heengaan is bepaald een verlies voor het onderwijs) en wars bleek te zijn van het berijden van
stokpaardjes. Nuninga stelde, dat beroepsvoetbal in de eerste plaats voetbal is en dat men tijdens de wedstrijd werkelijk
niet aan „het geld" denkt. Hij was scherp in zijn critiek op de tactiek, die bij de wedstrijden om de Europa-Cup wordt
gevolgd en er zo vaak toe leidt dat de wedstrijden niet om aan te zien zijn en ging diep in op de sociale aspecten van
het beroepsvoetbal. De periode waarin men actief is, is veel te kort om voldoende geld over te houden. Wat gebeurt er
als men „uitgespeeld" is? Zolang de spelers algemeen bekend zijn worden er alle mogelijke fraaie beloften gedaan, maar
wat blijft daarvan in de practijk over? Ook ging Nuninga in dit verband in op de problemen bij de verzekering. Hij be
lichtte op zeer rustige en overwogen wijze alle facetten en sprak behartenswaardige woorden tot de spoitjournalisten,
op wie hij een dringend beroep deed 0111 de noodzakelijke objectiviteit te betrachten en niet beurtelings een speler op
te hemelen of te verguizen. Iedere speler heeft zijn goede en slechte dagen. En voor diegenen onder zijn gehoor die hun
hart verpand hebben aan het amateurvoetbal was het hartverwarmend te horen hoe deze beroepsvoetballer over het
amateurisme denkt. Hij stond zeer critisch tegenover de actie van Volewijckers en vroeg: „Wat is er voor oneervols in om
terug te keren tot het amateurisme als je het niet houden kan in het betaalde voetbal?"
Het ware te wensen, dat de redevoering van Klaas Nuninga (men mag Ajax gelukwensen een zo goede sportman en zo
gaaf mens in haar gelederen te hebben) in druk verscheen en op grote schaal verspreid werd. Vooral dan onder de
bestuursleden van die semiprof-clubs die uit koppigheid, opgeblazenheid en kortzichtigheid hun clubs naar de ondeigang
voeren inplaats van tijdig desnoods dan op het laatste nippertje overstag te gaan.
Waar zijn zij?
Waar zijn zij gebleven, tal van oude en gevreesde tegenstanders? Ge moet eens snuffelen in de standen van de vierde
klussers en dan slaat de schrik U om het hart. Daarin komen thans uit (wij bepalen ons tot enkele clubs die ons ooit
heilig respect inboezemden) Schoten, Kinheim, W.F.C., West Frisia en Rapiditas. Schoten won nog van A.F.C. met 2-0 in
het seizoen dat wij eerste klasser werden. Soms is het afzakken of verdwijnen van clubs wel begrijpelijk. Dat dit de studen
tenclubs als Forward (Groningen), G.V.C. (Wageningen), Kampong (Utrecht) en Concordia (Delft) overkwam is sociologisch
best verklaarbaar. Maar het zó terugvallen van de ooit leidende clubs in Enkhuizen, Wormerveer en Weesp, die de hele
bevolking achter zich hadden, is voor een buitenstaander onbegrijpelijk. Hierin zit toch een waarschuwing voor A.F.C.,
juist nu het zo goed gaat. Tussen opgang en neergang zit toch eigenlijk maar een heel klein hekje en als er een terug
slag komt dan blijkt het afglijden steeds sneller te gaan. Typisch, want dat zie je precies zo in de conjunctuur en met de
effectenkoersen. Ook de voetballerij leert ons, dat je sneller van een trap afdondert dan haar oploopt.
In de houding
Over een ogenschijnlijk niet zo belangrijke maar qua goede manieren toch eigenlijk wel belangrijke aangelegenheid is
een polemiek ontstaan tussen „de Sportkroniek" en „de Contractspeler". Het gaat om het volgende: Stempels (redactie
Sportkroniek) heeft zich geërgerd aan het feit, dat de persfotografen bij een internationale wedstrijd tijdens het spelen
van het Wilhelmus rond de in de houding staande spelers van het Nederlandse Elftal rennen om plaatjes te schieten
waardoor het plechtige karakter van die begroeting volkomen te loor gaat. De „Contractspeler" reageerde met de opmer
king dat deze mensen hun werk doen en dat is hun boterham. De oud-voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Foto
journalisten Peter van Breukelen meent dat de volksliederen door de sportfotografen zoveel mogelijk geëerbiedigd worden
en de plaatsvervangend S.l'. van de K.N.V.B. Burgwal heeft zich aan het fotograferen niet gestoten. Hij is van mening,
dat de fotografen hun werk onopvallend en geruisloos verrichten.
Burgwal lijkt mij erg optimistisch. Dat de fotografen hun werk geruisloos doen, is juist. Deze nijvere lieden gebruiken
namelijk fototoestellen en geen mitrailleurs. Maar „niet opvallend"?
Nou, nou Ik ben het eerder met Stempels eens. Aangezien, zoals gebruikelijk, iedereen er een eigen mening op na
houdt en niemand een oplossing aan de hand doet doe ik een schuchtere poging. Als het elftal nog in de kleedkamer is,
kan dan de elftalleider niet zeggen: „Blijven jullie na het spelen van het Wilhelmus even in de houding staan. Dan
kunnen de fotografen hun werk doen." Helemaal geen gefotografeer en geren dus tijdens het Wilhelmus. En dat nog
even blijven staan kost nog geen minuut want de sportfotografen zijn over het algemeen zeer vakbekwaam en kunnen
hun werk in een oogwenk verrichten.