Mixed pickles
Bequnstiqinq van onze aöveRteeRöeRs, houöt öe schakel in stanö
5
Cricket
TTet bestuur van de K.N.G.B. heeft, ten aanzien van de degradaties en promoties beslissingen genomen waarmede
ieder die meent dat een competitie dan ook een echte competitie moet zijn, het van harte eens zal zijn. H.C.C. II is
gedegradeerd uit de eerste klasse A en vervangen door de kampioen van 1 B, het Haagse Quick. Ons bloedeigen tweede
is ook gedegradeerd.
Volgend jaar speelt A.C.C. I dus weer in de hoogste klasse van de Cricketbond, een even welkome als verdiende belo
ning voor de prachtige eindspurt van de afgelopen zomer. Onze spelers zullen zich moeten meten met H.C.C., Rood en
Wit, V.O.C., H.B.S., Haarlem, V.R.A. en Quick. Acht ploegen dus, die volgens de officiële mededelingen 14 wedstrijden
moeten spelen.
De vraag rijst of het nu niet tijd wordt om over te gaan tot een gesloten competitie met automatische promotie en
degradatie. Als wij alleen al nagaan wat er drie maanden lang gezegd, gediscussieerd en.... geroddeld is over het al of
niet degraderen van „de Haagse twee" dan geloven wij, dat het Bondsbestuur maar rustig tot automatische degradatie en
promotie moet overgaan.
Nu wij het toch over critiek hebben willen wij Max de Bruin van harte complimenteren met de laatste „Pitch". Hoe
veel uren werk daaraan gespendeerd zijn laat zich slechts bevroeden. Ieder statistiekje is lezing en analyseren ten volle
waard. Bijzonder interessant is de statistiek over de hoogste tien totalen van A.C.C. I, gerekend over onze gehele historie.
Dan blijkt dat Wally van Weelde en Piet Sanders Jr. toch wel een enorme rol hebben gespeeld. Wally van Weelde staat
nr. 1 op de battinglijst met 6.530 runs, nr. 4 op de lijst van de bowlers met 445 wickets en nr. 2 op de lijst van de
„catches" (125).
Piet Sanders Jr. was onze meest succesvolle bowler met 782 wickets, de vijfde batsman (2380 runs) en nr. 8 op de lijst
van onze catchers (62).
Het zal ons benieuwen waar Henk van Weelde tenslotte zal belanden. Hij is nu onze 3de batsman (2831 runs, broer Wally
zal hij dus wel niet| meer inhalen), de vierde bowler (445 wickets) en de derde catcher (121). Volgend seizoen komt hij
met de vangen boven Wally uit. Let U maar op.
Eén kleine opmerking. Kan in het vervolg de jaargang niet op de „Pitch" worden vermeld? Is er niet een eerbied
waardig jubileumfuifje in aantocht?
Prijzen
Het voetbalkaartje gaat in prijs stijgen. Ajax, Blauw Wit en D.W.S. verhoogden de prijzen op stevige wijze. Weet U,
wie de schuld daarvan zijn? De amateurs! Geudeker heeft het in Sport/Sportwereld duidelijk verteld:
„Er zit aan het financiële beleid van een semi-profclub heel wat meer vast dan de buitenstaander veelal denkt. De
meeste hebben bijv. nog altijd een „amateur-staart", die veel geld kost, bij grote verenigingen soms wel 50.000 tot 75.000
per jaar. Dat geld moet door de semi-profs bijeengetrapt worden." Een verrukkelijk staaltje van demagogisch geschrijf,
mogen wij wel zeggen.
Vraag: Waaróm hebben die semi-prof clubs dan een door Geudeker zo denigrerend genoemde „amateur-staart"?,
waarvoor dan die arme semi-profs per thuiswedstrijd rond 5.000— „bij elkaar trappen/' (Het lijkt het Rampenfonds
wel.) Afhakken dan maar broeders, die amateur-staart en ƒ50.000 toi 75.000 per jaar besparen. Zitten alle semi-prof
clubs meteen op rozen.
A.R.O.L.-beker
TTet debat over de A.R.O.L.-beker in ons clubblad heeft ook buiten onze eigen club grote belangstelling getrokken.
Klaas Peereboom die jaren geleden de sportrubriek van „Het Parool" organiseerde en nog steeds een warm
hart heeft voor de sport, heeft naar aanleiding van het debat in zijn krant een artikel gepubliceerd „Amateurisme
moet doel in zichzelf vinden."
Nu is het altijd de moeite waard om een artikel van Klaas Peereboom te lezen. Hij was een der eerste sportjourna
listen die inzag, dat sportbeoefening iets meer is dan een balletje trappen en dat sportjournalistiek iets meer is dan
het verzamelen van uitslagen. Peereboom zocht naar het wezen van de sport, naar de essentie en kwam daarbij tot
interessante analyses en belangrijke uitspraken.
Zo ook nu. Zijn artikel „Amateurisme moet doel in zichzelf vinden", is een der beste die wij in lange tijd over dit
onderwerp gelezen hebben. Uit zijn betoog citeren wij het volgende:
„De opmerking dat A.F.C. en andere vergelijkbare clubs in de ogen van het publiek 5de klasser werden, toen het be
taalde voetbal zijn intrede deed, is des te schadelijker naarmate men in de sfeer van de amateurclubs meer in dit
5de klasse-complex zou gaan geloven. Dat 5de klasse-complex ziet men wel meer opduiken, een betreurenswaardige zaak
omdat amateurisme, als het goed is, zich helaas niet met klasse-indelingen en hazewindhondberichten laat meten. Wat
dit betreft moet men zich, zoals bekend, behelpen met subtielere middelen, met opvattingen en normen, die er niet
duidelijker op worden als men er een drumband naast zet.
Hoofdzaak is dat amateurclubs, voorzover zij de amateurstatus uit overtuiging hebben gekozen, blijven beseffen dat
zij zich bewust wilden onderscheiden. Natuurlijk, men kan, bij wijze van tegenargument, stellen dat de omstandig
heden dan toch maar veranderen en daarmee de smaak wat dit dan ook moge betekenen maar naar mijn stellige
overtuiging wordt hierdoor de mogelijkheid om zich in positieve zin te onderscheiden alleen maar versterkt.
Want wat in zichzelf goed is, verandert niet. Dit geldt voor het amateuristische voetbal, dit geldt voor het A.R.O.L.-
beker-tournooi, dat juist in een wat uniformer wordende maatschappij een goede toekomst tegemoet kan gaan.
Mensen die een monument als „Goed Genoeg" het clubgebouw, de bijbehorende velden, plus de sfeer tot stand
brachten, zullen op zijn minst in staat geacht moeten worden een waardevolle traditie verder te leiden."
Tot zover Peereboom. De belangrijkste zin is o.i.: „Hoofdzaak is dat amateurclubs, voorzover zij de amateurstatus uit
overtuiging hebben gekozen, blijven beseffen dat zij zich bewust wilden onderscheiden." Dit betekent natuurlijk niet dat
het amateurisme superieur is qua denkwijze, maar dat het zijn eigen vorm zijn eigen doel heeft. Herhaaldelijk heb
ben wij betoogd dat amateurisme en professionalisme niet beschouwd moeten worden als een onderscheid in capaci
teit, maar in de eerste plaats als een onderscheid in mentaliteit.