Mixed Pickles
J. W.
Beüunstiqmcj van onze aöveRteeRöeRS, houöt öe schakel in stanö
Stagnatie.
Winter 1962—63 is een „grote" winter geworden, zo'n winter waarover men dertig jaar later nog spreekt. Zo in de trant
van „maar beste jongen, deze winter van 1994—95 is nog niks hoor. Jouw grootvader reed in '63 met zijn 4-cylinder
auto van Medemblik naar Stavoren. Daar nam hij een kopje koffie en toen reed hij naar Urk. Daar nam hij een grote
portie erwtensoep en toen ging het troes weer op Medemblik aan. Hij kwam nog met daglicht thuis".
In een dergelijke winter kan er niet gevoetbald worden,ook al heeft Geudeker zich daarover in Sport/Sportwereld op
gewonden in een serie artikelen, die niet uitblonken door woordkeus noch door betoogkracht. Je kunt Lo Brunt van heel
veel dingen de schuld geven hij wordt er ten slotte voor betaald om wrijfpaal te zijn maar als er tien centimeter
sneeuw boven de grond ligt en zeventig centimeter vorst in de grond zit, dan kan je de Bond toch niet gaan uitkafferen.
Laten wij redelijk blijven.
Met de overdrijving, die de voetbalwereld zo kenmerkt is het feit, dat er in drie maanden niet gevoetbald kon wor
den, afgeschilderd als een nationale ramp. Dat is natuurlijk verschrikkelijk overdreven. Er zijn in deze strenge winter heus
wel erger dingen in de puree gedraaid dan de voetbalcompetities. En het gekke is, dat men net doet, alsof een winter
zoals wij die nu overleefd hebben, een soort van natuur-won der is. Dat is helemaal niet waar. Iets minder streng of iets
strenger waren de winters van 1928—'29 (toen A.F.C. op 3 maart schaatswedstrijden organiseerde op de Nieuwe Meer
vraag het maar aan Nico Neseker), 1939—'40 (de beruchte mobilisatiewinter), 1941—'42 (toen voor Leningrad en Mos
kou de doodsklok luidde voor Hitier) en 1946—'47 (nog steeds kampioen).
Dat zijn dus winters geweest die het leven in Nederland min of meer ontwrichtten. Maar er zijn in die periode meei
stevige winters geweest. Wij nemen als maatstaf de Elfstedentocht. Als die verreden kan worden, dan heeft de winter et-
flink aan getrokken. Buiten de bovengenoemde winters werd de Elfstedentocht gehouden in 1933, 1941, 1954 en 1956. Dat
wil zeggen, dat wij in een periode van 35 jaar negen zeer stevige tot echt strenge winters hebben gehad, gemiddeld dus
eens in de vier jaar. Dat is te weinig om het normaal te vinden, maar toch genoeg om er rekening mee te houden. Ge
woon ieder jaar: er rekening mee te houden.
En zo heeft de voetballerij in die negen jaren weken- en maandenlang stil gelegen. Maar nu is het gekerm alge
meen geworden, omdat het doodzieke semi-professionalisme geen Noordoostelijk windje kan hebben. De binnenscheep
vaart lag stil, de bouw lag stil en straks halen die bedrijfstakken het wel weer in. Maar de semi-profcompetitie kreeg het
zo moeilijk omdat zij geen „marge" had. De uitgevroren voetballerij was prompt een doodgevroren voetballerij.
Toen het betaalde voetbal kwam, heeft deze Pickelaar die echt niet van „rechthaberei" houdt geschreven, dat
het niet altijd kón, een competitie van 34 wedstrijden. En in Engeland dan? Jawel. Maar ons klimaat is slechter en onze
terreinen zijn slechter en onze mentaliteit is slechter. En waar wij noch ons klimaat, noch onze bodemgesteldheid, noch
onszelf hebben gemaakt, moeten wij ons daarbij neerleggen.
Eén troost voor de voetballerij: als deze strenge winter een klein beetje heeft meegeholpen aan de sanering die de
semi-profclubs zelf niet willen, dan is er toch nog iets goeds uit voort gekomen.
Zaalvoetbal.
In de januari-Schakel heeft Robbie Duis een critisch stukje geschreven over het zaal-voetbal, zoals dat door enkele
semi-profclubs een paar zondagen tijdens de afgelopen strenge winter is gespeeld. In het Ajax-Nieuws heeft voorzitter
J. L. Melchers hierop gereageerd. Het spijt mij, dat de voorzitter van Ajax niet op het betoog van Duis is ingegaan, maar
dit uit zijn verband heeft gerukt en hem bij zijn lezers introduceert als „een mijnheer Robert E. Duis", waarna hij
besluit „met zijn verwondering uit te spreken, dat de redaktie van de anders zo prachtige A.F.C.-Schakel iets dergelijks
opneemt."
Wel, het zij ons dan maar tot troost, dat er bij Ajax mensen zijn, die het met de critiek van „een mijnheer Robert E.
Duis" wél eens zijn. In hetzelfde nummer, waarin voorzitter Melchers (op pag. 11, februari 1963) zo te keer gaat, schrijft
zijn collega-redacteur F. H. W. de Bruijn (op pagina 5):
„Ons eerste elftal (en ook het tweede) heeft zich enige zondagen aan zaalvoetbal bezondigd. In de Apollohal hiel
den we met Blauw Wit en de Volewijckers een toernooi. Enige foto's geven u een beeld van dit gebeuren. De vele gesneu
velde ruiten ziet u niet. Het publiek vond het erg lollig. Het sneuvelen van de ruiten bedoelden we. Voor de rest is het
wel spectaculair, maar je bent er rap op uitgekeken. We wonnen het toernooi en de rest schenkt u ons wel. Ook met
A.D.O. gingen we in de zaalvoetbal-clinch. Tweemaal. In Den Haag speelden we gelijk en in de Apollohal verloren we met
9—10. Vooral in Amsterdam werd er niet bepaald erg vriendschappelijk gespeeld. Enige sportmakkers helden over naar
een bokswedstrijd. Gelukkig zegevierde het gezonde verstand, maar van zaalvoetbal waren we meteen genezen."
Als dat redactioneel in het Ajax-Nieuws staat behoeft de voorzitter van Ajax in hetzelfde nummer niet zo'n agres
sieve toon aan te slaan tegen de A.F.C.-Schakel, waarin óók critiek werd uitgeoefend op de zaalvoetbalvertoningen. Aan
de drie redactieleden van het Ajax-Nieuws de Bruijn, Middendorp en voorzitter Melchers het collegiale advies om voortaan
eens onderling overleg te plegen welk standpunt Ajax in haar eigen clubblad over een omstreden affaire nu eigenlijk in
neemt. Wat zij in het februari nummer hebben geproduceerd is echt wel een beetje belachelijk.