JAN DE GROOT
Bitter zonder ballen
poolt AlLen mee, het is voor A.f.c.
PLIEGER
KEUKENS
IN MEMORIAM
het eerste elftal dikwijls op ons
veld aantreffen o.a. nog bij de
openingswedstrijd van dit seizoen,
die hij inet zijn kleinzoon bij
woonde. Thans is hij heengegaan.
Moge hij rusten in vrede!
W. KATOEN
„Woont Jan hier niet meer?" vroeg ik,
nogal onzeker van mijzelf.
Aan zijn wantrouwende blik zag ik,
dat hij mij vooralsnog hield voor een
colporteur in kalenders of vlechtwerk,
maar hij hield zich nog even in en zei:
„Ik ben de vader van Jan en pas op mijn
kleinzoon, want Jan en Annie zijn een
hvondje uit".
Het was klare taal, maar ik kon op
het moment niet verder komen dan een
jnstemmende knik.
„Had u Jan willen spreken?" hernam
tie oude, die de zaak tot de bodem wilde
doorvorsen.
„Nee nee, dat niet" sprak ik nu zeer
duidelijk.
„Maar waarom klopt u dan aan het
raam!" was zijn antwoord. Kennelijk
voelde hij er niets voor zich te laten be
donderen.
„AclJ, ik wilde hem alleen maar even
gedag zeggen", antwoordde ik naar waar
heid, maar het ontging mij niet, dat het
me zelf als een uitermate slap voorwend
sel in de oren klonk.
„Dus u wilt beweren, dat u hier alleen
maar door de kou naar toe komt om
even dag Jan te roepen!" Hij stond nu
in vol postuur, zich terdege bewust van
zijn taak have en goed van het nage
slacht te beschermen.
Op dat moment hoorde ik de tram bij
de halte afremmen en ik snelde der
waarts.
„Doet u toch de groeten maar", riep
ik nog, maar ik geef toe, dat het be
lachelijk klonk.
Vanuit de tram zag ik hem nog staan.
Hij leek mij niet voldaan met mijn
vlucht. Ik geloof zelfs, dat hij mij per
soonlijk had willen verslaan.
Twee dagen later trof ik Jan in de
sociëteit aan. Hoewel er niet veel aanlei
ding voor was informeerde ik belangstel-
dend naar Annie.
„Prima zeg, dank je", antwoordde Jan.
„We zijn nog gezellig uit geweest van
de week".
„Kon je makkelijk oppas krijgen?"
viste ik voorzichtig.
„Oh ja, mijn ouwe heer heeft opge
past" zei Jan. „Hij vertelde me een ver-
plastic uitvoering
plaatstalen uitvoering
haal van een vent, die aan de deur was
geweest en iets onduidelijks wou. Een op
lichter of zo, die hij weggejaagd had.
Een of andere volslagen idioot".
Ik heb gezwegen. Niemand zal weten,
dat ik die idioot was. En bij Jan zal ik
voorlopig niet meer aanlopen. Zeker niet
voordat die ouwe dood is
AD ONDERDELAT.
Op 9 januari 1963 overleed plot
seling te Heemstede in de
leeftijd van 68 jaar de Heer Jan
de Groot. De ouderen onder ons
herinneren ons Jan de Groot als
een der steunpilaren van het be
roemde tweede elftal van A.F.C.,
dat in het seizoen 1912/13 kampi
oen werd van de reserve le klasse
van de N.V.B., waarin het tweede
elftal speelde als enig reserve elf
tal van een tweede klasser. Het
kampioenschap werd behaald na
zware strijd. Jan de Groot speelde
halfback en in het Gouden Boek
van A.F.C. wordt .van hem gezegd,
dat hij in de moeilijke wedstrijd
tegen Sparta II met Kaales Sc
Klomp werkte als een buffel, zo
dat de overwinning kon worden
behaald. Jan de Groot is steeds
een liefhebber van de voetbal
sport gebleven. Iedere zondag was
hij op een voetbalterrein te vin
den. Hij bleef ook A.F.C. een goed
hart toedragen. Wij mochten hem
bij belangrijke wedstrijden van
Wat zou nog erger kunnen zijn
dan 'n voetballoze zondag?
Te zitten zitten vol chagrijn;
niet eens je op 't balkon mag.
't Is erger dan een avond, als
het mottert in november,
te lopen in de Pijp als vals
een zangert kweelt Remember"
En bovenal bedoel ik dan
de nauwe Govert Flinckstraat.
Op elke schemerhoek waarvan
een levensgrote bink staat.
Althans zo was het in mijn jeugd.
Een beeld dat altoos blijft.
Terneer drukt, ons nog jaren heugt,
beeld dat men nooit verdrijft.
Waarom zo somber, piekert u,
waarom zo'n bitter beeld.
Omdat ik, zowel toen als nu,
mij stierlijk heb verveeld.
Eén zondag die verloren gaat
voor onze sport is géén.
Maar 'n hele maand? Ten einde raad!
Je weet je héél alleen
Je kunt niet altijd kienen, niet
steeds dammen of steeds schaken.
Of spelen wie het hoogste oiedt
of tien van rood gaan maken.
Je kunt gaan lezen, rijp of groen,
of ijverig gaan leren.
Maar buiten kun je niets gaan doen
om 't al te compenseren.
Zelfs schaatsenrijden is nu niets
met al die sneeuw op 't ijs.
Ook lekker toeren op de fiets
is nu wat al te grijs.
Dat is het, grijs word je er van.
't Is grijs, waar je ook kijkt.
Nou tot april, zuanneer alsdan
het veld weer grasgroen prijkt.
B. S. Le Marché.
i
6