poolt allen mee, het is voor a.f.c.
PII Ook weer van Peperzeel en Staats
Bedachten heel het spul
En onze leden waren
Weer eens royaal en gul.
III Zeg, waarom heeft die goeie Staats
Geen loterij gemaakt?
P. II Dat mag toch niet
Dan waren we in ongerief getaakt.
I. II Als Staats het doet dan mag het wel
Luister gerust naar mij
Ie weet toch als vriend Wim het doet,
Is 't een staats loterij,
I I De dachten dat 't een afscheid was.
Het werd me week te moe.
En toen 'k de wandelweg verliet.
Zong ik ons clubhuis toe:
AFSCHEIDSLIED
Wijze: „Nou tabé dan"
Refrein:
Nou tabé dan ik groet je gezellige (rap
We verlaten je voor altijd
Nog een laatste blik
Nog een groet een snik
Nou tabé dan je gaat nu naai de eeuwigheid.
I
Vooruit nu jongens, het is zo ver
Het nieuwe complex is gereed.
En die er aan werkte voor ons A.E.C.
Die wist absoluut wat ie deed.
We zeggen vaarwel aan de wandelweg
Het prettige ouwe terrein.
Dag clubhuis, dag kachel, hou je maat haaks
t Zal voor altijd herinnering zijn.
altijd
Refrein:
II
Ik denk aan alles wat is geschied
Aan vreugde en ook aan verdriet.
We hebben gevochten
Stonden wonder aan
Maar eerste klas werden we niet.
Toen plotseling gaf je een laatste gift
Het voetbal Walhalla lief veld.
Al gaan we nu eindelijk toch van elkaar
ïk was altijd zo op je gesteld.
Refrein:
Steeds dichter naderde de verhuizing. Maar tegen de vet
wachting moesten het A.R.O.L.-tournooi (gewonnen door
H.F.C.) en de eerste competitiewedstrijden nog op het oude
veld gespeeld worden.
'I I Paul Meyer speelde voor Aafcee 250 maal
Hij kreeg een speech, een aandenken,
Ik vond het kolossaal.
Want Paul geëerd maar vaak verguisd,
kreeg toch thans loon naar werken
En aan zijn glundere gezicht,
Kon je het ook wel merken.
P. I Het junioren-team A één.
Zag je van vreugde stralen
Want hij bereikte, bravo lui,
d'Interregionale.
T. II 30 september, dag ouwe veld
de laatste strijd gestreden
Nog eens een overwinninkje,
En toen adieu verleden.
P. II In 't ouwe clubhuis voor het laatst en nu beslist fini,
Een allerlaatste hassebas, dat was wat, sappristi.
T. I Nu gingen we, met allemaal A.C.C. - A.B.C.
Met moeder onze A.F.C., en route vooruit ga mee.
Dit wootdje moeder lokte een discussie uit over het
vaderschap, maar gelijk de 16e-eeuwers, wierp de auteur
van deze wens een „Deus ex Machina" in het spel. in dier
voege, dat elke A.E.C.-er, de vader is van al A.F.C.'s kinde
ren. En toen:
1 1 En toen toen kwam de grote dag,
in d'A. F. C.-historie
Voor onze stichting goed genoeg
de allergrootste glorie.
I' 1 'n Zonovergoten mooie dag,
Was voor ons uitgekozen -
En op ons prachtige complex,
Was het genoeglijk pozen.
Het nieuwe clubhuis stond daar hoog,
Aan de azuren hemel.
En óp de toegangswegen was,
Een heerlijk bont gewemel.
I H De schepping van vriend Roodenburgh
En Ballastmaatschappij,
Ontving de gasten in ons home,
In lange lange rij.
P. II Eerst ging het heel erg officieel,
Mijn allerbeste Tomes
Met hulp-agenten in jaquet,
En vele hoge Omes.
I I Vooraf conf'rentie met de pers,
Je weet Jo Wijnand kan dat
Hij smoest, hij rookt en weet ik veel
En sherry's zijn er zat.
p. I lil 't clubhuis kwam Nic. Holtzappel
Als speaker eerst naar voren
F.n liet ons, in een puik entree,
Een prachtig welkom horen.
I. II De voorzitter van goed genoeg
Kwam aan het woord
Ik heb Dick Bessem eerlijk waar.
Nooit zo bezield gehoord.
En hij heeft is het waar of niet,
Toch dikwijls fijn gesproken
Aan aandacht heeft hel onze vriend.
Ook zeker niet ontbroken.
P. II En aandacht was bij zijn gehoor,
Daaronder was, ja heus
De burgervader Gijs van Hall,
Maar hij was officieus.
I I Wat het verschil was, beste lui,
Had ik gauw in de gaten
Want als je officieel hier kwam,
Moest je een woordje praten.
I' 1 Dat deed toen wethouder de Roos,
En geestig, om te brullen
Zo speechend zou hij enpassant,
De opening vervullen.
I. II Maar hij wist niet eens wat er kwant.
Maar toen hij 't werk onthulde
Toen zagen we 'n mooi tafreel,
Dat ons met trots vervulde.
I'. II Daar stond de jeugd van A.F.C., A.C.C.A.B.C.
Onder een klaverblad van vier
Een machtig mooi idee.
12