gandi Dichterlijke ontmoetingen: 2 1-0 is ivat pooLt aLLen mee, het is voor a.f.c. Na sportieve strijd, gezelligheid in de A.F.C. sociëteit Tl/Tet geen andere bedoeling dan wat lichte verpozing te zoeken na ver zuimde arbeid betrad ik onlangs op een achtermiddag het ruïneuze A.F.C.-terrein, toen ik nog vóór de ingang een vitale vijftiger bijna verscholen op een vuilnishoop tussen welig onkruid en struiken ter ruste zag zitten, in wiens af zondering ik eerst iets menselijks meende te vermoeden, zodat ik mij achteloos voorbij spoedde. Hij herkende echter de voorbijganger in mij, veerde moeiteloos in zijn ruiten sportcostuum overeind en vroeg mij de weg naar een goed restau rant. Mijn verrassing was duidelijk op recht: ik stond oog in oog met niemand minder dan de kloeke dichter/zeerob/ cuisinier J. W. F. Weerus Langsdereling. Weinige ogenblikken later zaten wij tegenover elkaar in het aloude A.F.C.. clubhuis achter de pils. Na het vierde glas wist hij alles over het nieuwe tehuis achter de dijk, waarvan ik in bewogen bewoordingen vertelde, dat A.F.C. het daar voornamelijk zo riant maakt om de vrouwen het gevoel van behaaglijke hui selijkheid te verschaffen. Daar kon hij best inkomen. „Tja", mompelde hij, de beankerde handen het glas omvattend, „wie timmert een beter bed dan een tim merman voor zijn vrouw!" Vervolgens wilde hij overgaan op de wijn en na het zesde glas witte port meende ik aan te kunnen dringen op een vers over onze nieuwe behuizing. Zijn dichtersblik ver zonk 30 jaren terug. Destijds had een spaanse schone, in groene zijde en zwart satijn, met witte doek, zeven snoeren bloedkoraal en waaier, zijn bloed zo ma teloos opgejaagd. De rhythmiek van een aan haar gewijde ballade in 100 verzen kwam weder over hem. Op een papieren servet baarde hij vervolgens dit equiva lente stukje lyriek: om iets te eten. Om het hoogst denkbare culinaire genot gerealiseerd te zien wilde hij de spijsbereiding zelf ter hand ne men, waartoe hij behendig over de tap kast wipte, in de keuken verdween en de daar dienstdoende dignitaris uit zijn etablissement verwijderde. Reeds had hij een tafelkleedje omgort toen de heer Bak ker persoonlijk ingreep. Even later zaten wij weer aan deze zijde van het buffet, afgescheept met een portie bitterballen. Wie toen naderbij trad laat zich moeilijk raden. Juist, het was Jhr. van Rossum de Gaulin, die ongenood bijschoof. Omdat hij de glazen nog eens liet vullen en er bovendien nóg een portie bitterballen tegenaan gooide, lieten wij hem zitten. De dichter beloonde de adellijke vrijge vigheid groots met de „Rallade van den grooten slok". „Drink wijn, nu, vroeg en laat; noch lauw noch koud. Al smaakt het naar genever op terrassen 't Smaakt steeds naar wat men aan dorst overhoudt. Bakker's genade laat ons dorstig brassen. Wijn maakt ons als een kind aan Kappel's borst. Maar dorst is alles wat men overhoudt. Jonkheer Gaulin, mijn vriend, bij Rossum's dorst, Wij hebben nooit een droppel wijn vermorst. Wel A.F.C. en slok erkend als vorst. Weet gij den weg in Buitenvelderts hout? Heet is het bloed, en dor de keel als zout. En dorst is alles wat men overhoudt". \/orig versje had tot strekking „A.F.C. en 't alfabet". Maar bij voorbaat zoek ik dekking legen rót fruit naar mijn head vóór 'li voorzichtig ga beweren: „A.F.C. trok zich dit aan". Lekker b l ij f ik persisteren dat ze Al.FABETISCH staan. Dat wil zeggendeze Schakel treft u in uw bus pas aan na de glorie (of débakel?) in Oostzaan en bij Spartaan. Durf jij van debdkel spreken Aha met je Aha-bed? Ach, zó lang heb ik 't bekeken: voetbal is voor mij geen wet. Wat niet wegneemt, ik b l ij f duimen voor een uitverkoren plaats. Zelfs al kunt u mij niet pruimen wegens mijn débakel-praats. Toch, al zal ik straks niet wezen aan de Van der Boelelaan voor een club zo uitgelezen zal het hart tóch blijven slaan. Toen de sportrevue net meldde 0-1 O.S.V .—Aafcee, aan de deur net iemand belde die riep: Let op Fl.F.C.l 'k Nam hem ijzig op de korrel en betaalde hem z'n riks. Schonk mij In een tweede borrel. Maar h e m gaf ik lekker niks. B. S. LE MARCHé. „De dijken zijn hoog in Buitenveldert en de velden groot wel als de zee. Maar hooger en grooter dan dijken en velden zal 't clubhuis zijn van A.F.C. Honderd klokken van Londen doen Londen bonzen en vier kathedralen dreunen mee. Maar geen brons zal zoo op zondag bonzen als het klokkenbrons van A.F.C.". Om mijn dank te betuigen bood ik hem spontaan mijn A.F.C.-shirt aan, maar hij weerde het bescheiden af met een: „wat doet een bedelaar met rode rozen!" Wel meende hij, dat het nu toch echt tijd werd Nog eenmaal werden de glazen gehe ven en de laatste bitterbal ging in drie- en. Toen moest onze goede vriend Weerus Langsdereling toch echt weg. Hij reinig de zijn mond en handen aan het tafel kleed en glipte de trap af, dit keer langs de leuning. Achter het clubhuis lichtte hij het anker en roeide weg. „Ahoy", riep hij nog. Ik beantwoordde zijn groet door met mijn stropdas te wuiven. Toen ver dween hij langs het kerkhof achter de einder. De jonkheer was te verdwaasd ge weest om nog maar iets te zeggen en snoot zijn neus: in ren servetje. Boven dronken wij zwijgend nog een kop kof fie AD ONDERDELAT. de italiaanse keuken imp. gebr. plieger heerlen, amsterdam 4 Naschrift: Zoals bekend, wordt de serie „Dich terlijke Ontmoetingen" uitgegeven bij „De Ledige Lei" te Buitenveldert. Inmid dels heeft Gerrit Stallman zich bereid verklaard t.z.t. de 5e druk van een in leiding te voorzien. J. Bakker, A F.C. Clubhuis

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1962 | | pagina 4