Het zakboekje
KEUKEN
Steenstra
poolt Allen mee, het is voor A.f.c.
Sinterklaas uit de Onderwereld.
Als Orpheus steeg onze Sint door een
luik van de kleedkamer naar de
bovenwereld. Plus minus 70 A.F.C.-ers,
spelers van le, 2e en 3e elftallen, bestuur
en genodigden, waren getuige van zijn
onverwacht verschijnen. Het was een fan
tastisch moment toen na de erwtensoep
maaltijd buiten plotseling de lampen
van de lichtmasten werden ontstoken en
een ieder in volle verwachting en klop
pend hart door de ruiten staarde om de
Heilige Man te zien binnenrijden en onze
trap te zien bestijgen.
Niemand was er op bedacht, doch plot
seling gingen de lichten in de sociëteits
zaal en die van onze sportvelden uit.
Het werd pikdonker, het werd stil, in
stomme verbazing zaten wij bij elkaar,
zacht geruis en licht gestommel werd
vernomen, totdat plotseling de lichten
weer brandden en St. Nicolaas in vol
ornaat op zijn zondags uitgedost midden
in de zaal voor ons stond, vanwaar hij,
steunend op zijn staf, vriendelijk knik
kend, waardig voortschreed naar de be
klede verhoging, waar zijn versierde zetel
hem wachtte.
„Mats", de tafelvoorzitter, heette de
goede man op zijn eigen aparte wijze
welkom en toen begon de Sint zijn boek
ter hand te nemen.
Het zou te ver voeren om zijn goede
raadgevingen en vermaningen aan de
„jongetjes" te vermelden. Veertig knapen
heeft hij toegesproken, hen laten zingen,
gedichten laten lezen en tenslotte liet
hij onze „hoop en toekomst" met een
cadeautje verheugd en verlicht vertrek
ken.
Dat hij inmiddels van het vele spreken
een droge keel kreeg was niet te ver
wonderen en dat hij daardoor veel bier
met een rietje naar binnen zoog, vonden
we op het laatst heel gewoon. Onze St.
Nicolaas was een aardige, humane man,
met veel begrip, niet zo'n heilig boontje
als men verwacht. Toen hij de Grote
Onbekende van dit feest, Siem de Waal,
toesprak, dronk hij uit sympathie Simon
met jonge klare toe. Zij beiden, Cor v.
Peperzeel en Siem hebben ons dit kin
derfeest aangeboden en daarvoor zong
de schare hen dan ook een welgemeend
en toepasselijk lied toe. Sint, geëmotio
neerd als hij is, vloog op een gegeven
moment met zijn hele ziel en zaligheid
in vol ornaat als een moderne Icarus van
zijn verhoging naar beneden, gelukkig
in de veilige armen van de hem toege
wijde Hans Rooze. (Met zijn mijter speel
den intussen de „jongetjes"). Deze uit
schieter is nauwelijks te rijmen met de
ernst en de wijsheid, die wij veronder
stellen, uit te gaan van zijne heiligheid.
Evenwel moeten wij deze misstap maar
onder de eigenschap „goedheid" scharen,
want er was niemand uit de gehele zaal,
die niet goedmoedig meelachte om de
pret, die deze Sint onze A.F.C.-Sint
zelf over het voorval had.
Weer gezeten op zijn standplaats, rok
ken gladgestreken, mijter sportief op zijn
witte haren, baard gekamd, die als sier
gewas zijn hals en borst tooide, ging hij
verder met zijn boek 1961. Het was 12
uur toen de laatste A.F.C.-er geestelijk
versterkt en voorzien van zijn heilige
bedoelingen zijn troon verliet.
Wij zijn deze Sint, die zo echt Spaans
ons tegemoet trad, erkentelijk voor zijn
komst, wij behouden een pracht herin
nering aan deze bijzonder goedaardige
man.
Vis vangt Bot.
In de grijze oudheid hadden wij bij
A.F.C.. een back. Botje Spits genaamd,
een back die vele jaren een waar struikel
blok in onze verdediging was. Met lange
trappen en resolute ingrepen speelde hij
op zijn Zaans een degelijke partij. Zijn
tweede sport „hengelen", is zijn grote
hobby. Heel veel oudere A.F.C.-ers heb
ben in gezelschap van hem het viswater
uitgekamd. Bot is een goed verteller en
het is daarom ook geen wonder, dat wij
ademloos naar zijn „visverhalen" luiste
ren, omdat hij ze zo met smaak opdist.
Zijn laatste verhaal is echter waarheid,
de lidtekens zijn nog te zien. Wat is
geschied?
Eigenlijk niets bijzonders, want wij
mogen toch veronderstellen, dat van de
vele malen, die hij „beet" kreeg, het ook
wel eens zou kunnen voorkomen, dat de
gebr. plieger
heerlen, amsterdam
vis hem te pakken nam. Dat gebeurde
dan ook op één van de vele vrije beste-
dingsdagen, die Bot telt langs de water
kant „waar het baarsje woont".
Hij had al een tijdje op iets gewacht,
dat niet kwam, toen hij plotseling zijn
dobbertje zag bewegen. Zeker van zijn
vangst genoot hij van zijn „bewijsje",
Toen het gezabbel rondom het wormpje
hem voldoende leek, sloeg hij toe en met
een ruk haalde hij het beestje op. Het
geen nooit mogelijk scheen, gebeurde
thans. Boven Botje's mond bengelde de
vis en het haakje zat vast in zijn neus
vleugel. Het visje was vanwege de krach
tige ruk door de lijn heengeschoten. Het
water liep langs Botje's mond en het
baarsje wist ook niet hoe het het had.
Het zat in elk geval snor. Bot proefde
en rook het „neusje van de zalm". Wat
te doen in zo'n zeldzame situatie. Het
haakje een weerhaakje zat in Bot
je's neusvleugel, het visje deed met rode
oogjes wanhopige pogingen zich te be
vrijden. Aan beide kanten werd er ge
werkt, Bot met een tang om de weer
haak af te knijpen en het visje spande
zijn laatste krachten in om los te komen.
Het gunde zich zelfs geen tijd om even
te glimlachen over de mens, die het zo
„beet" had genomen. Tenslotte heeft het
baarsje het loodje gelegd met '11 schaar
tje werd het bevrijd, evenwel te laat.
Bot stapte met haak en bebloede kop in
zijn auto naar het W.G. Niet te laat,
maar juist op tijd, want op welke bijzon
dere wijze de verpleegster hem van het
haakje heeft verlost, weten wij niet, doch
na een half uur zat onze Bot welis
waar met opgezwollen neus, doch onver
stoord weer naar zijn dobbertje te gluren.
Wij vonden zijn vis toch „duur be
taald".
AREND.
LOODGIETERSBEDRIJF
VALCKENIERSTRAAT 35
C. VAN PEPERZEEL
AMSTERDAM
IParfumei'ien
v. Baerlestraat 160
tel. 794120
4