gandi
Zw/endelpraktijken in Clubhuis
Eqlders
Et/lders?
alle öRukweRken
kanaalstRaat 132
tel. 80710
AmsteRöAm
kent de sfeer van A.F.C.
Kent U de sfeer van
poolt Allen mee, het is voor A.f.c.
A chterdochtig geworden door het feit,
-'*■ dat op 7 december, derhalve twee
dagen na de officiële feestdag, nog een
sinterklaasavond op het A.F.C.-clubhuis
werd georganiseerd, is Uw verslaggever
zich op de hoogte gaan stellen van de
ware toedracht.
Hemeltergende misstanden kwamen
aan het licht.
Wij hebben enige, naar onze mening
bij deze zaak betrokken personen geïn
terviewd. Onze oren hebben getoeterd
en af en toe weigerde onze ball point de
dienst. Doch oordeelt U zelf.
Met boor in aanslag.
„Op de morgen van de 7de december,
ik was nog bezig de vloer te wrijven, ver
voegden zich twee ongure individuen
aan de clubhuisdeur. De ene was groot
en dik en droeg een hoed. De kleinste
was vermomd in een blauwe overall. Op
mijn vraag naar het doel van hun komst,
bevalen ze mij met de hands up
achteruit te lopen. Zij trokken een boot
en een zaag uit hun schouderholster en
zaagden, na nog de telefoon onklaar te
hebben gemaakt, een groot stuk uit de
vloer. Daar vlak naast de kachel", ver
klaart de heer Johnny P. (60) ober. „Alle
pogingen tot ingrijpen werden verijdeld
door mijn baas, de heer Jo B. De grote,
dikke is wel tien maal het laddertje op
en af gegaan om te zien of het gat wel
groot genoeg was."
Mannetje in de maan.
Meergenoemde Jo B. (47), clubhuis
exploitant, bevestigde, dat hij zijn kellner
had bevolen zich nergens mee te be
moeien. Instructies daartoe had hij ont
vangen van een vooraanstaand A.F.C.-lid.
Neen, hij wist niet wie. Bij elk onder
houd droeg dit lid een nylonkous over
het hoofd en de schriftelijke instructies
werden door een zwart gehandschoende
hand, door het luikje bij de tafel der
„wijzen" afgegeven Jo B. meende een
grijs hoedje te hebben gezien. Zo'n hoedje
als de bevolking van Purmerland wel
draagt. „Zo, het mannetje in de maan
dus". Zegt Jo B. „Hij liet zich de grote
onbekende noemen."
Vadertrots.
Het signalement van de grote boef,
geeft Uw verslaggever aanleiding zich
naar Amsterdam-Oost te spoeden en een
onderhoud aan te vragen bij de heer v.
1'. (71) rustend loodgieter hier ter stede.
We laten de heer v. 1'. sr. aan het woord.
„Ik weet niet waar mijn zoon Corrie
de avond van de 7e december is geweest.
Ik weet dat trouwens van geen een van
mijn zoons. Misschien dat mijn schoon
dochter Jopie U beter kan inlichten. Ja,
ik heb Corrie wel eens op een leugen
betrapt. Hij houdt stijf en strak vol, dat
hij klaverjassen kan en is dat nou echt
waar, dat hij bij jullie in een elftalcom
missie zit? Neen, voorzover ik weet heeft
hij geen rode hoed met een gouden kruis.
Neen, ook geen paarse onderjurk. Of,
misschien heeft Jopie Overigens ben
ik trots op mijn zoon. Wat hij in zijn
vrije tijd doet, moet hij weten, maar
overdag staat hij zijn mannetje."
Uitvluchten.
Op onze speurtocht, welke tot doel
had U, mijn lezers, zo goed mogelijk in
te lichten, stuitten wij op een viertal
heren, die kennelijk lont hadden geroken.
„U voelt wel", zegt de heer Stallm. (42),
linesman. „U voelt wel, dat je voor een
griepje in de familie zo'n avond niet
behoeft te verzuimen. Maar ik wilde niet.
Ik wens mezelf niet te laten bela en
nog minder wens ik ertoe mede te wer
ken dat een dertigtal onschuldige jonge
jongens zand in de ogen wordt gestrooid."
De heren Frans H. (40), Gerard van P.
(25) en Ties G. (43) waren dezelfde me
ning toegedaan. Allerlei smoesjes hadden
ze bedacht, zeiden ze. „Geen trek in
snert", gaf de een op. In ieder geval
origineler dan van P. v. Rozenoord, die
zich achter de aloude „drukke werkzaam
heden" had verschanst.
„Maar waarom heeft U dan geen van
allen getracht deze avond te torpederen?"
„Hoor eens meneer, wij zijn maar een
voudige leden en als werkelijk de big
shots als Arie M. en G. H. H. K. en niet
de Italiaanse keuken
imp, gebr. plieger heerlen, amsterdam
te vergeten J. N. H., notabene directeur
van een middelbare school, hier achter
staan, dan zwijgen wij."
Bedwelmend.
De heer J. N. H. (59) erelid. „Natuur
lijk als paedagoog had ik moeten be
denken. dat le sept twee dagen achter
le cinq komt. Maar ik kon niet. Mij treft
geen schuld. Min of meer bedwelmd heb
ik deze drie dagen doorleefd. Dat komt
door mevrouw T. t. O.—M„ die mijn
hulp had ingeroepen bij een Sinterklaas
geschenk op de vijfde december, toen
alles nog echt was.
Dat cadeau heeft mij bedwelmd. Mijn
vrouw en ik, wij hebben nog kunnen
eten. Mijn zoon heeft drie dagen lang alle
voedsel geweigerd.
Ik ben er nu echter overheen en tegen
over U wil ik mijn vermoeden uitspre
ken, dat de heer Cor van Peperzeel zich
op de 7e december voor Sint Nicolaas
heeft uitgegeven.
Slachtoffers.
Oorspronkelijk meenden wij, dat alle 30
jeugdigen het slachtoffer waren geworden
op dit „festijn", waarbij de vice-voorzit-
ter zich niet heeft ontzien voor het hele
stel onvolwassen volgroeiden, zoetelijke
Sinterklaasliederen ten gehore te brengen.
Niet allen waren echter onkundig van
de falsificatie. Wim B. (25) linksbinnen,
heeft zelf de pruik en de snor van de
Sint gehuurd. (Hij heeft inmiddels be
kend). De heer Cees B. (31) back, wist
het ook. „Maar als er schuine gedichten
kunnen worden gemaakt en cadeaux
kunnen worden ontvangen en gegeven,
dan ben ik overal bij", zegt hij.
Kortom, al deze en meerdere inter
views, die zich niet voor publicatie lenen,
geven U verslaggever het recht om hier
de waarheid uit te schreeuwen: Cor van
Peperzeel (50) heeft de Sint geïmiteerd.
Overigens deed hij dit goed en lang.
J. T. S.
Korte Leidsedwarsstraat 47
2