Mixed Pickles
BequnstiGinq van onze aövecteeRöeRS, houöt öe schakel in stanö
Afkeuringen.
De K.N.V.B. heeft het moeilijk gehad de afgelopen maand. Ons volslagen onberekenbare klimaat (half
februari 15° C. in Zuid-Limburg, eind februari 13° C. in Groningen, een verschil van rond vijftig
graden fahrenheit in nog geen veertien dagen!) heeft ons een meteorologische „merry-go-round" opgeleverd,
waarop geen peil te trekken was. Verblindende sneeuwstormen in het ene deel, voorjaarsweer in het andere
deel van ons waarlijk toch niet zo grote land. Een treinmachinist kon op één rit vertrekken op ski's en in zijn
zwembroekje aankomen. En inmiddels die brave Bond maar links en rechts aan critiek blootgesteld: „Stapel
gek om te laten spelen, stapel gek om alles af te gelasten." Ga er maar aan staan! Zelfs in de Bildt wisten
ze het af en toe ook niet meer zo best, hoe moest het Bondsbureau er dan uitkomen?
De fout zit o.i. niet in voortijdig afgelasten of te geforceerd laten spelen: de fout zit ergens anders: in ons
typisch Nederlandse perfectionisme. Een competitiestandje moet een competitiestandje zijn; netjes op de rij
allemaal, als soldaten in de pas. En verder zijn wij Nederlanders als de „dood zo bang voor „onbillijkheden".
Dat siert ons volk met zijn sterke rechtvaardigheidsgevoel. Wee de chef, die „onbillijk" genoemd wordt. Hij
mag zijn mensen eens uitkafferen of in drukke tijden door laten jakkeren, dat „neemt" het personeel. Maar
als er van hem gezegd wordt, dat hij „onbillijk" is, dan kan hij wel inpakken. Natuurlijk is het „onbillijk"
als club A drie of vier wedstrijden meer gespeeld heeft dan concurrent B, want dan kan club B precies uit
rekenen, welke tactiek zij in die in te halen wedstrijden moet volgen. Maar wat wilt ge Ze moesten zo nodig
competities hebben van 34 wedstrijden en wie denkt, dat je in dit afschuwelijke klimaat en op dit zonder
enige aanwijsbare reden „aan de baren ontwoekerde stuk grond" - nou, grond, noem het maar moeras
een competitie van 34 wedstrijden kan spelen zonder onbillijkheden kan morgen de kwadratuur van de cirkel
oplossen.
Inmiddels heeft Bas van Krimpen, de baas van de Feyenoord-kuip hele boze woorden geuit na afloop van
FeyenoordEnschedé. Het terrein zag er toen uit, alsof een escadron tanks daar geoefend had. „Dat is mij
nu één keer overkomen, maar dat gebeurt mij geen tweede keer," heeft van Krimpen uitgeroepen. Hij kreeg
er in sommige bladen van langs, want de Bond zou, als van Krimpen dwars tegen de consul of de scheids
rechter in zou verbieden te spelenja, wat zoü de Bond dan? Wie is nu eigenlijk verantwoordelijk voor
de Stadions, de K.N.V.B. of Dick Bessem en Bas van Krimpen?
Naar ons gevoel ligt de zaak zo, dat de Stadiondirecteuren verantwoording schuldig zijn aan de aandeelhou
ders en niet aan de K.N.V.B. Zij hebben als goede rentmeesters te waken voor de aan hun zorgen toever
trouwde eigendommen, waarin de aandeelhouders hun geld gestoken hebben en dan zijn die terreinen toch
zeker de belangrijkste eigendommen.
Voorgrond.
Naar aanleiding van het „In Memoriam" dat ik verleden maand schreef bij het verscheiden van onze
vriend Ad van Wijlen, maakt erelid Nesteroij mij er opmerkzaam op „dat eind 1933 begin 1934 Ad leider
van het eerste elftal geweest is, hetgeen in die tijd nu juist geen prettig baantje was. Misschien dat je dit
in de eerstvolgende Schakel nog kunt mededelen, omdat je schreef, dat hij nooit op de voorgrond getreden
is". Gaarne geef ik hierbij deze rectificatie. Nestelroij zal overigens uit mijn stukje over wijlen Ad wel begre
pen hebben, dat het daarin gestelde „niet op de voorgrond treden" in dit verband bepaaldelijk waarderend
bedoeld was.
Jaap en het tweede.
Of „het tweede" altijd het troetelkind van A.F.C. kampioen wordt en dus de eerste stap terug zet op
de weg naar de Reserve Eerste Klasse (waar ons tweede thuis hoort!) weet ik niet op het moment, dat dit
geschreven wordt. (Jan Steensma is niet makkelijk met de „sluitdatum" van zijn kopij, maar, nou ja, dat
heeft-ie tenslotte van Uw Pikkelaar geleerd). Maar of dit nu wél of niet het geval is, ik zou toch graag
in deze rubriek hulde willen brengen aan wat erelid Jaap van Nek dit seizoen weer met „dat tweede"
van ons doet.
Het is nu rond 30 dertig! jaar geleden, dat Jaap van Nek en het tweede elftal voor het eerst met
elkaar geconfronteerd werden. Dat A.F.C. II hoor goed, leergierige jeugd! was in de jaren van de
eerste oorlog, het phenomeen van de vaderlandse voetballerij. Het enige reserve-elftal van een tweede klasser,
dat toenmaals uitkwam in de Reserve Eerste Klasse (allemaal hoofdletters, Jan Steensma, al mag dit tegen
woordig typografisch niet). Want in die R.E.K. kwamen dan maar uit Sparta II, H.V.V. II, D.F.C. TI,
H.B.S. II, toenmaals de „crème de la crème". We zijn er nog kampioen geworden ook en hoe we daaraan nu
wijlen de bottertocht te danken hebben gehad, moeten jullie maar eens aan Sijmen Wit vragen.
Bij de débacle in de jaren twintig, kwam dat tweede in de reserve derde klasse terecht. (Juist, schaam je,
dat we er wéér in zitten). Toen is Jaap van Nek er op af gegaan. Dóórmars naar de reserve eerste, wéér
eens degradatie, wéér eens kampioen Jaap en het tweede waren onverbrekelijk aan elkaar verbonden.
En nu zijn we zo'n dertig jaar verder en in die dertig jaar is er uiteraard ook voor Jaap van Nek
het een en ander gebeurd. Je gezin „runnen", zoals dat tegenwoordig heet, een crisis meemaken door een
oorlog martelen, je bedrijf weer van de grond opbouwenJaap kan als vrijwel iedereen, die nu tussen de
50 en 60 is, met de „Scheepspraet" van Huijgens zeggen: „Veel gesnor van buien is over deze muts gegaan."
Dan krijg je het onvolprezen, accurate, altijd op tijd zijnde „Bulletin" en je leest het programma en de
opstellingen. Je staat er zelf langzamerhand buiten, je kent de spelers niet, je kent zelfs vaak de namen
niet van de ploegen, waartegen dat tweede speelt. Maar achter die opstelling staat: „Leider Jb. van Nek."
Verroest, denk je, wéér Jaap van Nek, altijd Jaap van Nek. Voor hoeveel gezinnen moet hij langzamerhand
in zijn bedrijf niet zorgen, dat de boterham er is en als het toch even kan met behoorlijke belegging. En
dan zondag niet even uitpuffen, maar naar Amstelveen of Diemen of de Velserweg of „where ever it may
be?"
Jaap, ik hoop echt, dat „het tweede" het haalt. En als ze het niet halen, mijn zelfde eerlijke respect.
J. W.
3