Mixed Pickles
poelt allen mee, het is voor a.p.c.
Om de knikkers?
In „Chantecler" het zo voortreffelijk blijvende clubblad van het Haagse „Quick" wijdt redacteur de
Groot een stukje aan de A.R.O.L.-Beker. Hier is het:
„Met het veroveren van deze beker gaat het helemaal niet naar wens, wat ons betreft tenminste. Ik weet
wel U zegt natuurlijk „Daar gaat het toch niet om". Inderdaad ook ik ben zo opgevoed. Maar verleden jaar
was in de A.F.C. Schakel een „Vriendin" aan het woord en die schreef woordelijk:
„H.B.S. heeft de beker van 't vorige jaar."
„En dat doet ons machtig plezier,"
„Maar al zijn we dan gastvrouw we houden dat ding".
„Toch ook wel eens erg graag hier."
Kijk dat is nou een vriendin naar m'n hart. Op de hoge leeftijd van 44 jaar, ben ik altijd nog trots, als welk
elftal dan ook, een beker een medaille of wat dan ook weet te veroveren. En we hebben niet eens een be
hoorlijke prijzenkast dus pronkzucht is 't gelukkig niet.
Gastvrouwe A.F.C. wees overtuigd dat het ons in de eerste plaats gaat om de gezellige wedstrijden tegen
oude vrienden. Dus als je dan, zoals wij dit jaar, de eerste zondag al uitgeschakeld wordt ook al is dit dan
door penalties en tegen de uiteindelijke winnaar, dan denk je toch: „Dat doen we volgend jaar anders".
Derhalve, onze gelukwensen aan H.F.C., met het dit jaar behaalde resultaat, onze beste wensen A.F.C. voor
het volgende jaar doch weest op uw hoede jegens de Quickjongens, want er zijn er meer die net denken als
„Vriendin" en C. de G."
Nou, waarde heer de Groot, ik denk er nèt zo over. Speel om het spel maar gèèf je, om te winnen!
„Oh jè, winnen?" zeggen tegenwoordig vele amateurs." Ah bah, hoe weerzinwekkend om te spelen om te
winnen. Hé nee zeg, we zijn geen prof.-prollen, diè spelen om te winnen. Maar wij Wacht eens even, beste
vrienden. Als ik eens een keer op clubavond kom, dan zie ik vele vrienden van mij geconcentreerd zitten rond
een tafel. Ze bridgen, ze domineren, ze klaverjassen. Om het spel maar óók om te winnen. Dat gaat heus
niet om dat biertje of om dat kwartje, waarom misschien gespeeld wordt, maar omdat iedere gezonde vent,
als hij zich ontspant zich inspant om een beter resultaat te bereiken dan zijn tegenstander.
Juist wij amateurs, wij om dit voortreffelijke woord te gebruiken liefhebbers, moeten beseffen, dat wij in
onze liefhebberij tot een topprestatie willen komen. Denk nu eens even aan net „liefhebberij"-toneel (waar het
dus niet eens gaat om „beter" te zijn dan anderen) daar wil men toch wel tot een topprestatie komen.
Denk nu eens aan de Revues, die opgevoerd worden bij ons 50- en bij ons 60-jarig bestaan. Hoogtepunten,
niet alleen voor A.F.C., maar hoogtepunten voor het winterseizoen in Amsterdam. Denk nog eens aan hetgeen
onze gasten zeiden en aan hetgeen de journalisten schreven.
Maar als onze mensen vals gefiedeld hadden, er naast gezongen hadden, hun rol niet gekend hadden en
waren gaan stotteren? Nou, wat had U dan gezegd? U zoudt het bar en boos gevonden hebben, All right,
Maar die revues waren een daverend succes, omdat de excutanten tijd of geen tijd, griep of geen griep,
sneeuw of geen sneeuw zóveel maal per week bijeen kwamen om te repeteren. Honderd keer tikte Jaap
a Cohen af, honderd keer zei Jaap: „Over! Het is nóg niet goed!" tot er dan een revue voor het voetlicht kwam,
die „stond".
En waarom zouden onze voetballers de liefhebbers, de amateurs er anders over denken De repetitie
bij de revue is de training bij voetbal, de training, die óók „rolvastheid" brengt in die twee maal drie kwartier
in het veld. Die twee maal drie kwartier waarin men de eer ja werkelijk, de eer! heeft de rode trui
met de zwarte band te dragen. En als je dan „er naast zingt, vals fiedelt of staat te stotteren" dan heb je je
alleen maar te schamen. Want dan heb je niet tijd of geen tijd, griep of geen griep, sneeuw of geen sneeuw
getraind, gerepeteerd, je voorbereid op hetgeen je zou gaan doen. Wat te doen? In eerlijke, mannelijke
strijd (is er eigenlijk een mooier teamsport denkbaar dan voetbal?) je te ontspannen uit de „kille maat
schappij" maar je in te spannen om het goed te doen en beter dan je tegenstander.
Om het spel spelen wij ja, maar óók om de knikkers en laat niemand zich daarvoor schamen.
Welkom, president.
Toon Schroder is dus (bij enkele candidaatstelling) voorzitter geworden van de K.N.V.B. Waar heeft zo'n man
aardigheid in, zult U vragen. Hoe haalt de man, om het in goed Mokums te zeggen, de „sores" aan z'n hoofd?
Maar goed, Toon Schroder is dus gek genoeg om op zijn 62ste jaar of daaromtrent die ellende te aan
vaarden. En daarmede kunnen de rond 400.000 leden van de K.N.V.B. heel erg gelukkig zijn. Want Toon
Schroder heeft nu net precies alles, om die baan goed te vervullen: Loopt decennia mee in de voetballerij,
kent iedereen, is finantieel onafhankelijk en kan de ,moeilijkste vergadering leiden zonder dat de herrie
naar buiten komt. Ik ken hem nog van vóór de oorlog, toen hij als voorzitter van de „Federatie" (toen
de, wat men nu zou noemen „overkoepelende" organisatie van de regionale en plaatselijke bonden, welke nu
gedegradeerd zijn tot „afdelingen") die vergaderingen leidde. Hij heeft dat even-Brabantse accent dat de
Amsterdammer zo ligt. Hij heeft ook temperament. Toen de K.N.V.B. „om" ging, zei hij: „Nu het van dienen
verdienen geworden is, houd ik er mee op." Die prachtige woordspeling heeft tengevolge gehad, dat de Sectie-
Beroepsvoetbal (ge weet wel, er zijn ongeveer 1.000 voetballers, die een bijverdienste hebben aan voetbal tegen
over 350.000 „liefhebbers") hem een beetje wantrouwde.
Inmiddels heeft Toon Schroder zich weer aan het voetbal gewijd. Dat hij het semi-profvoetbal met een
„schuin oog" zal aankijken, geloven wij niet. Het semi-profvoetbal is met mensen als Joosten, Kieboom, Martens
c.s. sterk genoeg om de jeugdfouten uit te wieden. Dat hij de grootste sportbond in Nederland zal leiden
op de enige juiste manier ontspanning bieden aan honderdduizenden jongelui die willen voetballen
geloven wij gaarne. Welkom, voorzitter Schroder!"
Onthoofd.
De zetter van Jan Meijer heeft iets uitgehaald, waarvan wij zelfs hebben paf gestaan. Wij hadden het
over de onvergetelijke voorzitter van de K.N.V.B. en voordien van V.O.C., wijlen Dirk van Prooijen.