Mixed Pickles poelt allen mee, het is voor a.f.c. Gevaar. De „Sportkroniek" heeft de kat de bel aangebonden: „Het voetbal begint de greep op de intellectuele jeugd te verliezen. De jongen op de Ambachtsschool speelt voetbal, de jongen op het Gymnasium speelt hockey." Wij geloven, dat de „Sportkroniek" goed gedaan heeft dit te schrijven en het komt ons voor dat de leiding van A.P.C. zich op deze uitlating moet bezinnen. De voetbalsport werd oorspronkelijk beoefend door de jeugd van men vergeve ons de afschuwelijke terminologie „de betere standen". Gelukkig werd dit prachtige, manlijke spel geleidelijk ook beoefend door „arbeiders" en als er één ding is, dat geleid heeft tot de bewustwording van de arbeider als gelijkberechtigde, dan is het zeker wel het prachtige voetbalspel geweest. Hoe moeilijk hadden die knapen het overigens. Met hoeveel wantrouwen werd het optreden in de eerste klasse gezien van clubs als ,,BIauw-Wit" en „Go-Ahead". Wie zich de voetbalverslagen over deze clubs zo een jaar of veertig kan herinneren weet, hoe aarzelend men stond tegen die „Knokclubs". De pioniers wezen inmiddels de weg. Het was een zegen voor de Nederlandse werkende jeugd, dat zij deel kon nemen aan dat prachtige spel, „voetbal" geheten. De triomf van het volksvoetbal leidde in de jaren twintig tot de niet bepaald gelukkige „Corinthians" beweging, waarbij gestreefd werd naar een band tussen de „oude" clubs. Welke beweging echter een standsverschil in het leven riep, dat wederzijds niet gevraagd werd. Ik zou in dit verband de ouderen onder ons willen vragen, of wij A.F.C.-ers niet onze beste vrienden vonden bij Zeeburgia en D.W.S. De vraag stellen is haar beantwoorden. Vraag alle A.F.C.-ers, die zich een Kruijselbergen herinneren of een Harm Dijkstra en ge krijgt het antwoord, dat zij onze voetbalvrienden (met klemtoon op vrienden) waren, even goed als onze vrienden in die tijd uit een Kampong, een H.F.C., een H.B.S. Is het nog zo, dat een jongen uit Amsterdam-Zuid zich welhaast automatisch aanmeldt bij A.F.C. Het antwoord is helaas „Neen". Er doet zich een verschuiving voor. De héél ouderen gingen naar de houten wielerbaan van „Zeeburg" kijken om de wielerverrichtingen te zien van een Bosch van Drakensteijn etc. De niet meer zo ouderen zouden hun jongens nooit in een „wielerclub" gedaan hebben. Zij vonden het logisch, hun jongens lid te maken van een club als A.F.C. M, ar de vaders van nu achten de voetbalsport, zoals de vaders van toen de wielersport „bekeken", eigenlijk niets voor hun jongens. Dit is het gevaar voor A.F.C., dat het niet meer „vanzelfsprekend" is dat de jongens bij ons worden voor gesteld. Natuurlijk heeft het beroepsspel daarbij een rol gespeeld mijn zoon gaat niet boksen of wiel rennen of voetballenlaat hij maar hockey spelen. Aan ons de taak om de ouders er op te wijzen, dat de voetbalsport een der mooiste en manlijkste sporten is, die de jongens kunnen beoefenen en dat zij die sport kunnen beoefenen in een organisatie, waarvan 98% het spel speelt om het spel. De steun van bond en pers is uiteraard daarbij onmisbaar. Bezoek. Ik kwam een oude A.F.C.-vriend tegen, die boos was. „Hoe vind je dat nou van Henk Kappelhoff? Die durft de leden, die niet naar de Arolbeker gegaan zijn in de Schakel op hun donder te geven. Mag ik mis schien zelf nog uitmaken, waar ik op mijn vrije Zondagmiddag naar toe wil gaan? Hebben wij daarvoor vijf jaar tegen de moffen gevochten, dat er nu een soort clubdictatuur komt en je met schele ogen wordt aangekeken, als je niet naar de Arolbeker gaat? Het is wat moois!" „Inderdaad", antwoordde ik, „dat is heel mooi en heel goed van de voorzitter, dat hij de leden die absent waren bij de Arolbeker en er hadden kunnen zijn een standje maakt. De Arolbeker is een soort nationale zaak geworden voor A.F.C. En voor heel A.F.C. Toen in November 1954 het beroepsvoetbal officieel in de K.N.V.B. werd ingevoerd, heeft A.F.C. de moed weten op te brengen het Arolbeker-tournooi op amateuris tische leest te handhaven. De Zilveren Bal Commissie in Rotterdam ging prompt door de knieën, maar A.F.C. hield koers. Zonder een cent in kas te hebben wist A.F.C. dat het voortzetten van het Arolbeker-tournooi op amateuristische voet zou betekenen, dat het sluitstuk van onze begroting zou verkeren in een verliespost. Maar sportieve en morele overwegingen gaven de doorslag. Je weet waarschijnlijk niet, hoe fantastisch de uitge nodigde amateurclubs reageerden. De Haagse clubs deelden uit zichzelf mee, dat zij afzagen van vergoeding van reiskosten, omdat zij het zo prachtig vonden, dat A.F.C. het Arolbeker-tournooi in stand hield. Een der Amsterdamse 'clubs deelde telefonisch mee, dat zij uiteraard geen geste kon doen ten aanzien van reiskosten, maar toch iets wilde doen en of wij het goed vonden, dat zij de souvenirs voor de scheidsrechters kochten. Zo zuiver amateuristisch en vriendschappelijk is de sfeer in het Arolbeker-tournooi gebleven. En als dan met enorme moeilijkheden en enorme opofferingen dit tournooi gespeeld wordt, dan behoort iedere A.F.C.-er, wien dat enigszins mogelijk is, erbij te zijn. Je had het zo straks over de moffen en dan zal ik ook een vergelij king met die tijd maken. Leden van A.F.C., die de Arolbeker in de steek laten, zijn landverraders." „Nou, nou, je bent weer lekker grof", was de repliek, „maar ik snap wel enigszins, wat je bedoelt." i^Als je kunt spreken van een fout van Henk Kappelhoff, dan kun je hoogstens zeggen, dat hij de dingen nog te netjes zegt en schrijft, hetgeen op sommige naturen weinig invloed heeft. De voorzitter van een ver eniging als A.F.C. moet eigenlijk tot het soort lieden behoren, die met leeuwen en tijgers optreden in Carré: in de ene hand een zweep en in de andere hand een ijzeren staaf I Tom Schreurs f. Als je ouder wordt, dan begin je er aan te wennen, dat steeds meer mensen, die ergens je levenspad kruisten, dood gaan. Soms heb je tot het laatste de weg, die altijd ontijdig door het bord van de dood werd afgesloten, samen afgelegd. Soms lees je het definitieve afscheid ergens in het buitenland in een Hol landse krant en je denkt: „Verrèk, die ook al?" Een andere keer heb je dat ook gemist en ze vertellen het je op de Voorburgwal, dat die of die er niet meer is. Je raakt er, als je ouder wordt, aan gewend. Maar ik heb niet kunnen wennen aan de dood van Tom Schreurs. Het' heeft mij verschrikkelijk veel gedaan. Was het, omdat ik mijn eerste grote radioreportage samen met Tom Schreurs maakte? Was het, omdat mijn zoon George zijn eerste grote radioreportage sa men met Tom Schreurs maakte? Misschien, maar niet helemaal. Ergens heeft iedereen de herinnering aan de 8

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1956 | | pagina 8