Onze achterstand in de sport op het buitenland
KARAKTEREIGENSCHAPPEN, WELKE LEIDEN TOT TOPPRESTATIES
ONDER MOEILIJKE OMSTANDIGHEDEN:
Bequnstiqinq van onze aöveRteeRÖeRS, houöt öe schakel in stanö
1 I
(SLOT)
Wie, als schrijver dezes, in twintig
jaren talloze malen onze natio
nale vertegenwoordiging in de sport
op velerlei gebied aan het werk heeft
gezien, weet op grond van opgedane
ervaring, dat zij dikwijls onder het
normale kunnen blijft, dikwijls teleur
stelt, en slechts zelden juist in de
belangrijkste krachtmeting tot extra
prestaties komt. Daartegenover zien
wij, dat sommige nationaliteiten dik
wijls in internationale wedstrijden tot
iets bizonders in staat blijken. Uit
het sportleven van na de jongste
oorlog is dit vooral opgevallen bij
de Oosteuropese volken, die vroeger
op sportgebied weinig of niets be
tekenden en thans in enkele jaren
enorme vorderingen hebben gemaakt
niet alleen, maar telkens blijk geven
van enorme kracht juist in interna
tionale ontmoetingen.
De oorzaak hiervan moet men mede
zoeken in de karaktereigenschappen
van de athleet, al of niet bijgebracht
of aangewakkerd door derden. Men
is niet klaar ermede, dit nationalisme
of chauvinisme te noemen. De men
tale conditie, die de athleet in staat
stelt, onder moeilijke omstandigheden
een topprestatie te leveren, is meer
dan een eenzijdig ontwikkeld natio
nalisme. Zelfbewustzijn, vertrouwen
in eigen kracht, de wil zichzelf en
anderen niet teleur te stellen, het
vermogen iets extra's te bewaren tot
het critieke moment, het zijn evenzo
vele factoren, die de moderne athleet-
met-succes in zich draagt. Het meest
bekende voorbeeld en bewijs, dat ook
wij ons tot die „hoogte" kunnen op
werken, is de prestatiereeks van het
Nederlandse voetbalelftal in de der
tiger jaren. Uit een periode van diepe
neergang werd zonder dat het
clubvoetbal noemenswaard verander
de een Nederlands elftal geboren,
dat een ware zegetocht maakte in
een lange reeks van internationale
wedstrijden en dat tot de sterkste
van Europa werd gerekend. Deze
kracht werd bereikt, niet op de laat
ste plaats door de karakter-eigen
schappen van de spelers van dit
elftal, dat mentaal (o.a. het beroem
de Hollandse kwartiertje) ontzaglijk
sterk was.
Heden ten dage zien wij deze
kracht het sprekendst bij de Russen,
omdat wij het van de Amerikanen al
lang gewend zijn. Die kunnen er n.l.
ook mee terecht. Zelden hebben wij
een Amerikaanse athleet volledig zien
falen. Maar wat de Russen doen,
spreekt toch op het ogenblik wel het
meest tot ons. Deze athleten gaan de
laatste jaren naar internationale
tournooien en wedstrijden toe en
bijna steeds komen zij tot bizonder
goede resultaten. Toch zijn zij ob
jectief beschouwd in het nadeel, wan
neer zij bijvoorbeeld tegen een West
europees land moeten uitkomen, in
een totaal vreemde omgeving, zon
der een woord kennis van de taal
van het land, voor het eerst buiten
eigen grens meestal. Het lijkt hen
niet te deren, met grote innerlijke
kracht werpen zij zich in de strijd
en weten vaak hun persoonlijke beste
prestatie nog te verbeteren. Een
voorbeeld hiervan, dat ons sterk is
bijgebleven, toonde een jonge Rus
sische kogelslingeraar in Bern het
vorige jaar. Deze eerst 20-jarige
athleet stond aangetreden in een vol
stadion, in een hem geheel onbe
kende omgeving, zonder enige bij
stand van een landsman, want
coaches werden op het terrein niet
toegelaten. Met elke worp verbeter
de deze jongen zijn vorige prestatie
tot hij tenslotte zelfs een nieuw
wereldrecord vestigde. Dit was een
groot talent, een volmaakt athleet;
maar zonder de karaktereigenschap
pen, noodzakelijk om onder dergelijke
omstandigheden niet alleen het hoofd
koel te houden, maar bovendien in
staat te zijn tot iets „buitengewoons",
was deze athleet niet tot deze presta
tie gekomen.
Wanneer onze Nederlandse athle
ten en athletes, onder leiding van
hun trainers deze karaktereigen
schappen zouden kunnen aankweken,
dan is ook deze voorwaarde om de
achterstand tegenover het buitenland
weg te werken, vervuld.
Met beroepssport of staatsamateu-
risme heeft dit niet te maken. De
grappig bedoelde opmerking van een
toeschouwer in onze nabijheid, dat
de Russische kogelslingeraar wel zo
ver moest gooien, wilde hij niet naar
Siberië gestuurd worden, is natuur
lijk verder niet terzake dienende.
Dwang is stellig geen stimulerende
factor bij het bereiken van wereld
prestaties.
Directe en indirecte hulp van over
heidsinstanties
De hulp, welke overheidsinstanties
kunnen verschaffen, hetzij door hun
directe bemoeienis met de sport,
hetzij door andere instanties finan
cieel in staat te stellen, bijzondere
hulp aan de sport te verlenen, is in
de ontwikkeling van vandaag steeds
meer een factor van betekenis.
De sport neemt reeds een grote
plaats in ons leven in.
De toenemende vrije tijd vraagt
om zinvolle vrije-tijds-besteding.
Wij staan aan de vooravond van
verdergaande arbeidstijdbeperking,
toenemende welvaart, betere com
municatiemiddelen. De sport zal een
der voornaamste middelen zijn, om
de mens in actie te houden en hem
een ontspannende inspanning te ver
schaffen in eigen vrije tijd.
Dat hierbij de staat het oog opent
voor de enorme opgaven, welke aan
deze ontwikkeling inhaerent zijn, is
eigenlijk niet anders dan noodzake
lijk. Zonder ook maar in enig op
zicht te willen denken aan staats-
sport, is het dringend gewenst, dat
de staat medehelpt om het klimaat
te bereiken, waarin de sport zich in
de gewenste richtingen kan ontwik
kelen. Het komt er nu maar op aan,
waar deze hulp begint en waar deze
eindigt. Zelfs een Minister voor de
Sport kan aanvaardbaar zijn, indien
deze functionaris beseft, dat zijn
activiteit ophoudt overal daar, waar
de aanraking met het individu, de
athleet, begint. In onze zienswijze
mag geen Minister of andere staats-
functionaris enige directe bemoeienis
hebben met de vrije mens in zijn vrije
tijd.
Maar voor dat hij dat punt nadert
is het mogelijk talloze maatregelen
te nemen of te bevorderen, welke de
bodem rijp maken, waarin onze
sport, in de goede betekenis van het
woord, zich kan ontwikkelen. Dat dit
er toe kan bijdragen, dat wij de
achterstand op het buitenland, waar
over in deze beschouwing voortdu
rend gesproken is, langzamerhand
inhalen, is stellig een feit. Evenzeer
is het een feit, dat in die landen,
waar de staatsbemoeienis met de
sport verder gaat dan de grens,
welke hiervoor getrokken werd, deze
bemoeienis principieel onaanvaard
baar is en door ons verworpen wordt.
TON GLAS.
NASCHRIFT VAN DE REDACTIE.
Zo is dit artikel dan het slot van
een reeks van drie. Naar onze smaak
heeft de Heer Glas in een bijzonder
duidelijke verhaaltrant de weg gewe
zen naar een betere toekomst van de
Nederlandse sport in het algemeen.
Het individuele A.F.C.-lid kan er ook
zijn voordeel mee doen.
Doorgaans zijn wij blij, dat dit
clubblad een niet zo grote oplaag
heeft maar inzake artikelen als het
onderhavige spijt het ons, dat niet
meer lezers het onder de ogen krij
gen. Dat is onze artikelenserie zeker
waard geweest.