Mixed Pickles qoeöe schutteRS zijn slechte schuttens öie Bleven schieten Broekman. Broekman heeft „het" weer net niet gehaald, geen wonder, mogen wij wel zeggen. Hebt U het interview in „Sportief" met hem gelezen? De verslaggever snapte er blijkbaar geen biet van, dat Broekman een paar weken geleden, toen hij als het ware de kans voor open goal had, niet het wereldrecord op zijn naam ge bracht had. O, nee, zei Broekman, hem niet gezien. Natuurlijk had hij dat wereldrecord kunnen inpikken, maar ziet U dan had hij van 39 seconden per ronde op 38 seconden moeten gaan en dan had hij zich misschien over de kop gereden en dat vlak voor de Olympische spelennee hoor, hem niet gezien. Jammer, dat Joris van den Bergh niet meer leeft, want deze geboren psycholoog, de man van de „Myste rieuze Krachten in de Sport" zou hem verteld hebben, dat hij dat wereldrecord wél had moeten vestigen. Physiek om zichzelf te harden, psychologisch om de Russen de stuipen op het lijf te jagen. Want je komt heel anders in de baan tegen een vent, die pas een wereldrecord heeft behaald dan tegen een vent, die dat onder de allergunstigste omstandigheden niet gedaan heeft. Met „op schema rijden", met passen en meten „moet ik in de eerste groep of in de tweede groep rijden" kom je er niet, in de sport niet en in de maatschappij niet, want de omstandigheden zijn toch altijd anders dan je denkt. Broekman is een begaafd sportsman, waarschijnlijk de begaafdste schaatsenrijder, waarover Holland ooit beschikte. Maar met begaafdheid alleen wordt geen kampioen gemaakt. Het kampioenschap is voor de bezielden, noem het mijnentwege de bezetenen. De naam Zatopek zal nog met ere genoemd worden, als die van Slijkhuis allang vergeten is. Een veel minder begaafd talent als Broekman kwam tenslotte op de vierde plaats op de 1000 Meter. Weet U wat die zei tegen Klaas Schenk, toen er gediscussieerd werd over de indeling: „Het kan me niet schelen, hoe ik ingedeeld word. Ik zal er voor rijden!" Weet U nog, wat de toenmalige aanvoerder Dick Disselkoen in Januari 1948 in de algemene vergadering uitriep, toen we troosteloos onderaan stonden: „Meneer de voor zitter, we géén er voor!" En A.F.C. redde zich. Dat is de bezieling, de bezetenheid, waardoor het fel begeerde doel bereikt wordt. 61 jaar. Zo is A.F.C. 61 jaar geworden en der traditie getrouw was er op A.F.C.-oudejaarsavond kaarten met dames in het clubhuis en op A.F.C.-Nieuwjaar herendiner in het Apollo-Paviljoen. „Der traditie getrouw" het is zo gemakkelijk gezegd en geschreven, maar vóélt men werkelijk voor traditie Aan tafel luisterde ik geboeid naar Jac. van Ooy. Dat is toch wat het eerste „reunistendiner" (zes man of zo, gewoon pakje aan en bier) in 1900 te hebben meegemaakt en 56 jaar later nog steeds, opgewekt bij het jaardiner aan te zitten. Ik luisterde geboeid naar Henk Esser, die als mijn geheugen mij niet bedriegt volgend jaar zijn zilveren jubileum heeft als tafelpraeses en dat die kwarteeuw deed met de hoffelijkheid en de innerlijke beschaving, die het klinkt misschien hard niet meer de essentie van der gelijke bijeenkomsten vormen. Is men te haastig geworden, te gejaagd, te nerveus, te weinig bereid om te luisteren? Luisteren, kan men dit nog wel? Luisteren naar sprekers, die allicht -niet allemaal „geboren" sprekers zijn, maar het toch zo goed menen met die oude A.F.C. Luisteren met hoffelijkheid en innerlijke beschaving. Der traditie getrouwJawel, die traditie is er. Maar getrouw? Mogen wij aarzelen en een heel groot vraagteken zetten? Afkeuren. Er is weer eens een rel in de voetbalwereld: het „schandalige" afkeuren van het hoofdterrein van het Olympisch Stadion. Die rel wordt uitgevochten over het hoofd van directeur Bessem, die hier buiten staat en ook slechts de beslissing heeft af te wachten van de betrokken consul. Maar zijdelings heeft Dick Bessem er wél mee te maken, omdat in de „Sportkroniek" een artikel verscheen, waarin hem o.a. verweten wordt, dat het terrein kwetsbaar is, omdat het Stadion nu behalve de thuiswedstrijden van Blauw Wit ook de thuis wedstrijden van „Amsterdam" binnen zijn muren heeft. Nu voel ik mij helemaal niet geroepen om Dick Bessem te verdedigen. In de eerste plaats kan hij als puntje bij paaltje komt net zo'n grote b mond opzetten als ik en in de tweede plaats heeft Dick Bessem in zijn leven ruimschoots bewezen, de voorkomende varkentjes te kunnen wassen. Maar er zit aan deze polemiek een principieel-zakelijke kant, die m.i. over het hoofd gezien wordt. De terreinen van de grote Stadions zijn het „kapitaal" van de vennootschappen, die deze Stadions exploiteren en waarvoor mensen als Van Krimpen en Bessem verantwoording verschuldigd zijn aan commissarissen en aandeelhouders. Ons compliment aan de consuls, die dit begrijpen en voelen, dat men deze terreinen waar de grote inter nationale wedstrijden worden gespeeld héél anders moet keuren dan die van de clubs. Ons terrein bijvoor beeld behoeft niet op een speciale dag bespeelbaar te zijn, de terreinen van de Stadions wél. En het is heel verstandig, dat de consuls daaraan denken. Als A.F.C. club A wordt goedgekeurd en veertien dagen later kan A.F.C. club B niet doorgaan, omdat het terrein toen volkomen werd stuk gespeeld, dan is er geen man over boord. Maar als Blauw Wit club A wordt goedgekeurd en een tijd later kan een „interland" niet doorgaan, omdat het terrein toen volkomen werd stuk gespeeld, dan zijn er hoopjes mannen over boord. En als het Olympisch Stadion verweten wordt, dat het te veel hooi op zijn vork nam, omdat er nu iedere Zondag een thuiswedstrijd plaats vindt, dan snijdt die critiek helemaal geen hout. Want ieder hoofdveld in Nederland is iedere zondag in gebruik en meestal zéér intensief. O, ja, nu vergeten wij nog wat: de regelmatige afwikkeling van de competitie komt in gevaar Tja, wiens of wier fout is dat? Was het niet onverantwoordelijk optimistisch om te menen, dat men in dit klimaat competities van 18 clubs kon organiseren? Stijlloos. In dit verband zouden wij onze vraag in de Schakel van zeven jaar geleden willen herhalen: Zou het niet verstandig zijn voor het aanzien van de voetbalwereld in het algemeen en van de voetbaljournalistiek in het bijzonder, als laatstgenoemde minder persoonlijk, minder insinuerend en minder onaangenaam schreef? De wijze, waarop de voetbaljournalisten, die van mening zijn, dat het Nederlandse Elftal tegen het Saar land niet gemeen gespeeld heeft, de collega's aanvielen, die meenden, dat de Oranjeploeg wél gemeen ge speeld had, ging alle perken te buiten. Nu wordt venijnig geventileerd, dat het Olympisch Stadion destijds de 6

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1956 | | pagina 6