Onze achterstand in de sport op het buitenland Correspondentie Bequnstiqinq van onze aöveRteeRöeRS, houöt öe schakel in stanö rke vraag, waarom wij in de sport in kracht tegenover het buiten land veelal te kort schieten, kan niet beantwoord worden, door erop te wijzen, dat elders staatsamateurs onder zoveel gunstiger condities hun sport beoefenen, dat onze vertegen woordigers er onmogelijk tegenop kunnen. Vaak leest men en hoort men, dat dit de verklaring voor onze „achter lijkheid" zou zijn en dit is belist niet waar. Het kan een mede-bepalende factor zijn, maar ook niet meer dan dat. Er zijn andere oorzaken, die ze ker van niet minder betekenis zijn. In rangorde van belangrijkheid zou den wij hier de volgende oorzaken willen noemen: le. oefening op wetenschappelijke grondslag; 2e. de mate, waarin de athleet be reid is, om zich voor zijn sport te geven; 3e. karaktereigenschappen, welke leiden tot topprestaties onder moeilijke omstandigheden; 4e. de hulp, direct en indirect ver leend door overheidsinstanties. Wij willen niet beweren, dat onder het noemen van deze factoren alle facetten van dit onderwerp begrepen zijn, maar toch wel de voornaamste. Oefening op wetenschappelijke grondslag: Wij zijn met de ontwikkeling in de sport reeds lang in het stadium aangeland, dat men niet meer „zo maar" oefent, maar volgens richt lijnen, die ook langs wetenschappe lijke weg steeds meer geperfectio neerd worden. Men doet hierbij tel kens evenals in wat wij normaal onder wetenschap verstaan nieuwe ontdekkingen, die weer het uitzicht openen op verdere ontwikke ling. Dit is de oorzaak, dat men steeds de mening omtrent de grens van het menselijk kunnen moet her zien. Wij zijn geneigd te stellen, dat er geen grens aan dit kunnen be staat, althans, dat deze langs mathe matische en physiologische bereke ningen niet is vast te stellen, evenmin als de grens van de wetenschap in het algemeen is vast te leggen. Als vandaag een 100 M. gelopen kan worden in 10,2 seconden en dit wereldrecord schier niet te verbeteren lijkt, dan blijft het theoretisch moge lijk, dat eens dezelfde afstand in 6 seconden gelopen zal worden. Als wij om dicht bij huis te blijven voorbeelden uit de voetbal sport willen noemen, dan moet ons eerst de algemene opmerking uit de pen, dat juist voetbal, deze meest beoefende sport in ons land en wel licht ter wereld, ondanks zijn enorme verbreiding, ondanks de geweldige belangstelling bij pers en publiek, ondanks haar bevoorrechte finan ciële positie ja zeker, op het gebied van wetenschappelijke ontwikkeling ten achter is gebleven. In ons land althans, bespeurt men hiervan bitter weinig; het is type rend, dat de cluborganen en evenmin het bondsorgaan van de K.N.V.B. er geen aandacht aan besteden. Men gaat en laat voetballen en ziet dan wel, wie het ver of minder ver brengt. Men kijkt naar de aan leg, naar de ijver, naar het schot, naar de technische vaardigheid en men aanvaardt vrijwel hoe deze din gen zich bij de spelers ontwikkelen. De trainer doet zijn best, om zijn voetbalkennis op de spelers over te dragen, maar zijn kennis is in het algemeen oppervlakkig, en niet we tenschappelijk gefundeerd. Enkele simpele voorbeelden kunnen dit verduidelijken. Als men de bal wil schieten in een bepaalde richting, behoort het li chaam van voet tot hoofd in de voor dit schot vereiste stand gebracht te worden. Zelfs de houding van de armen speelt hierbij een belangrijke rol. De een „heeft een schot" en de ander niet. In negen van de tien ge vallen zal de speler „zonder schot" de voet, of het onderbeen, of het bovenbeen, of het bovenlichaam, of de armen verkeerd gebruiken en zo lang hij dit blijft doen, zal zijn schot gebrekkig blijven, om de eenvoudige reden, dat hij in dc toegepaste hou ding niet de optimale kracht kan aanwenden om de bal te spelen. Het kan maanden van ingespannen oefe ning vereisen om een speler de juiste lichaamshouding bij te brengen. Het kan nodig zijn, dat zijn lichaam ge meten wordt en vervolgens door be rekeningen bepaald wordt, welke de juiste stand voor hem is. Hoe veel vuldig zijn immers niet de afwijkin gen in de onderlinge verhoudingen der lichaamsdelen. Wat doet men in de athletiek Men is soms jaren doende, om de stijl lees: de paslengte, de armhouding, de knieheffing, de voet-afwikkeling enz. van een athleet te perfectioneren. Wat doet men in de zwem wereld? Men bestudeert de zwemslag tot in elk onderdeel, brengt wijzigingen in arm- of beenhouding aan van centi meters of nog minder, men schaaft en schaaft tot men eindelijk het ge voel of de overtuiging heeft: dit is voor deze athleet de „ideale stijl". Is dit sportverdwazing of overdrij ving? Neen! Het is de instelling van de geest, om te komen tot het maxi mum bereikbare. Precies zoals een liefhebber-tulpenkweker, duivenhou- der of visser duizenden uren besteedt om een variëteit te kweken, die hij wil „uitvinden", of een snoek te ver overen, die hem in een bepaald watertje al zeven jaar het leven zuur maakt. Maar wij zien, dat deze geest bij de voetballers weinig of niet wordt aangetroffen. En in vele andere sporten, beoefend in ons land, even min. En als men in het buitenland zich dus de wetenschappelijke grond slagen van elke soort van sportbe oefening eigen maakt en vervolgens van deze kennis gebruik gaat maken om superathleten te kweken, dan zit hierin niets denigrerends of onmense lijks. Het gaat er in principe maar om of door deze werkwijze andere min stens even belangrijke levenswaarden worden aangetast. Zolang dit niet het geval is, hebben wij tegen de geper fectioneerde sportbeoefening geen be zwaar. Er is veel meer over dit onder werp te zeggen, doch wij kunnen op deze plaats er niet uitvoeriger op in gaan. In hoeverre verricht men nu in het buitenland wetenschappelijk baanbrekend werk in de sport? Zeer ver. Men vindt in vele landen ge schoolde mensen, al of niet oud sportbeoefenaar, die er liefhebberij in hebben, zich met de wetenschap pelijke kanten, medisch of technisch of physiologisch, van de sportbe oefening bezig te houden. Dit kunnen ook, maar behoeven geenszins staatsambtenaren te zijn. Met medewerking van doktoren stelt men trainingsschema's en diëten sa men; bekwame technische mensen wijden zich aan het materiaal, aan de inrichting der sportplaatsen, trai ners bestuderen de ervaringen en op vattingen, ook van elders in de wereld. Dit is minder een kwestie van aanstelling dan wel van instel ling. Het is hier, dat wij een verschil constateren met onze vaderlandse opvattingen, tot nu toe. Wij vinden dit allemaal (nog?) niet zo belangrijk en wij zijn er geen haar minder om. Maar met professio nalisme of staatsamateurisme, zoals men dat pleegt te noemen, heeft dit ten principale niet te maken. (Wordt vervolgd) TON GLAS. Robbie Meyer gaat het goed in Zuid-Afrika. Het bevalt hem er best, maar A.P.C. mist hij toch wel zeer. Hij zou gaarne de Nieuwjaarsreünie hebben bijgewoond, maar hopend, dat U de onmogelijkheid hiervan zult willen inzien wenst hij U dan via ons lijfblad een voorspoedig 1956. 8

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1956 | | pagina 8