VA/eet je nog u/ei oudje? YE OLDE BOXE (VRIJ NAAR KROESE) Bequnstiqinq van onze aövepteeRöeRS, houöt öe schakeL in sranö Feu reis door de eigen boekenkast kan bijzonder interessante ervaringen op leveren. Ge zoekt iets en na een uur weet ge helemaal niet meer, wat gij nu eigenlijk wilde zoeken, omdat U iets tegen gekomen bent, waar van U het bestaan al lang vergeten had. Ge bladert het door en ge wordt zo geboeid, dat ge alles om U heen vergeet. Zo ging het ons, toen wij iets in de boekenkast moesten opzoeken en een oud vergeeld boek zagen met een stevige kartonnen band en er naar grepen om te kijken, wat dat toch wel kon zijn. Het was de ingebonden jaargang 19161917 van het oude onvergetelijke groene „Sportblad", dat onder leiding van wijlen Chris Groot- hoff in die tijd verreweg het beste sportblad was, dat verscheen. Donderdag middags maakten wij in de Gravenstraat waar het blad uitgegeven werd, queue om een nummer te kopen. Men was toen nog niet zo verwend, Men vond het al heel mooi, dat er Donderdagmiddags een sportblad uitkwam helemaal gewijd aan voetbal. Men kon zich toen zeker niet indenken, dat er ooit een tijd zou komen, dat men een half uur na het eindsignaal alle uitslagen tussen Delfzijl en Middelburg over de radio zou kunnen beluisteren. De voetbalsport leefde fel. Fel, om dat zij jong was en nauwelijks de tijd achter zich had, dat kerkelijke en wereldlijke overheden, dat onder wijzers en ouders zich slechts sma lend konden uitlaten over dat stomme getrap. Men glimlacht nu, als men leest, dat er geschreven werd over het „aloude A.F.C.". Aloud... A.F.C. was toen eenentwintig jaar en als men bedenkt dat nu een 25-jarig of een 30-jarig bestaan niet eens meer in de kranten vermeld wordt en dat de bondsvlag pas wordt uitgereikt, indien een club veertig jaar bestaat, dan was die voetbalclub van 1916 toch wel heerlijk jong. A.F.C. was toen al de oudste club in Amsterdam, waaruit blijkt dat in die aanlooptijd van het voetbal de clubs bij tientallen gesneuveld zijn in de pokken en mazelen-periode. Volharding en R.A.P. dragers van Amsterdams voetbalglorie in de jaren 1890 tot 1905 hadden de strijd om het bestaan ook al opgegeven en sleepten zich als V.R.A. moeizaam voort. Eerst toen V.R.A. zich geheel aan de cricketsport ging wijden, gingen de gecombineer- den een nieuwe bloeiperiode tege moet. Indeling. Hoe was toen de indeling? A.F.C. stond hoog geklasseerd. Het eerste speelde in de zeer sterke westelijke tweede klasse A met Ajax, de Spar taan, E.D.O., D.E.C., Z.V.V., L.V.V., en Alcmaria Victrix (met uitzonde ring van het Leidse L.V.V. bestaan al deze clubs nog). Het was een ge weldig interessante competitie, want toen evenals nu was er enorme dei ning over de competitie-indeling. Vergis U niet: veertig jaar geleden schreef het Sportblad over dezelfde onderwerpen als nu de Sportkroniek en Sport/Sportwereld. De competitie, hoofdklasse, amateurisme, sectarisch voetbal, geloof niet, dat het alleen dit voetbalgeslacht is dat met deze problemen geconfronteerd wordt. Er is werkelijk niet zoveel nieuws onder de zon. Die tweede klasse competitie nu was dat jaar buitengewoon be langrijk, want eindelijk was het hei lige huisje der westelijke eerste klas- sers omver gelopen en er zouden twee westelijke eerste klasse-afdelingen komen. Een en ander ondanks fel protest der eerste klassers, die dit als een soort voetbalinflatie vonden, waaraan zij overigens schoon gelijk hadden. De promotie-regeling in onze afdeling was zo, dat de nummers één en de nummers twee automatisch zouden promoveren. Wie nummer één zou zijn, stond van tevoren vast, namelijk onze buurman Ajax. De rood-witte Amsterdammers had men een jaar tevoren door een foutieve beslissing van het bondsbestuur de promotie naar de eerste klasse ont houden en toen Ajax de zaak in de bondsvergadering bracht, waren Egemann c.s. zo onhandig geweest een levensgrote advocaat mee te brengen, hetgeen men in die puur amateuristische tijden niet nam. Ajax nam op sportieve wijze wraak en bracht de beroemde gouden ploeg in het veld, die in een paar jaar tijd de club zou brengen tot het kam pioenschap van Nederland en in dat tweede klasse jaar de stunt uithaal de om alle sterke eerste klassers uit te nodigen en die met daverende cij fers te verslaan. Ajax beleefde een populariteit, zoals eigenlijk nooit een club gehad heeft. Zij deed met haar tegenstanders wat zij wilde, (behalve lekker met. A.F.C., dat zich tegen Ajax altijd uitstekend geweerd heeft) en overwinningen als 110 tegen Z.V.V. en 9—1 tegen Alcmaria bewe zen wel, dat Ajax kampioen zou worden. De Spartaan en A.F.C. ont liepen elkaar niet veel in kracht, maar tenslotte eindigden de bewoners van de Spaarndammerdijk op de tweede plaats en wij op de derde en dat wilde zeggen, dat A.F.C. in een volledige competitie van vier clubs (Feyenoord, het Gooi, S.V.V. en A.F.C.) om één plaats in de eerste klasse kon spelen. Hoe dat gegaan is, hebben wij in het Gouden Boek van A.F.C. uitvoerig beschreven, dus daarop gaan we hier niet verder in. Ons roemruchte tweede elftal speelde toen in de even roemruchte reserve eerste klasse met de reserve elftallen van Sparta, H.B.S., H.V.V., U.V.V., Haarlem, D.F.C., Quick, V.O.C., H.F.C. en Hercules. Vooral op ons eigen terrein in Watergraafs meer achter hoeve „Goed genoeg", boekte dat elftal prachtige resulta ten. Voor de jongere lezer zal die indeling nu niet zo'n daverde indruk maken, maar toen was die afdeling de „crème de la crème" en het was voor A.F.C. II een zeer grote eer, als enig reserve team van een tweede klasse in dit milieu uit te komen. Ons derde elftal was één der sterk ste ploegen in de reserve tweede klasse en had daar als tegenstanders alleen maar tweede elftallen, name lijk van Blauw Wit, V.V.A., V.R.A., Z.V.V., Allen Weerbaar, D.E.C. en de Spartaan. Indelingen dus, die gezien mochten worden. In de A.V.B. had den wij drie elftallen, waarvan het vierde meestal een zeer goed figuur sloeg in de reserve eerste klasse, een jeugdindeling kende men toen nog niet. Klein. Hieruit blijkt al, dat de voetbal clubs toen veel kleiner waren dan tegenwoordig. Het feit, dat A.F.C. met zes elftallen een der grootste in Amsterdam was bewijst dit wel zonneklaar. Wie zaten daar nu in? Het zal vooral voor de ouderen wel aardig zijn als wij de elftallen opgeven, zo als die in die winter stonden opge steld. Het eerste elftal zag er als volgt uit: Jo Börnemann; Dekker en Dick Doets; Jaap Fischer, Toon Kooy en Sjoerd v. d. Werff; Wim Welsch, Hein Delsen, Herman Ascherman, Ben Jobst en J. W. Zweedijk. Het tweede elftal: Hopman; Nico Gerth en Hagenaar; Jan Biere, Her man Otto en Kales; de Miranda, D. P. Zweedijk, Roos, Lopes Cardozo en Gé Bosch. Het derde: Spaan, Sijmen Wit en Eg Bos; Roelants, E. van Buren en Piet Bos; Van Offeren, E. van Ges- sel, Hogenhuis, Gerard Heimig en Mastenbroek. Het vierde: Wim Merkelbach; I. Galavazi en Dodeweerd; Peters, Tie- leman en Nico Holtzappel; Jo Erdt- sieck, Steinvoorte, v. 't Hull, David en Jo Huijer. Het vijfde: Dick de Leeuw; H. Stradmeijer en Jan van der Bilt, Breethof, J. C. A. Heimig en Stol; J. C. en Cor Welsch, Kali Noorden dorp, Marius v. d. Heide en van Straten. Het zesde: Jan Holtzappel; Pronk en A. Wolfrat, Jo Wijnand, Piet Doets, en W. Wolfrat; Bob van Mill, Fey, G. Prent, Jo Oost Indië en Kees v. d. Bilt. Het geheel onder leiding om in radiotaal te spreken van Schaf Scheepens, Jac. van Ooij en Albert van Gessel. Dit waren de zes elftallen, die toen de eer van A.F.C. ophielden en waarvan velen in die jaren vrignd- 9

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1955 | | pagina 9