Oorspronkelijk
De plaats van de sport in ons leven
Onze Jeugd
BequnstiqinQ van onze aöveRteeRÖeRS, houöt öe schakel in stanó
Doordat in de afgelopen maand de
terreinen enige malen werden afge
keurd, ditmaal geen overzicht van
de verrichtingen van onze jeugd-elf-
tallen.
Wel vanaf deze plaats dank aan
al die A.F.C.-ers, die het de Jeugd
commissie mogelijk maakten weder
om de jaarlijkse kienmiddag te orga
niseren. Ruim 150 jongens gingen
allemaal met een grotere of kleinere
prijs voldaan huiswaarts, na een zéér
geslaagde middag. Speciaal de Heer
Nesenberend en de kien-leiders dank
voor hun medewerking.
Alle jongelui wens ik namens de
Jeugdcommissie prettige Kerstdagen,
een genoegelijke Oudejaarsavond en
de beste wensen, zowel op school, als
op het groene veld, voor 1956.
Diegenen, die in de Kerstvacantie
aan sportwedstrijden deelnemen, veel
succes!
O. J. v. d. HEUL.
U"ebt gij, jeugdig A.F.C.-er,
er wel eens bij stilgestaan
wat er op „dit A.F.C.-se"
zoal voor U wordt gedaan?
De oorspronkelijke wijze
waarop alles wordt „gebracht"?
Hebt ge over een en ander
wel eens grondig nagedacht?
Want „oorspronkelijk" is het
wat bij A.F.C. geschied.
A.F.C.'s „mobiele garde"
vond U bij een ander niet.
Ik zeg „vond", want kort geleden
heeft men 't elders gecopiëerd.
Zijn ook daar de uit-match-spelers
door een „corps" getransporteerd.
Is het voorts niet leuk gevonden:
Diplo- en contromobile?
't Bulletin, dat toch slechts opsomt,
krijgt daardoor een eigen ziel'.
Heem de naam eens van Uw
clubblad,
hoe oorspronkelijk die is.
„Schakel", prima en dan wel in
mëer dan één betekenis!
Neem het clublied, alle woorden
zijn uit 't hart en hebben zin.
Niet gezwollen en rhetorisch,
er steekt één brok liefde in.
Neem dat Zatten en dat Vetten,
is dit niet origineel?
En bewijst het spel dier keien
niet precies het tegendeel?
Weet ge, jeugdig A.F.C.'er,
hoe het dikwijls elders gaat?
Dat in 't clubblad daar alleen vaak
iets van de redactie staat.
Dat aldaar men steeds moet vragen,
schrijven jullie nog eens wat.
Dat, ter vulling van het clubblad
men citeert uit 'n ander blad?
Waar is 't clubhuis zo gezellig
dan juist bij Uw v'reniging?
Waar, o waar kwam men het tegen
dat men zelfs er een ontving
die niet lopen kon en daarom
op de tafel werd gezet!
Inclusief de hele rompslomp
met in dit geval z'n bed?
Waar is de „potage" zo lekker
als juist aan de Wandelweg?
Waar in Nederlandik vraag U
had het eerste zo vaak pech?
Waar wordt zo „beschaafd
gekankerd"
als juist bij de A.F.C.?
Maar ook waar doen ALLE leden
aan de pool zó drastisch mee?
Hoe dit alles zo ontstaan is?
Waarom juist de Reds zo zijn?
Door een mengsel van factoren,
vriendschap, liefde, trouw en
gein.
Want de Amsterdamse humor
dikwijls nog gesublimeerd
wordt al sinds de aanvangsdagen
zelfs bij grote tegenslagen
gelanceerd en wél verdragen.
Beter nog: gesavoureerd!
B. S. LE MARCHÉ.
Er zijn twee soorten van sportbe
oefening: de ene soort is vrije-
tijds-besteding, de andere beroep of
neven-beroep.
Wij in A.F.C. houden ons
bezig met de vrije-tijds-besteding en
zien geen taak in de andere soort.
Door de mechanisatie en technifi-
cering gaat de werkende mens over
steeds meer vrije tijd beschikken. De
opgave, hoe deze tijd zinvol te be
steden, ter verrijking van het leven,
gaat een steeds belangrijker rol spe
len. In een onlangs verschenen rap
port van de Unesco staan hierover
cijfers, welke ons hiervan een min
of meer angstwekkend beeld ge
ven.
In het jaar 1900, zo hebben de
Unesco-geleerden becijferd, werd
20% van alle arbeid op de wereld
door mensenhanden verricht, 33%
kwam op rekening van dieren en
machines deden met 47% de rest.
In 1955 wordt schrik niet
nog 2% van alle arbeid op de wereld
door mensen verricht, ook nog 2%
door dieren en 96% door de machine
in al zijn vormen en functies!
In 1900 woonde in ons land 30%
van onze bevolking in plaatsen met
meer dan 20.000 inwoners, thans is
dit percentage opgelopen tot 70!
Onder deze omstandigheden is de
betekenis van de sport als vorming
voor de jeugd vooral en als ontspan
ning voor de ouderen enorm toege
nomen en neemt zij nog steeds toe.
De sportbeoefening is geworden een
aspect van de cultuur van vandaag.
En als wij in een vroeger artikel
gesteld hebben: Nederland mist
sportcultuur (het ging toen over onze
technische prestaties) dan wilde dat
vooral zeggen, dat in ons land de
jeugdsportbeoefening op de scholen
verschrikkelijk verwaarloosd wordt.
Wij kunnen schermen met een mooi
cijfer van het aantal georganiseerde
sportbeoefenaren in ons land
1.250.000. Maar gaan we dit indruk
wekkende getal op z'n intrinsieke
waarde bekijken, dan gaat veel van
zijn betekenis verloren en blijkt
bovendien, dat de jeugd nog schro
melijk tekort komt. Wij richten hier
geen verwijt rechtstreeks tot de on
derwijzer in de lichamelijke opvoe
ding. Het zijn onze leidinggevende
generatie en onze volksaard, die hier
voor verantwoordelijk zijn in de
eerste plaats.
Dat wij hier staan voor een probleem
van het allergrootste gewicht, dringt
toch ook in ons land langzaam door.
In 1953 is voor het eerst in onze
geschiedenis het woord lichamelijke
opvoeding gevallen in de Troonrede.
In 1954 werd dat herhaald, in 1955
heeft de Regering voor het eerst
250.000.voor de jeugdsport be
schikbaar gesteld. In 1956 doet ze
er vijftig mille bij. Er is een nota
van minister Cals op komst over
de sport, waardoor een novum in
onze parlementaire geschiedenis
de Kamer over de plaats van de sport
in ons leven zal gaan debatteren.
Het is een ontzaglijke taak voor
hen, die bereid zijn voor anderen iets
te doen, om deze in omvang toe
nemende sportbeoefening in banen te
leiden, in goede banen. Er is een
geweldig groot kader voor nodig van
mensen, die met liefde voor de jeugd
in het hart, met een zekere sociale
bewogenheid en onbaatzuchtigheid
zich geven aan dit werk. Deze lei
ding moet niet alleen en zelfs niet
op de eerste plaats technisch zijn,
maar zij dient mede en vooral pae-
dagogisch te zijn.
De sport biedt immers ook kansen
op misvorming.
De verzakelijking, de verruwing en
de verwildering, de heldenverering
zijn evenzovele vijanden van gezonde
sportbeoefening. Zij kunnen niet
voorkomen worden, maar wij moe
ten trachten ze te beheersen.
Als wij spreken over spelpeilver
betering, dan moeten we de juiste
verhouding trachten te vinden tussen
hetgeen nodig is om deze verbetering
te bereiken en de aandacht, welke
alle andere ,,sportproblemen" van
pns eisen. De prestatie is belangrijk;
zij is en dient te blijven een middel
en mag nimmer uitgroeien tot doel.
A. G. GLAS.