Herinneringen van een 80-jarige BequnstiQinq van onze aöveRteeRöeRS, houöt öe schakel m stanö De feestklank is verstild, Tóch blijven de gedachten Aan stemming, nooit verkild, Aan feest, boven verwachten! Want iets hield immer stand, Bij voorspoed, tegenslagen, Het A. F. C.- verband Dat nimmer zal vervagen. Inderdaad, in dat onverslijtbaar ver band ligt het geheim van die over grote sympathie, waarop A.F.C. in allerlei kringen bogen mag. En ik meen wel te mogen zeggen, dat de omstandigheid, dat zij de eerste de cennia van haar bestaan haar „home" in de kleine gemeente Watergraafs meer had, enorm heeft bijgedragen aan het saamhorigheidsgevoel, dat in deze club te allen tijde hoogtij heeft gevierd endat thans nóg doet! Immers, zo'n kleine dorpsge meenschap werkt stimulerend op de belangstelling, welke van de zijde der burgerij naar een club in haar naaste omgeving uitgaat. Hoewel ik de acht kruisjes al gepasseerd ben, komen telkens weer herinneringen naar bo ven uit die onvergetelijke jaren, toen A.F.C. nog „de" club van „onze oude Meer" was en waarvan ik een paar trekjes hier weer nieuw leven moge inblazen. Zorgelijk Op een mooie Zondagochtend de zon straalde en het beloofde dus een drukbezochte A.F.C.-wedstrijd te worden, klampte ik, zoals ik ge woon was te doen, mijn vriend, wijlen de Politiechef B ie r e weer aan, met de gebruikelijke vraag, of er „nog in braken, moorden, branden of andere lekkere hapjes" voor een dagblad correspondent waren. „Hou asjeblieft op", weerde de politieman af, „ik ben véél te blij als alles rustig is. „Waarop ik onmiddel lijk inviel met: „En waarom kijk je dan zo zorgelijk?" Ik mag maar lije, dat A.F.C. van middag wint „Nou ja, dat hópen we natuurlijk alleméal, maar dat is toch nog geen reden, om nü al een bezorgde snuit te zetten, ófheb je misschien zwaar gegokt en een deel van „zuur" verdiende duiten op onze club gezet?" Maar de reden van Biere's bezorg de gezicht bleek een heel andere te zijn. „Och, ik kan 't jou ook eigenlijk wel zeggemaar mondje dicht! Als A.F.C. vanmiddag wint, is de ouwe (bedoeld werd nu wijlen burge meester de Wit, die, evenals de politiechef een verwoed A.F.C.-aan- hanger was) morgenochtend best te spreken en dan kan ik hem de ver gunning afpingelen, waarom „Ursus" zo dringend gevraagd heeft, om hier een bokswedstrijd te mogen houden. Snap je 't nou?" En óf ik 't snapte! Onze buurvrouw Amsterdam gaf destijds geen toe stemming voor het houden van boks wedstrijden en nu wilde de Athletiek-, Boks- en Worstelclub „Ursus" (toen maals gevestigd in het Muiderpoort- kwartier) pogen, in de Meer een boks wedstrijd te geven. Dus hoopte Biere, dat een A.F.C.-overwinning de bur gemeester zo mild zou stemmen, dat hij „Ursus" de gevraagde toestem ming zou verlenen, 't Slot van de historie A.F.C. won die middag en „Ursus" mocht boksen in de Meer! Was het niet dr. Kuyper, die eens in de Kamer verklaarde, dat „men altijd trachten moest, het causaal verband der din gen na te speuren „D'r in!" Zonder enige overdrijving mocht gezegd worden, dat eertijds in de Meer een groot percentage der sup porters rokken droeg. Tot de schare dames, die elke thuiswedstrijd van A.F.C, bijwoonde, behoorden ook de gezusters Reuvers, als ik mij de naam tenminste goed herinner. Op een ze kere Zondagmiddag zat ik juist achter dit blonde duo, toen één harer op een bijzonder spannend moment uitriep: O, jongens, hij gaat d'r in...! „Inderdaad beleefde het doel der gast heren een hachelijk ogenblik. Maar de enthousiaste supporster liet het niet bij roepen, doch zwaaide heftig met haar beide armen. Kennelijk ver gat zij even, dat zij op dat in meer dan één opzicht critieke ogenblik in één hand een chocoladereep hield geklemd, waarvan zij een klein deel reeds genoten had. Met het reep- restant zwaaide zij echter zó onstui mig, dat het juist vlak vóór de mond van (helaas wijlen) mijn vriend Doyer terecht kwam, die zijn kans niet ongebruikt liet, de lekkernij weg- hapte, en met volle mond riep: En nou is-ie er in!" Saamhorigheidsgevoel. Met een enkel woord maakte ik reeds melding van het saamhorig heidsgevoel, dat een der kenmerken de eigenschappen waren van dege nen, die van de A.F.C.-gelederen deel uitmaakten. Een treffend staaltje daarvan heb ik ook eens meegemaakt en wel in het zaaltje van het oude „rechthuis" in de Meer, waar de spe lers van de thans zestigjarige, zowel als vele supportérs gewoon waren, né een thuiswedstrijd saam te ko men, om te genieten van limonade met een rietje, sterke kwast, of wel een andere welkome drank, waarvan de naam mij op 't ogenblik niet meer te binnen wil schieten. (Och ja, dat geheugen ook, nietwaar, als je zo oud wordt Welnu dan. Op zekere Zondagna middag behoorde ik ook tot de velen, die in het gezellige, natuurlijk dood- ouderwetse zaaltje bijeen waren. Ik had oudergewoonte de wedstrijd bij gewoond, want ik moest een uitge breid verslag van de wedstrijd ma ken. Voor het thans levend jongeren- geslacht zal het wel ietwat zonder ling klinken, dat ik die wedstrijden, immer bijwoonde, „getooid" met de hoge hoedJa, wat wilt ge? Het was toch ZondagEn dén be hoorde de kachelpijp onafscheidelijk bij het Zondagse toilet. Op de bovenbedoelde Zondagmid dag in het Rechthuiszaaltje ging het recht gezellig toe. Er werd gezongen, de kellner Evert werd weer eens „de dampen aangedaan" zoals hij het zelf noemde in verband met het feit, dat hij-met één oog in de andere week keek, kortom, het ging er weer echt leutig toe, totdat De wedstrijd was vrij „stevig" ge weest en Dirk Ouwehand had zich op een ongelukkig ogenblik geblas- seerdMen vermoedde echter niets kwaads. Doch toen Dirk Recht huis kwam, bemerkten de anderen al spoedig, dat er iets niet in de haak was. Eensklaps was het, alsof er een domper werd gezet op de luidruch tige stemming, die in het zaaltje heersteHet was, alsof niemand meer lust voelde om te schertsen, laat staan, om te zingen. En het samen zijn duurde heel wat korter, dan ge bruikelijk wasWant ieder dacht: „Als dat nu maar niets ernstigs wordt voor die goeie Dirk Zie, dat noem ik saamhorigheidsge voel. „Half-time?" „Is 't al half time geweest?" Dit kopje stond op een zekere Maandagochtend in het „Algemeen Handelsblad". De inhoud van dat be richtje kwam op het volgende neer Een der talloze enthousiaste suppor ters van A.F.C. had zich op een Zon dagmiddag verlaat en kwam het vóór terrein van de hoeve „Goed genoeg" ophollen, roepende tot iemand, die juist van 't veld kwam: „Is 't al half time geweest?" En toen hij tot zijn blijdschap hoorde, dat de eerste speel- helft nog niet was afgelopen, rende hij met verdubbelde snelheid verder, om een ogenblik later in demest vaalt van boer Oostveen terecht te komen! In de altijd gastvrije woning van de familie Oostveen werd hij al vlug van droge kleren voorzien, want op „Goed Genoeg" was men altijd tot hulp be reid. Het onverwachte modderbad was echter goed genoeg geweest, om het enthousiasme van de supporter ietwat te bekoelen. „Aaafsee." Tot slot stel ik U de vraag: „Weet U de overeenkomst tussen het onvolprezen Weerstation in de Bilt en onze zestigjarige?" Ik zal 't U ver tellen. Van beide worden de initialen dikwijls tot één woord saamgesmeed. Zó zelfs, dat de nieuwslezer van de A.N.P. van de Bilt het verzoek kregen, niet meer te spreken van „Kanemie", doch van K.N.M.I. En spreekt het publiek niet van Aaafsee en nimmer van A.F.C.? OLD-TIMER. 10

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1955 | | pagina 10