Heinekens
Naar Den Helder
1934 A.B.C. 1954
Bequnstiqinq van onze aöveRteeuöeRS, houöt öe schakel m stanö
Als men de tot dusverre, gedurende
het bestaan van A.F.C., verschenen
Schakels eens door zou bladeren, dan
zou met betrekkelijk geringe moeite
voor bijna elke Schakel een motto
kunnen worden gevonden. Weliswaar
niet steeds een verschillend motto,
want naar mijn mening past op elke
Januari Schakel de bekende leuze „na
elke bladzij een glaasje". Daartegen
over staan natuurlijk vele Schakels
waarin bijna uitsluitend over voetbal
geschreven wordt.
Zo zou de ondertitel voor deze uit
gave kunnen luidenallegro ma
non troppo. Twee weken geleden
dacht dé redactie aan andante, maar
de feiten hebben anders en beter ge
wild.
Aan dit allegro, dat op Zondag 14
Maart een aanvang nam, heeft ook
Uw vierde deel. Uw vierde, dat als
het bij het begin van het seizoen reeds
in de huidige samenstelling had mo
gen spelen, U minstens met een kam
pioenschap onder de ogen zou zijn ge
komen. Nu zal het slechts de
wedstrijden, die nog resten kunnen
winnen. Het verslag van een dezer
wedstrijden, namelijk die tegen
H.R.C. 4 kon niet meer op het pa
piertje van Captain Joop, reden waar
om ik dit voor mijn rekening neem.
U moet dan weten, dat op Zondag
om 8 uur 's morgens reeds een aantal
A.F.C.-ers, vergezeld van twee dames
(in totaal) op straat, ja echt, buiten
op strhat stonden. Nadat ook Chris
in de bus was gehesen nam de reis
naar het hoge Noorden, waar de mi
nimum temperatuur altijd twee gra
den hoger is dan in Eelde, een aan
vang. Na een geanimeerd partijtje
klaverjas en een lekker kopje koffie
begon de partij, welke met enige ze
nuwachtigheid tegemoet gezien was.
Onze nieuwe aanwinst, uit ,,It
Heitelan", toonde heel best mee te
kunnen en zorgde samen met Chris
Geluk voor een 30 voorsprong. De
H.R.C.-ers zaten intussen niet stil,
denk dat niet, want deze gedachte
alleen is al denigrerend voor onze
achterhoede, die met mannenmoed en
mazzel het doel maagdelijk hield,
d.w.z. tot een half uur voor het einde.
Toen scoorde H.R.C. achter elkaar
twee goals, verder kwam het echter
niet.
De Zaandamse scheidsrechter ont
hield beide elftallen een strafschop,
maar we konden onmogelijk kwaad
op hem blijven, toen we hoorden, dat
hij, om van elf tot één voor zijn ple
zier een wedstrijdje te fluiten van
acht tot half zes onderweg was.
Tot genoegen van de aanwezige
dames zijn we 's middags naar De
Koog gegaan, alwaar we, door een
perfecte organisatie (waarvoor onze
dank) in staat werden gesteld op een
zeer goede plaats de overwinning van
het eerste te aanschouwen, welke ze
ker elders in deze editie onder de
loupe zal worden genomen.
JAN TJALLING
OP 22 Mei van dit jaar hoop!
A.B.C. het feit te herdenken, dat
20 jaar geleden enige A.F.C.-ers een
Honkbalafdeling in het leven hebben
geroepen.
Het spreekt vanzelf, dat A.B.C.
dus juist dit jaar zo goed en zo hard
mogelijk zal werken om de fraaie po
sitie, welke zij in de loop der jaren
heeft weten te verwerven, te be
vestigen.
Vooral de laatste drie jaren is A.B.C.
een voorname rol in de Honkbal
wereld gaan vervullen, ik denk daar
bij aan het behalen van het eerste
klasserschap, het schitterende eerste
seizoen in deze klasse, het aanvoer
derschap van het Nederlandse-team
van Cees Bouwens en aan het ver
tegenwoordigende Amsterdams ne
gental, dat tegen Haarlem speelde en
waarin 5 A.B.C. ers meespeelden.
Dit alles bewijst overduidelijk, dat
wij, honkballende A.F.C.-ers, verder
zijn gekomen, dan men enige jaren
geleden voor mogelijk zou hebben ge
houden. Maar toch, helemaal zijn wij
er nog niet en daarbij denk ik in de
eerste plaats aan het ontbreken van
een gezonde jeugdafdeling, waaruit
wij nieuwe krachten kunnen putten.
Het bestuur van A.B.C. wil dan ook
dit jaar alles in het werk stellen om
vooral ook de jeugd van A.F.C. voor
onze prachtige zomersport te winnen,
daarom roep ik vanaf deze plaats de
A.F.C.-ers tussen 14 en l8 jaar op om
zich in groten getale bij ons als lid
aan te melden, zodat ons Junioren
team dit seizoen met veel succes aan
de competitie zal kunnen deelnemen.
Nu ik zo schrijf over de jeugd van
A.F.C. en A.B.C. kan ik niet nalaten
te wijzen op het grote belang van een
zo innig mogelijke samenwerking tus
sen A.F.C. en A.B.C. Persoonlijk heb
ik sterk de indruk, dat de samenwer
king tussen „moeder en dochter" de
laatste jaren niet zó is geweest als
voor beide verenigingen wel wenselijk
is. Want al staat A.F.C. geheel los
van A.B.C. in theorie, onze „af
komst", onze opvattingen over club-
liefde en onze idealen zijn toch de
zelfde en juist hierom moeten zowel
A.C.C. als A.B.C. veel van de taak
van A.F.C. gedurende de zomermaan
den overnemen.
Deze overtuiging leeft in A.C.C.
reeds vele jaren en al zal „de band,
die bindt", tussen A.F.C. en A.B.C.,
door verschillende niet te veranderen
oorzaken nooit zo innig kunnen zijn
als die tussen de cricketers en A.F.C.,
toch hoop ik, dat niets verzuimd zal
worden om de honkballers zo dicht
mogelijk bij A.F.C. te brengen, want
dat moet toch ook de bedoeling van
onze oprichters zijn geweest.
Daarom, voetballers, cricketers en
honkballers, laten wij allen op onze
plaats doen wat in ons vermogen ligt
om, als een drie-eenheid gedurende
zomer en winter de kracht en de vita
liteit te manifesteren van de sport-
gemeenschap, die de naam draagt
van A.F.C.
FRED DENKER