fllarghall
U/at iedere A.F.C.-er behoort te u/eten
„maar ergens is het toch
- en
hierenschoenen
Bequnstiqinq van onze aövcRteeRöeRS, houöt öe schakel in stanö
HET zij mij vergund in deze eer
ste Schakel in 1954 het com
mentaar van Wijnand Sr. op mijn vo
rige artikel nog eens te bespreken.
Het onderwerp, hetwelk ons beide
zo na aan het hart ligt, is'er inder
daad belangrijk genoeg voor.
Goed beschouwd zijn wij het eigen
lijk gloeiend met elkaar eens! Het is
niet de eerste maal, dat we schijn
baar van mening verschillen, terwijl
onze controverse in werkelijkheid
niet het essentiële, maar louter de
omstandigheden waaronder dit essen
tiële beoordeeld moet worden, be
treft.
Wanneer ik nl. in plaats van
NIET GOED MET A.F.C. OP HET
OGENBLIK" gelezen zou hebben
„ER IS IN A.F.C. VEEL VERAN
DERD" dan had ik er waarschijnlijk
het zwijgen toe gedaan. Dan was ik,
en misschien velen met mij, niet ver
ontrust geweest, want er is nu een
maal zoveel in de wereld veranderd,
dat het een compleet wonder ware,
indien onze A.F.C. daarvan onbe
roerd ware gebleven.
Oorzaak.
Wanneer men constateert, dat er
ergens iets niet in orde is, dan moet
er een aanwijsbare oorzaak voor zijn.
Zoals ik echter uiteenzette, gaat het
naar mijn smaak om een algemeen
verschijnsel, hetwelk zich zonder
twijfel ook bij andere verenigingen
zal voordoen. Én niet alleen in sport
clubs maar op alle gebieden van het
dagelijks leven. Meent Wijnand ech
ter, dat wij niet met een onontkoom
bare ontwikkeling, welke de gehele
maatschappij omvat, hebben te doen,
doch met een incidenteel verschijnsel,
Speciaal adres voor
NIC. LELOUX
ZEILSTRAAT 46
TEL. 715356
SCHELDESTRAAT 8
TEL. 713870
hetwelk zich in onze oude club ma
nifesteert, dan moet de oorzaak op
te sporen en weg te nemen zijn.
Welaan, laat Wijnand die werke
lijke of vermeende oorzaken dan
maar eens aangeven, dan kunnen de
daartoe bevoegde instanties zich over
de remedie beraden.
De instelling van de mensheid
vooral van de jeugd ten opzichte
van wat het leven waarde geeft, is
nu eenmaal gewijzigd. Enkele dagen
geleden las ik in een Engels dagblad
een artikel over een rapport, dat
door een commissie over de mentali
teit van de Engelse jeugd was uit
gebracht. Een van de vele en weinig
hartverheffende constataties was,
dat ze wel lid van een sportvereni
ging worden, doch er niets voor over
hebben. Ze zijn liever toeschouwers
en meelopers, dan serieuze beoefe
naars. Mij dunkt, wanneer dit in de
bakermat der sporten, waar voetbal,
cricket etc. reeds tot het leerplan
van de lagere school behoren en de
oude suprematie op sportgebied toch
fascinerend op de jeugd moet wer
ken, reeds zover is gekomen, dan be
hoeft het zeker bij ons geen verwon
dering te wekken, indien ook bij ons
oude tradities aan het verbleken zijn.
Terecht stelde onze Hoofdredacteur
vast, dat ook ik vrees, dat er iets
verloren gaat. Daarover zijn wij het
gloeiend met elkaar eens. Maar ter
wijl ik ervan overtuigd ben, dat we
alleen maar kunnen remmen, meent
Wijnand met een overigens prijzens
waardige naïeve illusie, dat wij een
bepaalde, ontwikkeling volledig kun
nen tegenhouden. Zeker, het gaat om
voor ons beiden essentiële waarden
in het leven, die onaantastbaar be
hoorden te zijn en te blijven. Mis
schien gaat het niet eens om die
waarden zelf, indien ook zij voor wie
ze slechts bijkomstige betekenis heb
ben, zich maar aan 'n levensstijl wil
den houden, welke de samenleving
en om bij A.F.C. te blijven het
clubleven die eigenaardige charme
verleent, welke ons tot nu toe zo
vast aan onze Club gebonden heeft.
Zelfs de schijn heeft al een zekere
bekoring.
Het is goed, dat dit onderwerp
eens aan de orde werd gesteld. Mis
schien leeft het onder de leden méér
dan wij vermoeden. Heeft IT op de
flagrante tegenstelling in de beoor
deling van de St. Nicolaas-avond
voor de spelers in de laatste Scha
kel gelet? Het viel m'ij op, dat in
tegenstelling tot verschillende lof-
tuigingen, de critiek door de aan
voerder van ons eerste elftal aan
duidelijkheid mets te wensen over
liet. Indien ik het nog niet had ge
weten, dan bleek hieruit wel overdui
delijk dat Kees nog een mannetje van.
de oude stijl is. Laten we ons geluk
kig prijzen, dat we' onder onze jeugd
nog knapen hebben, die zoals Cap
tain Kees ruiterlijk voor hun van de
massa afwijkende mening durven uit
te komen.
Het is moeilijk bij een bespreking
van dit uitermate gecompliceerde
probleem A.F.C. van de algemene
ontwikkeling gescheiden te houden.
Die ontwikkeling is m.i. onafwend
baar.
Even onafwendbaar als bij de ont
wikkeling van het probleem amateu
risme/professionalisme. Hoe ver ligt
de tijd achter ons, dat de amateur
alle kosten uit eigen zak betaalde.
Onze voetbalwereld noemt zich nog
amateuristisch, doch wat gebeurt er
in het „grote" voetbal achter de
schermen? Ook daar kan men rem
men, doch het is uitgesloten de ont
wikkeling tegen te houden. Men kan
de klok niet terugzetten. Onder de
mom van de sport of de club te die
nen, wordt er dik van geprofiteerd,
en de massa, die er de middelen voor
verschaft, slikt dit alles als zoete
koek. In werkelijkheid werkt men de
huichelarij in de hand en schiet daar
mede verre in zijn paedagogische
taak te kort. De klap komt als de
vorm de inhoud niet meer dekt; de
vorm is primair.
Wij hebben een taak. In het ver
leden heb ik in en buiten A.F.C.
meermaals betoogd, dat wij in de
beperktheid van onze clubs in deze
ideaal-loze tijd moeten trachten onze
jeugd een ideaal te geven. Ach, na
tuurlijk maar een klein, maar toch
in zijn bescheidenheid zeer mooi
ideaal. Welnu, zie hier een duidelijke
doelstelling:
Onze bijna 60-jarige A.F.C., gezien
en gevreesd naar buiten en op het
veld, en naar binnen een nooit ge
noeg te waarderen kring van oude
en jonge trouwe kameraden, flinke
kerels, en zo mogelijk ware vrienden
voor het leven. Maak de jeugd dui
delijk, dat dit een ideaal is, waard
om er zich opofferingen voor te ge
troosten.
Wanneer deze polemiek ertoe zou
leiden, dat dit probleem in brede
kringen van A.F.C. belangstelling
zou wekken, dan zullen zeker dank
baar zijn: Jo Wijnand en
I. H. GALAVAZI
(Onderschrift: Het merkwaardige
bij A.F.C. is, dat het met de trai
ningsbereidheid bij ons juist prima
gesteld is. Tal van clubbladen klagen
hierover steen en been, maar het zou
buitengewoon onbillijk zijn, als wij in
onze Schakel daarover een woord
critiek zouden laten horen. Het te
gendeel is waar.
(vervolg pag. 11)
10