Wandelu/eg middaguren
Cj. 1£. ter Horst ér Zoon
Wat iedere A.tF.G.-eA uieeé
Auto-rijschool 'Baarda'
BequnstiQinQ van onze aöveRteeRöeRS, houöt 6e schakeL in stanö
TT ET blijft altijd een onverdeeld
genoegen de Wandelweg op te
zoeken als A.F.C. I een thuiswed
strijd speelt. Je ziet er steeds dezelfde
trouwe bezoekers. Is het niet de be
kwame schrijver Piet Bakker, die
dan in het na die wedstrijd verschij
nende weekblad „Sportief" op sappi
ge, doch steeds prettige en geestige
wijze een „stukje in cadre" brengt,
dan wel Aad van Leeuwen, die hier
over zijn stem via de AVRO-micro-
foon laat horen. Dezulken komen er
regelmatig.
Maar buiten deze persoonlijkheden
bestaat het publiek uit vogels van di
verse pluimage, zoals de geijkte term
heet. Ik zag laatst in een van de met
het grootse woord „loges" betitelde
houten afscheidingetjes een heer zit
ten, die kennelijk niet bijzonder op de
hoogte was met de situatie van
thans. Hij vroeg b.v. aan een buur
man, of Disselkoen gewond was. De
man was in het bezit van twee jonge
kindertjes van 't mannelijk geslacht.
Ook deze waren niet bijzonder „foot-
ballminded" ofschoon men dat bij
kindertjes van die leeftijd veel van
zelfsprekender mag veronderstellen.
De jongetjes waren bezig, terwijl va
der anderhalf uur zuurstof genoot, op
het pad vóór de „tribun^" kiezeltjes
te rapen. Nu is dat niet zó verschrik
kelijk, op voorwaarde dat je ze óf in
je zak steekt óf weer op het pad de
poneert. Zij echter hadden geheel an
dere doelen gesteld aan dit bijeenge-
peuterde A.F.C.-materiaal.
Ik kreeg dat pas in de gaten, toen
ik een klein handje van dat spul te
gen mijn wang kreeg gedeponeerd.
De vader zag het niet en was wel
licht aan het informeren geslagen, of
Charles Lungen nu wèl of niet mee
speelde. Pas toen pa óók een „det"
van grotere afmeting, dan men ge
wend is met „kiezeltje" te bestem
pelen tegen het voorhoofd voelde ge
smakt, zei hij met een besliste zweem
van stemverheffing tot zijn spruiten:
„Jongens, niet doen, A.F.C. heeft toch
al zo weinig keien!"
Ik vond die uitdrukking niet zo fijn
gekozen. Hij had net zo goed „grind"
kunnen zeggen.
Enfin, na de rust zag ik ze niet
meer terug. Misschien hadden ze op
andere plaatsen nieuwe kiezelbronnen
aangeboord, of wie weet waren ze 't
Stadionplein wel aan het opbreken.
Genoeglijk.
In ieder geval demonstreerde bo
venstaand geval duidelijk, hoe oer-
genoeglijk het bij A.F.C. wel kan
toegaan. Natuurlijk zijn er op die tri
bune een hele hoop lieden, die er ern
stiger voetbalpretenties op nahouden.
Hoe zouden wij ook al niet ruim 30
jaar zo fier kunnen standhouden in
de tweede klas?
In oude en nieuwe kranten en tijd
schriften ben ik eens gaan snuffelen
en in 4 van de 5 verslagen kan men,
óók uit die langvervlogen tijd, lezen,
dat „ondanks een technische meer
derheid van de Reds, zij beide pun
ten moesten afstaan aan die en die
tegenstander, die haar zwoegen der
halve zag beloond".
Wij zijn bijzonder ingenomen met die
„technische meerderheid", maar wat
kóópt de voetbalclub daar in deze
moderne tijden voor? Ook het A.F.C.-
publiek ziet zijn club graag winnen,
al valt het mij iedere keer weer op,
dat het (vooral jongere) publiek ons
team gaarne nog iets enthousiaster
ziet spelen, terwijl datzelfde publiek,
in vergelijking met vroeger, er, wat
enthousiasme betreft, nu niet bepaald
in zijn voordeel op vooruit is gegaan.
Maar goed, hard schreeuwen ligt niet
iedereen en vooral de ouderen, die de
gehele week al met belastingconsu
lenten en deurwaarders hebben moe
ten babbelen teneinde een kwartje te
kunnen overhouden om des Zondags
met dat kwartje het sluitstuk van
alle wekelijkse belastingperikelen te
kunnen deponeren aan 't „loket voor
leden" zijn meestal Zondagmiddag,
wat de capaciteiten der stembanden
betreft, aan het einde van hun krach
ten.
Het lijden van deze ouderen is al
erg genoeg. Duidelijk zie je de sporen
op hun gezichten van een „kwart-
eeuw-bezoek-aan-A.F.C.". Het melan
cholieke ligt er duimendik op. Het
percentage grijze lokken, aan deze
zaak te wijten, is beslist niet onbe
duidend. Somwijlen hebben wij wel
gejuicht. „Laat ons juichen" zeggen
de Mokummers, als zij over hun oud
ste voetbalclub praten. En dat spo
radische gejuich tekende bij de mees
ten onzer dat cynisch aandoende
plooitje, waarvan ze vroeger zeiden,
dat wij (als kind) een kuiltje in onze
wangen hadden.
Dit kuiltje van voorheen laten wij
werken als wij voorzichtig spreken
met leden van de elftal-commissie,
niet om cynisch te doen, doch zuiver
uit zenuwachtige gewoonte, als wij
met die lieden converseren. Het is
onze plicht deze opofferende geesten
niet lastig te vallen met onnodige cri-
tiek. Want hadden WIJ van voetbal
meer „sjoege" dan ZIJ, dan zouden
zij ONS lastig vallen met die ver
groeide kuiltjes in hun wangen.
En om niet ingekuild te worden en
deze filosophische overpeinzingen te
leiden in een andere richting: hoe
staat het met de gezichten van ons
aller Leiders, de Bestuursleden?
Om bij een officiële uitspraak van
twee bekende Amerikaanse geleerden
in de buurt te blijven: Er moet in
dergelijke gezichten een besliste
mopsneus zitten! Nu heb ik, tijdens
een half-time eens bedrijvig rondge
keken naar onze bestuursleden. De
enige mopsneuzen of althans zo een
instrument, dat die richting enigszins
benadert, heb ik ontdekt bij Dr. van
Driel en Max de Bruin. Die van de
Dr. doet iets geprononceerder aan.
Arie Waayer vond dat óók! En dan
behoren ze lange bovenlippen te heb
ben en indien mogelijk een machtige
onderkaak. Daar het nog niet zover
in dé wetenschap is, dat dergelijke
dingen er desgewenst bij kunnen wor
den geleverd, moet men deze mensen
dus zuiver beschouwen zoals ze zijn.
Wat die lip betreft, zolang wij ze bij
A.F.C. niet zien „hangen" moet ons
eerste wel een plaats innemen „bui
ten gevaar". Nico Holtzappel mist he
laas alle gelaatssymptomen van een
werkelijke leider. We kunnen waar
achtig blij zijn, dat hij, ondanks dit
ernstige gemis, nog steeds de lei
ding stevig in handen heeft.
En bij doorzetters horen grote kin
nebakken, zeggen die Amerikanen.
Wat is het dan mateloos jammer te
(vervolg pag. 1 6)
Eerste klas kleermakers voor
modern werk
Mis voetballer bij M.Ü.Q. een goede naam,
als kleermaker blijft hij voortbestaan.
Diamantstraat 412, Amsterdam-Z., telefoon 97831
Dat 90% der leerlingen van
(Gediplomeerd Instructeur der K.N.A.C.)
bij het eerste examen slaagt
Zocherstraat 11, tel. 82136
10% der ontvangen lesgelden van A. F.C.-ers wordt na vertoon van
bewijs van lidmaatschap in het A.F.C. Trainingsfonds gestort.