Mixed Pickles Bequnstiqinq van onze aöveRteeRóeRs, houót 6e schakel in stanö Militair probleem. TT ET ziet er naar uit, dat de voetbalcompetities 19531954 niet beslist zullen worden op grond van de wer- kelijke krachtsverhoudingen der deelnemende ploegen, doch op grond van... de militaire verloven. Naar men weet, kunnen de militairen niet meer iedere weekend naar huis. Principieel is daarvoor wel wat te zeggen, want in 1953 is de situatie in Nederland nog zo, dat de brave burger, tuk op zijn weekend, aanneemt, dat de Noordzee óók weekend houdt, de gevangenen ook en eventueel de buitenlandse vijand ook. Wat de eerste twee punten aangaat, mogen wij wel zeggen, dat wij leergeld betaald hebben en dat de legerleiding nu meent, dat ons land ook tijdens de weekends, althans militair, min of meer paraat is, kan men haar moeilijk kwalijk nemen. Wel is het jammer, dat de K.N.V.B. niet direct begrepen heeft, wat de consequenties voor de competi ties zouden zijn. Er bestaat nu een vlotte kans, dat clubs kampioen worden of degraderen op grond van het aantal spelers, dat met verlof kan komen zuiver dus een kwestie van geluk of pech. Er zijn nu al clubs met vier of vijf invallers uitgekomen tegen clubs, die hun volledige ploeg in het veld konden sturen. A.F.C. zit met het middenvoor-probleem. Henk Kappel ligt in het Zuiden in garnizoen. A.F.C. bood voor de- wedstrijd A.F.C.H.V.C. de commandant aan, Kappel met een auto te halen na het middagappèl en hem franco garnizoen af te leveren vóór het avondappèl. ,,Nee,' zei de commandant, „niet eens voor het Nederlands Elftal, laat staan voor een club." Die commandant had uiteraard principieel gelijk, al geloven wij anderzijds niet, dat de Russen hun grote waffel zullen houden, omdat Henk Kappel tussen twee appèls geen potje voor A.F.C. mag voetballen. Maar het is voor de clubs een beroerde zaak en voor de elftal-commissies om er schele hoofdpijn van te krijgen. Het lijkt ons wenselijk, dat de Bond deze aangelegenheid gaat bespreken met de hoogste legerleiding. Training. Dat was een buitengewoon aardig idee van de Elftalcommissie, om iedere week twee „ouderen" te invi teren, de training bij te wonen. De E.C. had Wim Staats en ondergetekende ook voor een Donderdagavond gevangen en we gingen. Er gens heb je nog het disciplinegevoel voor een „aanschrijving" en dus waren wij die Donderdagavond op „het veld". Op „het veld". Wat een verschil met vroeger. Vroeger... uiteraard ga je vergelijken. Je ruikt de mest van „Goed Genoeg", je denkt even aan Oostveen, je voelt de sfeer van de lunchroom aan de Middenweg in Water graafsmeer. Even zie je Nico en Jan Holtzappel, Kees van der Bilt, Nol van Straten, Jo Oost Indië, Bob van Mill, Piet Doets, de Wolfrats. In een flits zie je die vriendjes, waar je zelf mee oefende, waarmee je liep langs de oude Middenweg in die onvergetelijke Watergraafsmeer. Waar iedere beoordeling ja, inderdaad op een vergelijkingsbasis steunt, denk je aan die jaren terug. En dan zie je, waf er in het voordeel veranderd is. Dan denk je aan die Middenweg in Watergraafsmeer. Geen licht je trainde (laat mij lachen trainde), je voetbalde maar een onderling partijtje in de zomermaanden. De muggen staken, het water (laat mij lachen water) haalde je uit de stinksloot. Nu branden de lichten. Nu is er een levensgrote trainer. Nu zijn de jongens actief en fit. Je staat paf van bewondering. Van de theoretisch 30 spelers, die er hadden kunnen zijn, blijken er 25 aanwezig. De andere vijf zijn ziek of in militaire dienst. En dat hobbelt twee uur ja, twee uur, wij zaten al in de kroeg na drie kwartier, over het veld. Eerst conditietraining („and how"); ik krijg er nog pijn van in mijn benen, alleen door het kijken er naar, dan een „partijtje" en dan praten boven in het clubhuis met de Elftalcommissie en de trainer. Er is veel ten goede veranderd. Je hebt dat zo niet meegemaakt en je bewondert de intensiteit van en de bereidheid tot training. Je krijgt diep respect voor mensen als Ben Elzerman en Cor Kerker, je waardeert de daverende speech van onze trainer. Maar opeens blijft er geestelijk een leegte. Je vindt het gek, dat een paar uitzonderingen daargelaten de, je persoonlijk niet bekende, spelers niet de beleefdheid kunnen opbrengen, om zich even voor te stellen. Nou, daar zit je dan op het Clubhuis en Ben Elzerman spreekt hartelijk en je spreekt zelf ook, als het je ge vraagd wordt maar tegen wie spreek ik nou eigenlijk, wie is nu die of die, was het nu niet gewoon ge weest net als in die oude Watergraafsmeer om even te zeggen met wie je te maken hebt? Er wordt intensief en goed getraind voor A.F.C. of alleen maar voor zichzelf? Je weifelt. Want bij die training, bij dat onderlinge partijtje, worden geen blaadjes voor monden genomen en trainer Sluijk is eigen lijk noodgedwongen meer een schoolmeester over een troep soms heel lastige en vervelende jongetjes, dan een voetbaltrainer. Hij moet wel schoolmeester zijn. Ook daar in zijn babbeltje op het clubhuis. Ge kijkt rond - daar is dan Gerrit ter Horst, 36 jaar captain van A.F.C. II en er gaat een gevoel van bewondering door U heen voor zoveel clubliefde en plichtsbetrachting. Daar is dan de eerste luitenant Kees Bouwens evenwichtig, correct en sportief als steeds en ge hoort dan van de trainer, dat Lucas Bijker van hem gezegd heeft, dat het tweede gewonnen heeft, omdat Kees Bouwens zich weer in het eerste wil spelen. En ergens staat ge paf. Trainer Sluijk wijst er op en hoe goed doet hij het dat men één moet zijn. Tja, denkt ge, hoe moet je dat nou fixen? Want bij dat oefenpartijtje hebben die spelers elkaar uitgescholden. Net, zoals ze dat in een echte wedstrijd kunnen doen. Dan zijn het dus geen A.F.C.-ers, geen echte A.F.C.-ers. Ach, wij hebben geen twee uur conditie-training gedaan, wij hadden geen warm water, wij kregen geen zitplaats voor Holland-België. Maar wij weten zeker, dat wij in die paar maanden, dat wij des avonds konden oefenen (dat was dus in de zomermaanden in het tegenwoordig gesloten seizoen, want er was geen kunstlicht) nooit Nico Holtzappel of Jo Oost Indië of Piet Doets hebben uitgescholden. Misschien fel geroepen „over de héle", maar nooit onze mede-A.F.C.-ers bewust hebben beledigd en gekwetst. De training is afgelopen. De lichten gaan uit. De spelers gaan naar huis. Zij zijn veel beter en braver dan wij ooit geweest zijn. Wij zijn echt niet met limonade groot geworden en wij hadden al meisjes onze kus- techniek loog er niet om. Maar wij waren A.F.C.-ers, zoals wij Hollanders waren. Wij genoten de eer, de rode trui met de zwarte band te dragen. Wie die eer mèt ons genoot, was onze vriend. Heel veel respect gehad die avond, maar ergens is het toch niet goed met A.F.C. op het ogenblik.

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1953 | | pagina 6