U/at ieder A.F.C.-er behoort te u/eten Begunstiging van onze aöveRteeRöeRS, houót öe schakel in stanö 4 Amateurisme. Wanneer men een bepaald standpunt met rethorisch talent als waarover de voorzitter van de K.N.V.B. be schikt, hoort verdedigen, dan dreigt het gevaar dat men zich onder de bekoring van de voordracht gewon nen geeft, zonder zich voldoende te realiseren, dat de kern van de zaak feitelijk onvoldoende is benaderd. Deze gedachte drong zich aan mij op toen ik het genoegen had de met veel gloed, overtuiging en enthousiasme voor het zuivere amateurisme voor gedragen propagandarede van de heer Lotsy te beluisteren. Ik heb deze uiterst bekwame redenaar altijd graag gehoord en, alhoewel ik niet ver wachtte dat nieuwe gezichtspunten naar voren zouden worden gebracht, heb ik mij toch naar Kras gespoed om deze kruistocht niet te missen, terwijl bovendien de behandelde ma terie mijn intense belangstelling heeft. Woorden Welnu, de voordracht, rijk geïllu streerd met persoonlijke ervaringen en belevenissen van de zo bij uitstek ingewijde spreker, was om meer dan één reden belangwekkend en toch, wanneer ik mij ertoe dwing de uiter lijke charmes weg te denken zodat alleen de zakelijke inhoud ter be oordeling rest, dan moet ik tot mijn teleurstelling constateren dat deze inhoud mij allerminst heeft bevre digd. Om het probleem maar eens kort en krachtig te stellen: het gaat mij niet om amateurisme OF professionalis me, maar om het feit dat een be langrijk deel onbelangrijk in pro centen van het totaal onzer voet- balplegende jeugd, maar uiterst be langrijk om de rol welke dit deel in onze voetbalmaatschappij speelt zich siert met het aureool des ama teurs, doch ten detrimente van de bona fide rest, de amateursbepa lingen met de voeten treedt. en nu, daden Het gaat niet om vóór of tégen, doch simpel om EERLIJKHEID en WAARHEID! Wanneer onze jeugd de K.N.V.B. zo na aan het hart gaat, dan moge hij bedenken dat juist het verschil tus sen woorden en werkelijkheid een der oorzaken van het tegenwoordige jeugdprobleem is, zoals ik in de vo rige Schakel reeds toelichtte en ook op ons voetbalwereldje kan worden toegepast. Hoe goed kan ik het standpunt van de heer v. d. Houten, voorzitter van H.F.C., begrijpen en ondersteunen, die zich een voorstander van profes sionalisme bekende. Natuurlijk niet om dit met zijn eigen club aan te hangen, doch uitsluitend om tot zui vere toestanden te komen. Het is billijk, dat men weet tegen wie men eigenlijk speelt en prettig wanneer men elkaar in en buiten het veld eerlijk in de ogen .kan zien. Want, realiseert men zich wel vol doende, dat de bedoeling van de overtreders uitsluitend is, zich te handhaven en naar boven te komen met middelen, welke de tegenstan ders principieel verwerpen? Van welk streven deze anderen op de duur natuurlijk de dupe worden. Wat geschiedt er ter bescherming van de „pur sang" amateurs, voor zover wij in onze in belangrijke mate van de centjes van Jan Publiek afhanke lijke voetbalsport nog van „pur sang" kunnen spreken? Ik weet wel hoe ontzaglijk moeilijk het is om de b.v. met supportersverenigingen geca moufleerde knoeiers te ontmaskeren. Het overtuigend bewijs is zelden te leveren. Geraffineerd geknoei. En toch heeft ons voetbalwereldje er recht op dat niets onbeproefd worde gelaten, opdat, wanneer men voor het amateurisme opteert, het schijn- amateurisme met alle middelen worde bestreden. Men weet, dat er wordt geknoeid, doch meent dat het goed is van twee kwaden het minste te kiezen, d.w.z. liever het feit van enkele honderden (of duizenden?) huichelaars te aanvaarden, dan de hele organisatie op losse schroeven te zetten. Men poneert dan, dat b.v. een premiestelsel een ramp voor onze jeugd zou betekenen. Ik kan dit niet inzien, want ik ontken ten enenmale dat die enorme bedragen, welke Zon dags aan de loketten binnenstromen, aan de jeugd in het algemeen, dus die van al die duizenden kleine, hard ploeterende en hoge-eontributies- innende clubs en clubjes zouden ten- goede komen, welke clubjes in feite eigenlijk de zuiverste amateurs zijn! Ja, maar dan raken die clubjes hun veelbelovende spelers kwijt! zegt men dan. Welnu, laten ze gaan, wanneer ze op die manier hun sociale positie zouden willen en kunnen verbeteren, om van moeten maar niet te spreken wanneer hun capaciteiten uitsluitend in de benen zitten. Trouwens, juist de grote clubs hebben meestal maar een beperkt aantal lagere elftallen, want ze nemen alleen maar speler tjes met aanleg aan. Dat men slechts een beperkt aantal toelaat, is vol komen verklaarbaar, doch de nor men voor die selectie duiden erop, dat men slechts aan toekomstige cracks denkt. Ook voor onze A.F.C. heb ik deze maatregel om redenen van zelfbehoud altijd met de meeste klem aanbevolen, maar ik kom er rond voor uit en gebruik geen fraaie phrasering. Zaken zijn zaken. Natuurlijk valt er over het illustre rend gedeelte van het betoog des heren Lotsy nog te polemiseren. In Brazilië moet een voorzitter van een voetbalclub minstens millionair zijn, want hij moet zo iets als 100.000,— jaarlijks bijpassen, en in Engeland gaan er wel eens voetbal-N.V.'s fail liet. Ja 's lands wijs, 's lands eer, en hier gaat ook wel eens een slecht geleide onderneming op de fles. Dit alles zegt mij niets, mij gaat het alleen maar om de zuiverheid van ONS amateurisme tot in de hoogste regionen en de middelen welke men aanwendt om die zuiverheid te ver zekeren. Mij dunkt, indien de stemming (98—1) op de laatste Bondsverga dering niet zo moet worden uitge legd, dat de heren de bestaande toe stand ongewijzigd willen handhaven, omdat een deel van hen liever van de mogelijkheden tot ontduiking pro fiteert, dan moet het Bestuur van de K.N.V.B., steunende op die uitspraak, toch middelen weten te vinden om het kwaad in de wortel aan te tas ten! Jammer genoeg verhinderde tijdnood een debat. Schriftelijke vragen mis sen nu eenmaal het persoonlijk ca chet, hetwelk men aan een debat kan geven. Uit sommige vragen bleek wel dat ook anderen niet bevredigd waren. En nu sportiviteit Genoeg over het amateurisme. In de vorige Schakel drukte ik onze jeugd leiders extra- op het hart hun disci pelen toch steeds in sportiviteit voor te gaan. Helaas vertelde men mij, dat bij een wedstrijd van een onzer lagere elftallen de aanwezige leider of subcommissielid de jongens advi seerde uit het veld te lopen toen een van hen door de scheidsrechter het verder spelen werd ontzegd. Geloof mij, indien zo'n geval voor de straf- commissie K.N.V.B. of A.V.B. zou komen, dan wordt de man zwaar ge straft en hem geruime tijd of mo gelijk zelfs voor altijd het uitoefe nen van een functie verboden. Ik hoop van harte, dat ons Bestuur dit slechte voorbeeld voor onze jeugd onmiddellijk ter verantwoording heeft geroepen. De scheidsrechter zal wel weer de schuld krijgen, doch al was hij ook nog zo ongelukkig geweest, hij is en blijft de vertegenwoordiger van de K.N.V.B., die onder alle om standigheden gerespecteerd moet worden. Ons Bestuur kenne in zulk een geval geen pardon. Ook dat is eis van zelfbehoud! I. H. GALAVAZI

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1952 | | pagina 4