Heren Zeventien bijeen; Commissie indië verdu/een Sqmbool van Goede Geest Bequnstiqinq van onze adveRteeRdeRS, houdt öe schakel in stand Niemand /.al A.F.C. ervan verdenken een club te zijn, geporteerd voor pro fessionalisme in enigerlei vorm. In tegendeel, nooit zag men ijveriger verdedigers van ons, de laatste tijd zo gesmade, amateurisme, dan juist bij A.F.C. Dit vast te stellen mag waarlijk overbodig heten, ware het niet dat ik met eigen ogen heb mogen con stateren, dat men bij de club, die mij zo aan het hart ligt voor eenmaal van het amateuristische pad der deugd is afgeweken doorHet Gouden Kalf te aanbidden. En dat nog wel in ons bloedeigen, zo gere nommeerde clubhuis, waar dat kalf gelijk het paard van Troje werd binnengehaald op die, alweer voor dat kalf, zo gedenkwaardige regen achtige middag van de 17e Febr. '51. Laat ik U maar uit de droom hel pen; dit Gouden Kalf was geen echt kalf in betekenis die men daar ge woonlijk aan hecht. Het werd ook niet aanbeden, gelukkig niet, schoon wel (overdreven) gefêteerd. Zelfs was het niet van goud, al voelde het zich danig verguld. Raadselachtiger nog; alhoewel reeds (on) behoorlijk vet, werd het ter plaatse nog verder vet gemest tot en met, maar... bleef een even nuchter kalf als het bij aan komst was. Voorwaar, men vergeve mij het boude woord, een unicum bij good old A.F.C. Alleen ondergetekende is het ver gund U van een en ander konde te doen, want dat Gouden Kalf was hij zelf. En ik verzeker U dat het een belevenis is, na jarenlange „einzel- haft" eens voor een enkele keer een Gouden Kalf te (mogen) zijn. Daar troonde het dan in volle om vang en zag sphinxachtig neer op de bloem van Indisch A.F.C. en wat daarmee van Bestuurs- en Commis- sie-wege is; de bloem die aan zijn, des kalfs, voeten, of zo U wilt: poten, verenigd was. Ils etaient (ré)-unis, daar aan die lange hoefijzervormige tafel. En het was groots en machtig. Het was feestelijk en luisterrijk; aangrijpend en ontroerend tevens Aangrijpend was het zich in stromende regen naar bui ten begeven naar het monument, waar een op één na voltallige Heren Zeven tien een posthume hulde bracht aan een hunner, André van der Pijl, in dienst van het vaderland gebleven in dat verre land. Hij, die nochtans me de aanzat. Feestelijk, want het leven hernam ook hier zijn rechten, was de gehele entourage; knus en gezellig de toch voor de dertig a veertig aanwezigen niet geringe ruimte. Hoe men al deze effecten verkrijgt met, als ik het zo zeggen mag, vrij sobere althans geenszins rijke aankleding en stof fering, is iets waarvan slechts A.F.C. het geheim kent. Luisterrijk waren de redevoeringen der prominente sprekers (kunst, drie „praeses-sen" waren erbij), in welk illuster gezelschap Nico Bijl zich won derwel op zijn plaats voelde en waar bij het stamelend dankwoord van on dergetekende maar povertjes afstak. Ontroerd de wijze waarop jong A.F.- C., met niettemin de levenservaring van drie jaren actieve Tropendienst, in samenzang met de meer gerijpte A.F.C.-veteranen van het thuisfront; ontroerend was, zei ik, de wijze waar op zij gezamenlijk het clublied ten ge hore brachten. Wie als koele Hollan der de verenigingshymne zó kan zin gen, moet wel tot in het merg van zijn botten aan zijn club verknocht zijn. Het sterk gescandeerde „Gij telt in aller harte mee", kwam uit die, heus niet allemael even sonore, kelen met een overgave die het spreek woordelijke „het gelaat is de spiegel van de ziel" meer dan aannemelijk maakt. Doch laat mij van het lyrische, dat zo gauw aanstellerig aandoet in de mond van één die weet dat het hem niet ligt, mogen terugkeren naar het mij meer vertrouwde epische gebied der rijmelarij. En dus: Graag zou ik hier eens echt willen bedanken voor alles wat men mij heeft „aangedaan". Voor al die echt, recht feestelijke klanken; voor alles wat men mij „deed ondergaan". Het was reusachtig, deze escapade per slaapcoupé, per eigen Pullman trein; pièce de milieu voorts ener feestballade, „in 't hart des feestdis" op A.F.C. te zijn. Alleen wat angstig, want... reeds kreeg 'k visioenen van braadspit, vleesvork en van voorsnijmes. En in gedachten hoorde ik sermoenen: Trancheer en zo, dan heb je vast succes... Maar nee, o nee, instede van de snede vakkundig aan te leggen, werd het (snedig) woord praesidiaal van een der wijze leden, waaraan de club zo rijk is, toen gehoord. Die sprak vol geestdrift over 'n drietal MANNEN als die Commissie Indië geïnstalleerd; hoe, dank zij Nestelroy, de Waalse plannen in Hollandse pakketten zijn verkeerd... Veel sigaretten, jam, (gedroogde) appelen die men met scheergerei en fotofilms verzond. Wat hebben die drie heren moeten sappelen, In nevenstaande regelen schrijft de heer A. B. Melchers, ook bekend als B.S. Ie Marché zijn verslag of liever gezegd ontboezeming over de onvergetelijke 17 e Februari toen hij, dank zij het schitterende initiatief van de Commissie Indië, de heer Gilkens, de Waal en fan Scheepstra, aanwezig kon zijn bij de reünie van de A.F.C.-ers, die in Nederlands-Indië hun militaire dienst vervulden, en de Commis sie, die bij monde van Joop Gil kens officieel werd opgeheven. Dank zij de ontroerende wijze waarop Gilkens leiding gaf, is het een dag geworden, die wij nooit zullen vergeten, juist door de pië teit waarmee hij André v. d. Pijl herdacht bij ons monument en zijn moed om dat moeilijke moment als achtergrond te stellen van een bijeenkomst met een feestelijk cachet. Dick Bessem, die deze Commissie in 1946 met mensen kennis en tact in het leven riep, heeft succes gehad; zelden heeft een A.F.C.-commissie zoveel goed werk gedaan en zoveel medewer king van de leden ondervonden. Heren Bessem, Gilkens, de Waal, fan Scheepstra en Melchers, na mens de ,,Heren Zeventien'' har telijk dank voor wat jullie voor ons gedaan hebben. „Commissie Indië, Uw naam is ons een schoon symbool van goede geest." G.W. zij werkten soms tot aan de morgenstond... Ja, ja, zo gaat dat als men iets wil ondernemen, want wat men doet, dat doet men goed bij A.F.C. Men weet de dingen (en de mensen) daar te claimen; en geen „geclaimde" waagt het dan te zeggen: nee. Zo mocht ik dan opnieuw een keer verblijven bij A.F.C., op A.F.C., in A.F.C.! En, Heren Zeventien, 't was zonder overdrijven in jullie taal: OM OVER NAAR HUIS TE SCHRIJVEN. Het was reusachtig! En de dank van LE MARCHé 9

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1951 | | pagina 9