U/at ieder A.F.C.-er behoort te u/eten Bequnstiqinq van onze aöveRteeRöeRS, houöt öe schakeL in stanö Die Aad van Leeuwen mag ik wel! Niet alleen omdat hij ooit de A.F.C.- kleuren heeft gedragen en zijn hart nog steeds warm voor zijn oude club klopt, maar vooral wijl ik graag naar hem luister. Bij interland-reportages vind ik het prettig zijn beheerste en vakkundige verslag te volgen, het welk de luisteraar steeds een behoor lijke indruk van het gebeuren binnen de lijnen verschaft, terwijl ik zo mo gelijk ook zijn wekelijkse sportpraat- je beluister. Natuurlijk ben ik het niet altijd met hem eens, maar wie is het met wie in deze roerige tijden wel eens? En al is dan voetbal slechts weinig belangrijk in het kader van het wereldgebeuren, het is toch tussen de beslommeringen des dagelijksen levens door zo'n heerlijk onderwerp om er aan bittertafels of in vrienden kring zo echt gezellig over te bek vechten, juist omdat men het meestal nooit met elkander eens is. Trouwens die onbelangrijkheid bestaat alleen in het oog van kniesoren, zou je zo zeg gen, indien je de berichten mag ge loven dat in andere landen buiten landse aankopen" op voetbalgebied door tienduizenden worden verwel komd of in dure sleden hun triomfale intocht houden. Maar keren we terug tot onze vriend Aad. Een paar weken geleden, had hij het weer over het Nederlands elftal. Over het gebrek aan goede achter spelers, enz. De voorhoede, waaraan het zolang haperde, zou geen pro bleem meer wezen. Nu behoort Aad tot die mensen, die hun hart aan voetbal hebben verpand. Hij heeft er studie van gemaakt, bekijkt het - - laten we zeggen: wetenschappelijk - en het is goed, dat er dergelijke lie den bestaan. Er valt voor ieder, die in club of organisatie leiding moet geven, altijd wat van te leren. Geen voorhoede-probleem Die conclusie van het niet-meer-be- staande voorhoedeprobleem, waag ik echter te betwijfelen. Zeker, de nuch tere cijfers Bazel 5, Deurne 2 lijken heel bevredigend. Maar in Bazel kre gen we er 2 practisch cadeau en men zegt, dat als Kraak niet zo fan tastisch in vorm ware geweest, de score wel in de dubbele cijfers ware gekomen. En in Deurne moet het ook zo'n beetje kat en muis geweest. Nu heeft de practijk mij geleerd, dat bij een dergelijk krachtsverschil en re gelmatig stijgende score de zwakke partij er eerder toekomt „de eer te redden" (dank zij een zekere noncha lance bij de zelfverzekerde tegenpar tij) dan om te scoren zolang het resul taat nog niet vrijwel vaststaat en die sterke tegenpartij nog bliksems op haar qui-vive is! Daarom is Aad's conclusie mij veel te theoretisch. De toekomst zal het leren. We moeten er trouwens niet blind voor zijn, dat in teveel theoretiseren een groot gevaar schuilt. Het gevaar dat men door die nuchtere feiten en theorieën gaat vergeten, dat het ob ject steeds de „homo ludens", de zich in het spel uitlevende mens, is, zelfs zij het ook in verminderde mate wanneer het een spel om de brode betreft. Wie zou immers bij de be- roepsartist de liefde tot zijn kunst willen ontkennen? Dat geldt natuur lijk ook voor de prof-voetballer! Waarmee ik maar zeggen wil, dat voetballers geen automaten, maar levende mensen zijn met hun teleur stellingen, vreugde, eerzucht, etc., kortom met al die eigenschappen, die het redelijk schepsel van een gedres seerd dier onderscheiden. Daarom speelt ook de mentaliteit van een speler zulk een grote rol. Neem nu eens bij A.F.C. onze linksbuiten, Veltema. Heus niet zo'n groot tech nisch voetballer, maar een voorbeeld van enthousiasme en goede mentali teit. Steeds attent op elke mogelijk heid van een kansje. Komt dit kansje dan weet men zeker, dat hij erbij is en hoe dikwerf reeds met succes. Hij pikte er weer eentje tegen Volendam. Welnu, een met geestdrift en eerzucht geladen elftal komt tot explosies, waartegen de beste techniek het kan afleggen. Dat is nu juist dat heerlijke verrassende element, dat wel bij le vende mensen, maar niet bij automa ten voorkomt, en in werkelijkheid onze sport voor spelers en toeschou wers zo aantrekkelijk maakt. Zou misschien dat gebrek aan goede backs te wijten zijn aan een geremdheid in hun ontwikkeling, door tot eenzijdig heid leidende concentratie op het „dekken" der buitenspelers, vooral wanneer dit dekken maar al te dik wijls als een soort lijf-aan-lijf-duel wordt geïnterpreteerd? Zouden daar door misschien vele spelers met aan leg de feeling voor een ruimere op vatting van hun taak verloren heb ben? Wij hebben toch altijd een ruime keuze uit goede achterspelers gehad en zou die aanleg nu maar in eens verloren zijn? Ondertussen is door onze nederlaag tegen Volendam, onze positie maar weer gevaarlijker geworden. Het wordt inderdaad benauwend. En toch heb ik bij iedere wedstrijd het gevoel, dat we eigenlijk gemakkelijk hadden kunnen winnen. De achterhoede is ruim voldoende, onze vleugelhalves zelfs heel goed, doch zij worden veel te zwaar belast. De opstelling van ons binnentrio is m.i. niet bevredigend en daar zit hem de kneep, want onze vleugelhalves moeten feitelijk alleen het binnenveld bestrijken, door onvol doende steun der binnenspelers. Dit wordt nog geaccentueerd, doordat on ze verdediging als geheel na een af geslagen aanval niet snel genoeg op komt, zodat de gaping tussen voor hoede en verdediging te groot wordt. En dat moeten de vleugelhalves dan maar zien op te vullen! Vergeet toch niet, dat bij een aanval der tegen partij „dekken" de leuze is doch bij een eigen aanval „vrij lopen". Daarbij de open ruimte in de gaten houden, waar de bal heen gespeeld moet wor den. Ook is de bal nog steeds sneller dan de speler, dus vlug langs de grond in de open ruimte en niet op de man plaatsen. Niet stil staan en afwach ten, maar naar die open ruimte toe. Denken! Denken! Dan ben je vanzelf aan het switchen, want dit is m.i. niet zo maar van plaats verwisselen, doch het zoeken van de open ruimte. Is het U niet opgevallen, dat in de laatste tijd in Engeland ondanks ge perfectioneerd stoppersysteem gere geld zeer hoge scores te noteren val len Blijkbaar voltrekt zich een ver andering in het voorhoedespel, en als ik verschillende verslagen goed inter preteer, vooral het relaas, hoe som mige goals tot stand komen, dan gaat de bal razend snel. INEENS GE SPEELD, van man tot man (in de open ruimte) waardoor de snelheid enorm wordt opgevoerd. Natuurlijk vereist dat een intensieve lichamelijke en baltechnische training, welke men niet van amateurs kan verwachten, doch deze kunnen toch de les ter har te nemen en hun best doen voor het bereikbare. Nog een enkele opmerking: Wat speelde de 39-jarige Koning, de links buiten van Volendam nog een leer zaam partijtje. We konden overigens aan het veel meer beheerste, intel ligentere spel van deze Volendam- mers, die technisch misschien de min dere waren, een lesje nemen. I. H. GALAVAZI P.S. De prachtige zege op West- Frisia geeft de burger weer moed en is (met die op Z.F.C.) het bewijs, dat we inderdaad iedere tegenstander kunnen weerstaan. Het zal me be nieuwen te horen, hoe het nu met het binnentrio gegaan is. I. H. GALAVAZI 6

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1950 | | pagina 6