Sur Ie pont cf Avignon
BequnstiqinQ van onze aöveRteeRöeRS, houöt öe schakel in stanö
Kent U ook; van die leden, die zo onopgemerkt en
zonder een ogenblik de indruk te maken werkelijk
iets serieus te lanceren, je in luttele volzinnen kun
nen strikken voor het een of ander baantje?
Zo eentje is er o.a. de ouwe Teun van Veen, die
mij dan op een onbewaakt ogenblik met zijn inne
mende (zeker! Teun neemt nog steeds in) kleine,
koddige oogjes, desondanks slim turende achter zijn
brilletje, mij verzocht „weinig tijd in beslag nemen
de" werkzaamheden voor A.F.C. te willen vervul
len, Het „je hebt alléén maar" was schering en in
slag, hoewel ik precies mij niet herinnerde, wat hij
allemaal in korte tijd tegen mij zei. Wél meende ik
iets te verstaan over een Ere-lidmaatschap of wat
Nobelprijzen, maar dat kan ik mij natuurlijk ook
verbeeld hebben.
Zo las ik dan na ampele toezegging mijn korte, doch
kloeke naam in ons Bulletin in verband met con
trole-werkzaamheden vóór en tijdens een wedstrijd
van ons eerste elftal.
Weinig opgetogen, waartoe zal een mens zich on
nodig forceren, doch wel volkomen bewust van die
ontzettende, die verbazingwekkende clubliefde, die
mij in staat stelde zo een opofferend en in wezen
vernederend karwei tot succesvol einde te brengen,
meldde ik mij circa half één present.
Na enige discussie tussen Hoofdcontroleur de Jong,
Lou Woudstra en Teun van Veen, zag dit jolige
drietal in mij plotseling het geslaagde type een gam
mel bruggetje bij het kippeveldje te verdedigen, op
dat iedereen, die de euvele moed zou bezitten daar
kaartloos overheen te klimmen bij het zien van mijn
forse figuur onmiddellijk zou retireren.
Nu ben ik, niettegenstaande „Jhr" zijnde, heus niet
bijster trots aangelegd. Bij deze gevoelsontboeze-
ming speelt mijn gewichts-afname van dertig pond
zelfs geen rol van betekenis! Maar de wacht bij zo
een onnozel bruggetje te betrekken, dat is nou ook
geen baantje, dat je zegt „Gut, gut!" Terwijl ik
weet, dat er nog bossen A.F.C.-ers zijn, die hatd-
nekkig over „standing" blijven praten. Ho, ho, nu
moet U niet direct nijdig op mij worden; zó erg is
het ook niet, want zolang niemand ons tegenspreekt,
behoeft er óók niemand voorlopig mede te stoppen.
En nu kunt U natuurlijk denken, dat ik daar als
levend product zou gaan staan van een bepaalde
gedachtenassociatie van enkele organisatiemaniak
kenen dan geloof ik waarachtig, dat U nog
gelijk hebt ook!!
Evenwel, het vooruitzicht, een praedicaat te kun
nen verwerven van „vrijwillig betrouwbaar contro
leur" in losse dienst van A.F.C. trok mij dermate
wild, dat ik hapte in die zo smakelijk voorgezette
koek. Kortom: ik deed wat de club in mij meende
te moeten zien. Het was die dag nogal winderig
en koud en het zweepte mijn gevoelens inzake meer
genoemde clubliefde op tot een stijve bries.
Ik zag die -talloze trouwe clubleden langzaam het
veld opkomen, ik zag hun fidele blik, terwijl er toch
voetbalwedstrijden, ja, eerste-klas, genoeg in de
stad waren
En, terwijl die zo echte en vaak tot lyrische hoogte'
bezongen wind op speelse wijze door mijn donkere
kuif woei, besefte ik pas goed de waarde van mijn
dierbare, desondanks prijzige lidmaatschap. Ik voel
de mij, zo niet de kapitein, dan toch zeker de stoe
re bootsman, of nou, hup, desnoods een nóg minder
lid van de bemanning van onze fiere, hoewel af en
toe een tikje slingerende A.F.C.-schuit.
Edoch, wat een bevrediging moest het voor mij zijn,
als contröleur in losse dienst, toen ik in deze harts
tochtelijke overpeinzingen werd gestoord door het
geruis, veroorzaakt door een jochie van een jaar of
negen of zo, die, hangende en wurgende, met een
benauwd smoeltje tussen prikkeldraad en modder
sloot trachtte „voor lauw" een voetbalwedstrijd te
kunnen aanschouwen.
Die bevrediging, werkelijk te kunnen optreden als
een heuse contröleur, zodoende mijn club, de A.F.C.,
voor een schadepost te kunnen behoeden van dertig
cent (inclusief rechten)
In tijd van luttele seconden had ik alle gedachten
maar te concentreren, terwijl er duizenden door
mijn hoofd gingenik zag vergaderingen, waar
men uren confereerde over gelden, die belegd zou
den worden, ik zag in de put zittende mensen een
jaar later, die trachtten een tekort op aanneme
lijke wijze te dekken, ik zag Mets, toentertijd pen
ningmeester met een stralenkrans om zijn gave
hoofd, ik zag Woudstra, met een touw en een spij
ker in de hand, starende naar de hoogste boom, die
A.F.C. bezat. Maar ik zag geen enkel motief om
hier een rol van enige importantie te kunnen spe
len. Ja, ik had natuurlijk met barse stem en groffe
tred deze knaap tegemoet moeten treden met een
diepe intonatie van: Wat mot dat? Dan zou hij te
ruggeschrokken zijn en onvaster zijn geworden.
Misschien was hij dan wel in de sloot gevallen en
half of helemaal gestikt in de modderIn die
grauwe, stinkende modder, die ons Nederlandse
„shamateur-voetbal" omringtJa, dan had ik
desondanks mijn plicht gedaan.
Toen, geachte lezer, oordeel het vooral niet als sen
timenteel, en ik schaam mij niet het aan ons trouwe
Schakel-papier toe te vertrouwen, toen ben ik ge
capituleerd. Gecapituleerd, toen ik de intense angst
las in de ogen van dat jongetje. Want meteen dacht
ik aan mijn jongensjaren, hoe blij en dapper ik mij
had gevoeld eens bij een wedstrijd van Blauw-Wit
in het „Ouwe Stadion" over een moeilijk te nemen
hek te zijn geklommen en „lekker voor noppes"
binnen te zijn geweest. Natuurlijk in die zalige jon-
genskiel met winkelhaken. En, bedenk dót goed,
dat was nog voor een échte voetbalwedstrijd. Dit
jochie wilde alleen maar een thuiswedstrijd van A.
F.C. zien!!!
Zo zwichtte ik voor een vechtende, enthousiaste
jeugd. En ik hoopte, terwijl er achter mijn rug een
ernstige fraude plaats had, dat ditzelfde enthou
siasme door die wind over ons veld zou waaien, re
gelrecht naar onze gammele overdekte tribune,
waar onze A.F.C.-jeugd zo stil en zoet op onze
schaarse successen zit te wachten. Ik hoopte slechts,
dat ook hün bloed eens aan de kook zou raken, dat
zij dammen, hekken, dijken en barricade's zouden
doorbreken om tenslotte A.F.C. datgene te geven,
dat haar zo welverdiend toekomt
En wederom een van die legendarische thuiswed
strijden van ons eerste aanschouwende (H.R.C.) en
stilletjes peinzend op mijn onbetaalde post, verge
leek ik A.F.C.-ers met kersen. Zij moge hier vol
gen: Zij zijn beiden rood, zij worden vaak inge
maakt, dan zit er géén pit in, en met brandewijn
zijn zij het lekkerst!
Voor de rest kunnen ze mij beter niet meer bij dat
gammele bruggetje zettenofschoon de verdedi
ging van dat ding een uiterst belangrijke rol zal
blijven spelen in ons budget.
JHR van ROSSEM DE GAULIN
10