Hdvertenties
Amateurisme zonder premiestelsel en/of fondsen
A.F.C.-ers9 is goud voor uw Schakel!
ANTWOORD AAN AAD VAN LEEUWEN EN
Dr. Ir. A. F. VAN DER SCHEER
Begunstiging van onze aöveuteeRöeRS, houöt öe schakel in stanö
Professionalisme en amateurisme be
ginnen in onze sportwereld zo lang
zamerhand enige vergelijking te ver
tonen met de Amsterdamse Y-tunnel
en het stadhuis. Namelijk, er bestaan
alleen maar suggesties.
In het weekblad Sportief deed Dr. Ir.
A. F. van der Scheer een voorstel tot
instelling van een fonds, waaruit pro
minente amateurs aan het einde van
hun sportloopbaan een uitkering kun
nen ontvangen, een suggestie, die wel
licht kan leiden tot oplossing van het
„brandende probleem amateurisme of
professionalisme." Dit denkbeeld is,
zoals Aad van Leeuwen in zijn be
schouwing n.a.v. dit punt schrijft, niet
geheel nieuw, aangezien iets derge
lijks reeds door de heer Meeus (ex-
voorzitter van N.A.C.) ongeveer een
paar jaar geleden werd gelanceerd.
Waar het idee op neer komt is dit:
elke vereniging vormt een fonds,
waaraan zij bepaalde percentages van
haar inkomsten (contributie, recet
tes) doteert; het fonds, beheerd door
een bestuur, dat autonoom van de
vereniging is, zou deze gelden behe
ren en daarvan zekere bedragen over
boeken op, ten name van de spelers
der club te openen rekeningen, de
hoogte der bedragen afhankelijk te
stellen van bepaalde voorwaarden
(bezoek aan trainingsavonden b.v.).
Doel van het fonds zou zijn:
a. in geval van ernstige sociale noou
(veroorzaakt b.v. door langdurige
ziekte, ernstige ongevallen, waar
onder begrepen die op het sport
veld, werkloosheid, e.d.) een ren
teloos voorschot aan een speler te
verstrekken;
b. hem aan het eind van zijn actieve
loopbaan als voetballer een zeker
kapitaaltje te kunnen verstrek
ken, dat hem bij de opbouw van
zijn maatschappelijke loopbaan te
stade zou kunnen komen. Bij het
verlaten van zijn club zou de spe
ler zijn recht op de te zijnen name
bij het fonds geboekte bedragen
verspelen (uiteraard was dit be
doeld als een rem op het wegko
pen van spelers door rijkere clubs.
De overwegingen van de heer
Meeus waren ongeveer die van de
heer van der Scheer).
Aad van Leeuwen tekent hierbij aan,
dat er dus vooraanstaande figuren in
de sportwereld zijn, die streven naar
een oplossing, die het ideaal van het
amateurisme spaart, het bevrijdt van
het odium der schijnheiligheid, dat er
thans op rust, en niettemin niet de
nadelen heeft, die aan het professio
nalisme kleven of vermeend worden
te kleven.
Het wil er bij mij niet in, dat, gesteld
de suggesties zouden in bepalingen
worden bekrachtigd, hiermede het
amateurisme is gespaard, want hier
worden twee situaties, die tegenge
stelde polen zijn, tot één situatie sa
mengevoegd. Amateurisme laat zich
m.i. niet binden met welke vorm van
premiebetaling ook, want wanneer
men die richting uitgaat, dan wordt
in wezen een vorm van professiona
lisme nagestreefd.
De idiële zijde.
De financiële belangen van de club
zijn inderdaad zeer groot, maar het
is naar mijn bescheiden mening on
juist om die belangen automatisch te
koppelen aan de belangen van de eer
ste elftalspelers. Het moge een ide
aal zijn (voor sommige verenigingen
gelukkig een realiteit) maar zuiver
amateurisme is het standpunt van de
eerste elftal speler, die er van uit
gaat, dat dank zij zijn voetbalcapaci
teiten en die zijner medespelers, die
de kleuren van hun vereniging ver
dedigen en daar toch trots op zijn,
de inkomsten (recettes) van zijn ver
eniging ook ten goede komen aan
zijn clubgenoten (accomodatie, goede
terreinen, enz.), die met minder voet
balgaven zijn bedeeld, maar met even
veel toewijding en liefhebberij in een
lager elftal spelen en hun vereniging
steunen. Dat alleen is amateurisme,
maar wanneer de toewijding, de club
liefde afhankelijk gesteld moet wor
den van eventuele uitkeringen bij
ziekte of werkeloosheid, dan heeft
men een vorm van professionalisme
geschapen, die men abusievelijk voor
gespaard, heilig amateurisme ver
slijt. Het verstrekken van gelden of
goederen in welke vorm dan ook is
lijnrecht in strijd met de principes van
het amateurisme.
De materieele z(jde.
Het bovenstaande is niet geschreven
omdat onze vereniging, onze A.F.C.,
toevallig met financiële tekorten zit
opgescheept. Het is natuurlijk ge
makkelijker om de banieren van het
amateurisme te ontplooien, wanneer
de middelen ontbreken om professio
nalisme (in welke vorm ook) een
kans te geven, maar dit zou ook ge
schreven zijn indien het tegendeel het
geval was. Het is voor 95% der Ne
derlandse voetbalclubs toch zo, dat
ieder balkje gegrepen wordt om het
hoofd boven water te houden. De on
kosten aan de terreinen en opstallen,
de belastingen (vermakelijkheidsbe
lasting enK.N.V.B.sociale
lasten, enz. enz., zijn van dien aard,
dat een penningmeester al heel ge
lukkig mag zijn als hij het tekort kan
overzien.
Een vereniging moet reeds alle zeilen
bijzetten om haar leden althans enige
comfort te bieden, een comfort, dat
maar al te vaak gezocht moet wor
den via contributieverhoging, trai
ningsfonds, vermindering van reis-
vergoedingen, enz. Wanneer uit die
inkomsten, die toch reeds verre door
de uitgaven worden overvleugeld, een
soort „weerstandskas" voor eerste
elftal-spelers moet worden gevormd,
dan begrijpt men wel, dat de sugges
ties, die hierboven beschreven wer
den op materieel gebied theoretisch
en op idieel gebied onaanvaardbaar
zijn.
Kiezen.
Twee begrippen die niet te combine
ren zijn, twee situaties waartussen
men heeft te kiezen. Of het een, of
het ander. Kiest men het amateuris
me, dan iedere knoeierij rigourees
uitroeien met alle middelen waarover
het Voetbalapparaat beschikt. Kiest
men een vorm van professionalisme:
accoord, maar laat dan het woord
„minder zuiver amateurisme" schrap
pen. Consequentie? Een amateuraf
deling en een prof-af deling!
G. J. N. WIJNAND.
4