Professionalisme - - Sportjournalisten Amateurisme - Het komt mij voor, dat de debatten en ae perspole mieken over het professionalisme in de voetbalwereld niet uitblinken door logisch denken. Waarom gaét het nu eigenlijk? Van de meer dan 300.000 leden van de K.N.V.B. zijn er een paar honderd die eventueel in staat zijn om te trachten, van voetbal een bijverdienste te maken. Ik zeg niet, dat in hun' hart niet meerderen het zouden willen, maar het gaat om het in staat zijn. Dat zijn dus de eerste-elftallers van enige eersteklas verenigingen. - Voor het overige is er weinig kans voor andere spelers bij een premiestelsel en deze weten, dat het ook niet voor hen ingevoerd zou kunnen worden, omdat hun club het niet betalen kan en hun spel het niet wettigt. Ter wijl dan het overgrote gedeelte van de spelers niet eens een premie wil, maar het spel als eigen ontspan ning beschouwt. Op zijn hoogst is het premiestelsel, het professiona lisme, in devoetballerij actueel vooréén pro mille van de werkende leden van de K.N.V.B. En er wordt een drukte en een herrie over gemaakt, alsof de halve K.N.V.B. op z'n kop staat. De oorzaak hiervan is niet ver te zoeken. Over het algemeen bezoeken de leiding gevende sportjournalisten de „grote" wedstrijden en hoe gek het oppervlakkig klinken moge daardoor raken zij de „Kijk" kwijt op wat er in de voetbalwe reld leeft. Want de voetbalwereld is niet samengesteld uit die enkele betrokken eerste klasseclubs, maar dat zien helaas de leidende sportjournalisten niet. die de belangrijkste wedstrijden uit 2de, 3de of 4de klasse met een paar telefonisch ingewonnen gegevens afdoen en „en bloc" naar desnoods minder belangrijke wedstrij den gaan, als ze maar het officiële praedicaat „eerste klasse" dragen. Verstand gebruiken Wat gebeurt er nu in andere organisaties, waar één pro mille van de leden of de aangeslotenen anders wil len dan de meerderheid en de leiding? Die trekken er uil en gaan voor zichzelf beginnen. Dat ziet men in de kerken en men ziet het in de vakverenigingen. Maar onze prachtige K.N.V.B. moet zijn standpunt prijs geven en zijn principes over boord gooien, omdat een paarhonderd leden dat willen. Laten zij, die een premie willen verdienen, en de clubs, die willen betalen, dan een eigen organisatie stichten en onder elkaar gaan spelen. Of het hun zal bevallen? Dat is een andere zaak, want hebben de „experts" nu wel eens uitgerekend hoe hoog die „premies" zouden kunnen zijn? Stel het ima ginaire geval, dat A.F.C. premies zou willen betalen. A.F.C. staat er theoretisch prachtig voor. Honderden toegewijde leden, rond twintig elftallen, een gezellige accomodatie en blijkbaar onaantastbaar populair bij het Amsterdamse publiek, zodat wij recettes boeken, waarvoor menige provinciale eerste klasser vinger en duim zou aflikken Moet U eens aan penningmeester Woudstra vragen, wat A.F.C. dan zou kunnen betalen. Voor het eerst in zijn leven zou de brave Lou met zijn mond vol tan den staanEn dit geldt voor tal van grote en po pulaire clubs. Want laten wij wél weten. Als er premies betaald worden, moeten ze toch de moeite waard zijn, anders is de hele huidige herrie overbodig. Het gaat niet om een paar rijksdaalders, maar om meer. En bij dat „meer" moét de ontvanger van die premie zóveel be lasting betalen, dat hij een belangrijke premie moet ontvangen, vijftig gulden misschien? Het bedrag is dis cutabel, maar als je de belasting er af trekt, is een lagere premie nauwelijks interessant. Voor iedereen nu verder daast over die premies, zou het misschien zijn nut hebben, eens te weten te komen, hoeveel clubs in staat zouden zijn, een zes a zeven honderd gulden uit haar recette aan premie te betalen! Farizeïsme Een ander punt, dat bij de huidige debatten de aan dacht van de objectieve toehoorder vraagt, is het ego ïstische farizeïsme. De voorstanders van het premiestelsel willen al zeggen zij het met niet zo veel woorden eigenlijk de „export" van prominente voetballers tegenhouden. Want dan wordt het Nederlands Elftal te zwak en zo. Nu kan ik er niets aan doen, maar ik kan niet inzien, dat de eer van de vlag naar de bliksem gegaan is, om dat Abe Lenstra in de laatste seconde tegen Denemar ken in het zijnet schoot inplaats van in het Deense doel. Maar veel belangrijker is dit: Er blijkt in het buiten land een vak te bestaan beroepsvoetbal geheten waarin sommige Nederlandse jongelui flink geld kun nen verdienen. Laten ze dat dan doen! Niemand vindt het gek, dat ondernemende boerenzoons naar Australië gaan, omdat zij in dit overbevolkte land niet uit de- weg kunnen komen. Waarom is het dan „beangstigend" als jongens met een andere knobbel in casu voetbal len naar het buitenland gaan? Waarom gaat men dan zeggen: Premiestelsel in Ne derland invoeren. In wezen zou dan een Faas Wilkes gevraagd moeten worden om voor duizend gulden in Nederland hetzelfde te doen, waarvoor hij in Italië het tienvoudige kan maken. Maar, tjadat Nederlandse elftal? Oh! U bedoelt, dat als een werkelijk amateuristisch Nederlands elftal op z'n kop krijgt van iedere professional tegenpartij, het Stadion niet meer vol zou lopen en dat dan toch wel zo verschrikkelijk jammer zou zijn? Zegt U dat dan dan wéten we tenminste, waarom het gaat. Dan weten we, dat de strijd uitgevochten wordt óver de hoofden van het overgrote gedeelte der voetballers en tegen het zakelijke belang der jongelui, die door een zeker begaving in het buitenland veel meer kun nen verdienen dan in hun eigen maatschappelijke baan in Nederland. J. W. (Waarom wij faalden?) Ons doel is onze junioren stopperspilsysteem te doen spelen; als zij het niet doen, zijn ij in gebreke. Onze oudste adspiranten moeten het nog niet, doch als zij zich tot een dergelijk hoog peil van systeemvoetbal kunnen verheffen, dan graag. Onze jongste adspiranten moeten voorlopig van de bal weken, dus hun plaats houden. En gij, senioren, geef ons alsjeblieft voorbeelden om naar te verwijzen. Dr. M. VAN DRIEL 9

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1950 | | pagina 9