U/at Ieder A.F.C. er behoort te weten
IN HET TEKEN VAN HEDEN EN DE TOEKOMST
y
Laat ik ditmaal ermee beginnen om alle lezers van de
A.F.C.-Schakel van ganser harte een Gelukkig en
Voorspoedig Nieuwjaar toe te wensen. Geluk in hun
huisgezin, familie en in hun zaken en natuurlijk in en
met ons aller A.F.C., want vormen wij een A.F.C.-
familie of doen wij dit niet?
Ja, het is wat met die A.F.C., ons troetelkindje.
18 Januari: 55-jarig jubileum van de Amsterdamsche
Football Club! Een mensenleeftijd lang heeft onze club
een eervolle plaats in de Nederlandse voetbalwereld
bekleed en nog mag zij zich in de sympathie en be
langstelling van velen, van heinde en verre, verheu
gen.
Het ligt nu eenmaal in de aard der dingen, dat men
bij een dergelijk jubileum in de eerste plaats een blik
op het verleden werpt. En naar mate dit verleden
glorieuser is, meer aanleiding geeft om er trots op te
wezen, kortom meer gelegenheid biedt om de erfge
namen daarvan zich in deszelfs luister met welbeha
gen te laten koesteren, zal men bij de herdenking daar
van het zwaartepunt meer naar het voorbije dan op
het heden en de toekomst leggen.
De tijden veranderen en wij met hen. Ik behoef waar
lijk geen beschouwing over het wereldgebeuren te hou
den, om aan de hand van recente voorbeelden duidelijk
te maken, dat heden ten dage de schitterendste presta
ties in het verleden in deze nuchtere, harde, zakelijke
wereld geen oortje waard zijn, doch alleen met macht,
in welke vorm dan ook, rekening wordt gehouden.
Gelukkig echter is onze tot nu toe aan het amateu
risme vasthoudende voetbalwereld nog op andere basis
geschoeid. Wij hebben nog de illusie, dat onze sport,
spijts „belangenverenigingen", nog niet uitsluitend op
eigenbelang is gebaseerd. Laten we daarom in deze
jubileum-editie gerust maar weer eens aan de hoogte
punten van het verleden herinneren, al was het alleen
maar om deze aan onze tegenwoordige jeugd als voor
beeld te stellen.
Toch wil het mij voorkomen, dat wij juist bij dit
jubileum alle aanleiding hebben om ons in de eerste
plaats op het heden en op de toekomst te bezinnen. De
prestaties onzer elftallen waren tot nu toe vrij middel
matig. Zo lang ons nog een pak van het hart valt als
een onzer hogere elftallen, - het eerste in de voor
naamste plaats - weer eens de volle puntenwinst heeft
binnengehaald, zolang is er nog iets niet in orde. Zeker,
we bezitten nog een grote schare van spelers, juniores,
adspiranten en welpen en normaliter mag men aanne
men, dat uit die kwantitatief sterke jeugd ook kwali
tatief sterke krachten te voorschijn kunnen komen.
Blik in 't verleden.
Kijk, en dan denk je onwillekeurig aan het verle
den. Je gaat vergelijkingen maken. Er is veel veran
derd. Zelf herinner je je nog levendig de avond dat
je als 16-jarig jongeling, als adspirant, op de club
avond in de Oude Karseboom, zaliger gedachtenis,
mocht komen, om je door hem die je had voorgedra
gen (dat was Louis Galavazi) aan het Bestuur, En-
quete-Commissie en wat er overigens aan leden aanwe
zig was, zeer officieel en correct te laten voorstellen.
Dat was dan misschien wel erg ouderwets en overdre
ven maar het had toch zijn bijzondere bekoring. En het
heeft zoveel indruk op je gemaakt, dat je je het nu nog
in bijzonderheden kunt herinneren.
Ah, in die vreedzame jaren was A.F.C. DE club in
Amsterdam. Ieder jaar Engelse, Belgische en Duitse
gasten. Soms heel sterke, want ontvingen wij niet de
Bolton Wanderers? Wat was je als jongeling trots,
dat je lid van die club was.
En A.F.C. WAS goed in die jaren. Denk maar alleen
eens aan die prachtige voorhoede-spelers als Togneri
en de Graaf, om van de latere als Welsch, Jobst, Del-
sen maar niet te spreken. Wat was Toon Kooy trou
wens een fenomeen!
Heden.
Laatst dacht ik ook nog aan hen toen ik een radio
praatje beluisterde waarin een oud-Nederlands Elftal
speler Bouman met Ad. van Leeuwen over de vraag
keuvelde, of het Nederlandse Elftal uit die tijd of wat
later beter speelde dan tegenwoordig. Afgezien van het
feit, dat er geen goede vergelijking mogelijk is, wil het
mij toch voorkomen, dat de sprekers eigenlijk allebei
gelijk hadden. Alleen de basis waarop zij hun mening
vormen is geheel verschillend. Bóuman herinnert zich
meer de individuele prestaties zijner tijdgenoten. Zij
waren handiger met de bal, meer getruct, passeerden
gemakkelijker (toegegeven dat zij niet zo zorgvuldig
werden gedekt!) hun tegenstanders, kortom zij waren
in staat al die onderdelen van het spel te demonstre
ren welke het beoefenen niet alleen, maar ook het
kijken ernaar zo buitengemeen aantrekkelijk maakten.
Aad van Leeuwen daarentegen staart zich meer
blind op het zogenaamde wetenschappelijke in het mo
derne voetbal. Geperfectioneerde dekking, systemen etc.
hebben (m.ï. eenzijdig d.w.z. in de eerste plaats verde
digend tot uitdrukking komend) het elftal tot een meer
gesloten geheel gemaakt, waarbij alleen uitzonderlijke
spelers - men noemt dezulken tegenwoordig match-
winners - in staat zijn de ketenen welke het systeem
om hen heenlegt te verbreken (Wilkes, Lenstra). Laten
we van Leeuwen dus toegeven, dat het spel tegenwoor
dig meer het karakter van teamsport draagt, als zo
danig efficiënter gespeeld wordt, dat er minder risi
co's worden genomen, maar dat zijn aantrekkelijkheid
als kijksport als er geen matchwinnaars bij zijn, aan
merkelijk heeft ingeboet.
Misschien is deze ontwikkeling ook volkomen in
overeenstemming met de geest van de tijd waarin wij
leven, deze tijd van banden en dwang, beperking van
het persoonlijk initiatief, ja, laten we maar zeggen
van de triomf der middelmatigheid, om van de voor
keur van „granieten" stoppers boven de élégance van
door intelligentie geleide perfecte lichaamsbeheersing,
balcontróle en behendigheid maar niet te spreken.
Ach, ik denk wel eens als ik lees of schrijf over het
zoeken naar die open ruimte welke de oplossing moet
brengen om door het perfecte verdedigingssysteem te
breken, of dit zoeken niet een afspiegeling is van ons
onbestemde verlangen naar een plekje of een omge
ving waar we tenminste een ogenblik ons zelf kunnen
wezen, zonder die dwang en controle van anderen.
Naar de voorhoede!
Na deze confrontering van het verleden met het he
den moge ik ons Bestuur, onze elftalcommissies en onze
jeugdleiders op het hart binden, als ge jongens hebt
in wie ge aanleg voor voetbal bespeurt, laat ze dan
toch vooral in de voorhoede spelen. Haal geen goed
voetballertje naar achteren om een elftal te verster
ken. Gij doet meer voor de toekomst van A.F.C. indien
ge onder alle omstandigheden probeert voorhoedespe
lers op te leiden. Laat ze zich maar uitleven in de
voorhoede. Is een doelpunt maken niet een van de
mooiste belevenissen?