U/at ieder A.F.C.-er behoort te u/eten
"Begunstiging van onze Adverteerders, houdt de Schakel in stand.
Het heeft me oprecht genoegen gedaan te verne
men, dat op onze Algemene Vergadering onze ex-Scha
kelredacteur, Jo Wijnand, een blijvende herinnering als
bewijs van waardering voor het vele en voortreffelijke
werk door hem zoveel jaren in die functie verricht, in
ontvangst heeft mogen nemen. Zeker, als je uit lief
hebberij of sympathie voor je club de een of andere
taak op je hebt genomen, dan moet succes met je werk
de grootste voldoening en de mooiste beloning zijn.
Blijft het succes uit, dan kunnen de fraaiste dankbe
tuigingen dit gemis aan innerlijke voldoening niet doen
vergeten. Maar het is toch wel prettig bovendien zo'n
bewijs van waardering te mogen ontvangen.
Het is overbodig nog eens te herhalen hoezeer deze
erkentelijkheid van de zijde onzer vereniging in dit ge
val op haar plaats is. Het is slechts weinigen gegeven
met zo veel geestdrift en liefde voor hun taak te strij
den, als Jo Wijnand dat steeds en soms onder de
moeilijkste omstandigheden heeft gedaan. Nu weet
ik wel, dat deze geestdrift en clubliefde feitelijk van
ieder lid mogen worden verwacht, doch in de praktijk
zien we meestal een heel ander beeld. Al te veel wordt
er met het woordje „clubliefde" geschermd; al te veel
blijven de daden waarop het toch aankomt ach
terwege!
Clubliefde.
Waarom word je eigenlijk lid van een voetbalver
eniging? Uiteraard zijn er vele redenen, welke het lid
maatschap van een bepaalde vereniging voor iemand
aantrekkelijk maken. De een doet het om de gezellige
sfeer, waarvan hij heeft gehoord of wel eens genoten,
de ander omdat hij er zoveel vrienden en kennissen
heeft en een volgende, omdat er goed wordt gevoet
bald, of de voetbal-opleiding zo uitnemend is georgani
seerd. Van welk motief men ook uitgaat, in feite is
het toch zo, dat men er prijs op stelt lid te mogen
worden. Het moet een eer betekenen aangenomen te
zijn. En niet omgekeerd, d.w.z. dat men zich verbeeldt,
dat de club blij moet wezen, dat je erbij gekomen bent.
Daarom is het de natuurlijkste zaak van de wereld,
dat een nieuw lid zich aan de club moet aanpassen
en niet de club aan het lid. Het zou de reinste dwaas
heid zijn, als de vereniging zich naar een bepaald lid
zou moeten richten.
Onder de drang der omstandigheden wordt dan wel
eens van dit gezonde beginsel afgeweken, doch dit is
en blijft ongezond en bewijst slechts, dat er dan aan
de organisatie iets hapert. Leden, die een dergelijke
uitzonderingspositie voor zichzelf opeisen, zijn eenvou
dig geen goede leden, horen in een goede organisatie
niet thuis en zijn een gevaar van die club.
Natuurlijk is het een feit, dat de mensen nu eenmaal
verschillend van karakter en aanleg zijn. Daarom ver
eist het ook veel tact en inzicht om met al die ver
schillend gebekte vogeltjes om te gaan. Maar met on
willige honden is het slecht hazenvangen en zelfs de
grootste tact en het beste inzicht kunnen geen effect
sorteren, indien er geen bereidheid tegenover staat om
in het belang van het geheel de eigen persoon achter
te stellen.
L'Union fait la force.
Het leek mij nuttig deze materie eens onder de aan
dacht van onze leden, in het bijzonder van onze spe
lers, te brengen.
Onze voetbalsport is nu eenmaal een teamsport. Je
hebt elf man nodig om een normaal team te vormen en
deze elf kunnen niets bereiken, indien ze niet samen
spelen.
Wil dit samenspel tot het beoogde doel voeren, dan
dient het gegrondvest te zijn op elkaar begrijpen.
Daaruit volgt al vanzelf de conclusie, dat het zoal geen
speciale vrienden dan toch minstens goede kameraden
moeten zijn. Kameraden uit hoofde van hun gemeen
schappelijk doel en streven: hun sport zo goed mogelijk
te beoefenen tot hun eigen en eikaars voldoening en
tot eer en glorie van hun club.
Alhoewel voor alle elftallen geldend, ligt het voor
de hand dat deze eis, dit beginsel, van groter betekenis
wordt, naar mate het hogere elftallen betreft. Het is
nu eenmaal zo, dat hoe hoger men speelt, hoe zwaar
der de plichten worden, welke men daarmede vrijwillig
op zich neemt.
Over de lichamelijke training wil ik het nu niet heb
ben. Trouwens voor een flinke, gezond-eerzuchtige
sportjongen en waarlijk goed clublid is het vanzelf
sprekend, dat hij alles zal doen om zijn sport zo goed
mogelijk te kunnen beoefenen. Neen, het gaat mij nu
om die offertjes, welke moeten worden gebracht om
wille van de goede geest. Het op-zij-zetten van per
soonlijke gevoeligheidjes, soms van die in wezen zo on
benullige wrijvingen (waaraan we ons overigens alle
maal op zijn tijd wel eens schuldig maken), betekent
ook een offertje, misschien soms een heel zwaar.
In een der vorige Schakels heb ik Ajax als voetbal
organisatie ten voorbeeld gesteld. Zondag j.l. zag ik
Ajax volgens de regelen der voetbalkunst zijn zoveel
ste overwinning in dit seizoen behalen en het was pret
tig om te zien, vooral omdat er een bekwame zich vol
ledig gevende tegenstander, H.B.S., in het veld was.
Men voelde het aan, in het spel, in de sfeer, dat deze
Ajaxieden hun club bij haar gouden jubileum het
mooiste geschenk, waartoe zij in staat zijn, willen
aanbieden: het Kampioenschap! Geen twijfel, of onder
normale omstandigheden zullen zij erin slagen ook!
En waarom zoudt gij dat niet kunnen? Moeten we
dan bij ons 55-jarig jubileum weer met angst en vrezen
voor de toekomst vervuld zijn? Geloof me, ge kunt
iedere tegenstander in onze afdeling verslaan. Is het
niet opmerkelijk, dat we twee lastige uit-vvedstrijden
hebben gewonnen, terwijl wij op eigen terrein met ons
eigen publiek het zoet der overwinning nog niet moch
ten smaken? Dat duidt toch waarlijk wel op niet ge
ringe kracht. Komaan, makkers, we hebben nog altijd
een trouwe aanhang, welke hunkert om jullie toe te
juichen. Welnu, laat ze juichen!
Och, het is zo gemakkelijk om in een vrolijke stem
ming te beloven: we gaan er voor. Zulk een belofte
moet echter in het veld worden ingelost. Het is toch
immers niet waar, dat onze spelers minder clubliefde
zouden bezitten, dan zulks bij andere clubs het ge
val is.
Als regel heb ik mij in deze rubriek als functionaris-
in-ruste ertoe bepaald algemene problemen te behande
len, de interne zaken aan de daarvoor in aanmerking
komende functionarissen overlatend. Het zij mij ver
geven, dat ik mij ditmaal eens speciaal tot onze eigen
leden heb gewend, hopende er een bescheiden steentje
toe te kunnen bijdragen, dat de geest weer vaardig
wordt en onze elftallen in ons 55ste verenigingsjaar in
een onweerstaanbare stormloop onze goede, oude, soms
zwakke maar toch voor ons zo rijke A.F.C. weer zege
vierend aan de top zal brengen. Er is nog alles te be
reiken.
I. H. GALAVAZI
6