Krabbels uit het Oosten
Begunstiging ran onze Adverteerders, houdt de Schakel in stand.
U hebt in geen tijd wat gehoord van het buitenman-
netje en geen wonder, want in de zomer voelt hij zich
buiten beter dan in Mokum en wenst hij niets te horen
over het verdwaasde voetbal-gedoe. Dientengevolge ben
ik er wanhopig uit, kan me amper nog herinneren hoe
onze jongens het achter ons liggende seizoen die mooie
kans op de eerste plaats vergokten. Daarover werd
zelfs in onze negorij gesproken en de algemene achting
van de dorps-notabelen te mijnen opzichte heeft er dan
ook zwaar onder geleden. Mijn rood-zwarte gemoed
werd op zware proef gesteld, ja, er waren momenten,
dat ik mezelf van défaitisme beschuldigde. Je dompelt
je in het gezapige buitenleven en je denkt slechts spo
radisch aan je oude strijdmakkers in de stad des ver
derf s. Maar pas op, A.P.C. is net als de liefde (daar
kan de „aangetrouwde" van meepraten!), op de duur
kan je er met je vingers niet afblijven. En zo werd ik
dan ook weer trouw de sigaar en dat nog wel op een
mooie Zondagmorgen. Tengevolge van zekere atmosfe
rische storingen bevond ik mij die dag plotseling op
het A.C.C.-terrein, aan welke club ik me ook nog altijd
zo'n beetje geparenteerd gevoel. Ik trof het; het was
juist de big match tegen de „Grote Haagse". Wel was
het geen „bright cricket", maar toch heb ik genoten.
Niet alleen van de spanning, doch vooral door het weer
zien van zovele oude sobats. Dan voel je pas weer
goed de grote kracht van onze „good old" en dwaal je
weer af in de' bekende oude hogere sferen.
Bij zo'n gelegenheid wil je dan gaarne eens wat meer
horen over de interne zaken en „leg je het oor eens
aan", zoals de oude Schaf zou zeggen. Maar dat is niets
meer tegenwoordig; blijkbaar is zulks in strijd met de
UNO-voorschriften. Och, ook dat deert je niet. Willy
voelt zich weer fit en gedraagt zich daarnaar. Benno,
de gebenedijde, is er ook weer, verder onze bekende
persmuskiet en andere roemruchte grootheden uit het
verleden. Bijgevolg een vlotte en speculatieve conver
satie en na afloop van de match natuurlijk het bekende
gezellig samenzijn. In zo'n entourage gaat de tijd snel
voorbij en mag je je gelukkig prijzen op tijd in de
rimboe terug te zijn.
Je komt dan thuis in de onnozele veronderstelling,
dat je wat A.F.C. betreft weer een beetje „au courant"
bent, maar voor de zoveelste maal moet je constate
ren, dat je er weer wanhopig naast bent. Want een dag
of wat later krijg je een Schakel thuis, waarin het
„ontslag" van onze Chef-, Hoofd- en Smoes-Redacteur
wordt aangekondigd. Kijk eens, dat vind ik nou niet
aardig! Dat hadden „ze" me toch wel even mogen
zeggen. Ondanks mijn beperkt spraakvermogen zou ik
dan graag hierover iets hebben willen smoezen (mooie
taal dat Hollands met die drie werkwoorden). Nu moet
ik het hier maar doen, dat kan ik als oud-redacteur nu
eenmaal -niet onder me laten.
Waarde Jo. De goede Willem heeft in de laatste
Schakel al zo'n klein beeld opgehangen van alles wat
je als Redacteur van de A.F.C.-Schakel voor elkaar
hebt gebokst. Ik weet, het lijkt allemaal zo gemakke
lijk, maar weinigen beseffen wat voor een werk en
clubliefde daarvoor vereist worden. Ik ben in mijn jonge
tijd ook een paar jaar redacteur geweest, toen de Scha
kel nog maar een prutsblaadje was en ik heb dus een
klein; notie welk een geweldig werk door jou op dit ge
bied verricht is. Ik wens geen uilen naar Athene te
dragen, maar ik mag je zeker langs deze weg, onge
twijfeld namens alle A.F.C.-ers, hartelijk dankzeggen
voor het baanbrekende werk door jou op Schakelge-
bied gepresteerd. We hebben in jou een medewerker
(ik zou bijna zeggen toon-aangever) verloren, die ze in
het nabije Oosten als „etwas noch nie' Dagewesenes"
zouden bestempelen.
Baat ik hopen, dat je zoon zal blijken een waardig
opvolger van zijn vader te zijn.
(Inderdaad, laat ons dat vurig hopen. - Red.)
HET BUITENMANNETJE OOST
worden. Alleen maar door het zeer veelvuldig oefenen
met een bal kan de juiste techniek verkregen worden.
De speler moet de bal volkomen meester worden, waar
mee hij kan doen en laten wat hij wil, de bal moet als
het ware aan de' voet kleven, de speler moet de bal als
aan een touwtje hebben. Steeds, tot vervelens toe: drij
ven, stoppen, plaatsen, doorgeven; dan pas komen er
resultaten. Een training is geen grapje! Alleen hij, die
bezield is van de heilige wil een goed voetballer te wor
den kan zich deze opofferingen getroosten.
De oefenmeester moet zijn oefenstof zo smakelijk mo
gelijk opdissen en stimulerend werken. Hij moet de
moeilijkheden om een bepaald iets te leren aan den lijve
ondervonden hebben en fouten bij anderen niet alleen
zien, maar ook de remedie weten te vinden. Hiervoor
hoeft de oefenmeester zelf niet technisch beter te zijn,
want anders kon in Nederland niemand Wilkes of Len
stra iets leren of zou Hans van Swol geen tennistrainer
meer nodig hebben. In de tenniswereld kennen we de
Bondstrainer Gurovitsch die, zelf een zeer matig ten
nisser, de gave bezit fouten van topspelers te corrige
ren, in de athle-tiek zien we dit o.a. bij Jan Blankers.
De trainer moet een bijna mystiek inzicht hebben in
het verbazingwekkende mechanisme van het lichaam,
in het wonder van de gewrichten, van de banden, van
de vloeistoffen, van de spieren, van de zenuwen en van
de impulsen der hersenen, waarop men nooit uitgestu
deerd raakt en die voor iede'r individu weer anders zijn.
Veel kan de oefenmeester dus doen, ma-ar het meest
moet door de speler zelf worden gedaan, duizend en één
keer een bal stoppen, tot het automatisch gaat.
Ik herinner me een speler met zeer lucratieve schijn
bewegingen, welke hij zichzelf in de spiegel ge
leerd had. (Tennissers en boksers oefenen veel voor
een spiegel).
Ik herinner me Charles Lungen, steeds maar in z'n
eentje op het veld achter een balletje aan. Voetballen
leren we a-lle'en door het veel te doen, zoals we dat
vroeger deden, voor schooltijd, tussen schooltijd, na
schooltijd, dag in dag uit.
Onmogelijk is het m.i. een nieuwe kweek te vormen
uit onze huidige jeugd als ze alleen Woensdagmiddag's
met z'n twintigen achter één bal aanlopen, waarbij dan
nog pingelen verboden is. Jongens, die werkelijk aanleg
hebben en een voetballer willen worden: spaar voor
een voetbal, zoek een stukje' land en benut ieder vrij
kwartier. Hang aan het plafond van je kamer desnoods
een imitatiebal met een touwtje en oefen hiermee met
je linker en rechterbeen. Wat en hoe is voorlopig min
der belangrijk, maar la-at de bal je vriendje worden.
Gebrek aan ruimte en de kans om al te vervelend te
worden nopen mii kort en oppervlakkig te zijn. De be
doeling is alleen onze jeugd en onze volwassenen met
aanleg op te wekken de training in de ruimste zin van
het woord serieus ter hand te nemen, hierin een voor
beeld te nemen aan beoefenaars va-n andere sporten en
zich hiervoor vele opofferingen te willen getroosten, op
dat A.F.C. eindelijk daar komt, waar Bestuur en Com
missies haar zo graag willen hebben.
Adé
4