Beschamend (Ingezonden) Krabbels uit het Oosten TBegunstiging van onze Adverteerders, houdt de Schaliel in stand. Ik kan, oprecht, de pennevruchten van mijn collega j. W. zeer op prijs stellen, maar moet toch een uitzondering maken voor het stukje in de vorige Schakel, onder de titel „Bescha mend", in het midden latend, of ik het er wel of niet mee eens ben. In zijn artikeltje worden alle „overigens ter goede naam en faam bekend staande persoonlijkheden uit de voet ballerij en sportjournalistiek" de weg uitgenomen in de rich ting van „Beschamend". Nu weet ik wel, wat de heer J. W. bedoelt, en wie hij bedoelt en velen met mij. Er zijn evenwel nog massa's, die het niet precies weten en dan lijkt het mij (Het fair collectief over „sportjournalisten" en „sportjournali stiek" te praten. Laat de heer J. W. man en paard noemen als hij zoiets wil schrijven, dan verdwijnt de collectiviteit en kun nen de Schakel-lezers precies de conclusie trekken, die ze wensen. LEX IZAKS, „ook uit de sportjournalistiek". Onderschrift. Collega Izaks heeft naar mijn gevoel het artikel „Beschamend" in de October-Schakel iets te vluchtig gelezen. Ik schreef waarop overigens ter goede naam en faam bekend staande persoonlijkheden uit de voetballerij en de sportjournalistiek elkaar in enkele der bekendste voet balbladen uitschelden." Hieruit blijkt, dat het niet ging om, zo als collega Izaks meent, alle persoonlijkheden etc. maar om sommigen van hen, die in enkele der bekendste voetbalbladen schrijven. Nergens schreef ik collectief over „spo-tjournalisten maar noemde als voorbeelden Nico Bouvy en Van Emmenes. Ik hoop, dat de heer Izaks bij herlezing van mijn artikel dit zal inzien en ik kan overigens niet anders dan verheugd zijn, dat de chef Sportredacteur van het „Algemeen Handelsblad" zo duidelijk laat merken, dat hij zich eveneens distancieert van het door mij gesignaleerde geschrijf. Opvallend is verder, dat verschillende clubbladen zich blijkbaar ergeren aan de per soonlijke venijnigheden in de sportpers. In dezelfde week, waarin de October-Schakel verscheen, kwamen! bijv. ook de „A.D.O.-Post" en de „Feijenoorder" met ongezouten critiek. Red.) Mijn halfbroer uit de West (tot heden was ik mij er niet van bewust, dat ik met hem nog in de „permetasie" was) heeft in zijn laatste Schakel-artikel ook weer zitten aandringen op verdere bijdragen van mij, daarbij bewerend, dat ik door het inniger contact met onze club meer stof tot schrijven zou hebben. Helaas moet ik dit als technicus bestrijden, want U weet een contact, en vooral een nauw contact, geeft maar al te gauw aanleiding tot kortsluiting, met alle narigheden daar aan verbonden, hetgeen de schrijver natuurlijk niet ten goede komt. Ik had dan zowaar het voorrecht weer eens een paar A.F.C.-Zondagen mee te maken en wat meer wil zeggen twee klinkende overwinningen, met een score van niet minder dan 100 te onzen faveure. Onze technische medewerkers zullen deze gebeurtenissen in de Schakel wel verder uitbroeden. Van zelfsprekend ben ik min of meer buiten „Oosten" vanwege deze daverende start, denk alleen met angst aan het seizoen van ik meen 1928, toert we ook zo onweerstaanbaar begon nen, doch naderhand nog lelijk in de knel kwamen te zitten. Daarom jongens, blijf op je hoede! Ik moet tot mijn vreugde erkennen, dat na het slappe spel in het A.R.O.L.-tournooi ons team mij geweldig is meegevallen en als de grote „wil" er blijft, zie ik de toekomst met vertrouwen tegemoet. Ook boven, in het heiligdom van Pijl, was het weer goed toeven; vooral in de rust tref je daar zoveel oude vrienden, dat dit alleen al een reis naar de Wandelweg waard is. Het komt mij echter voor, dat er na afloop nog te veel leden van de oude garde ontbreken. Is de jeugd van heden hun te luidruchtig, is de drukte te groot, zijn hun huiselijke beslommeringen te overwegend of zijn het de gevaren verbonden aan het afdalen van het trappenhuis, die hen weerhouden? Och, kom, „la garde meurt, mais ne se rend pas," en juist de aanwezigheid der oudjes kan ook in deze omgeving nog zoveel goeds doen. Met instemming nam ik verder kennis van het gedegen, ik mag wel zeggen opvoedend betoog van onze Redacteur inzake de huidige controverses in de Sportpers. Bij een van mijn laat ste bezoeken aan het A.F.C.-home mocht ik deze kwestie reeds met hem aanroeren en zijn standpunt onderschrijf ik ten volle. Ik heb vroeger in mijn vrije tijd ook wel eens wat aan sport journalistiek gedaan en weet, dat er af en toe wel eens scherpe woorden kunnen vallen. Zo herinner ik me nog uit mijn prille jeugd de hoog oplaaiende polemieken tussen het Sportblad (Groothoff) en de Sport (Hans). Ik was toen nog lid van A.V.V., de club van Groothoff, had dus eigenlijk de partij van deze moeten trekken, doch de grote „Hans" han teerde zijn pen zo meeste'rliik, dat ik het dikwijls ondanks me zelf met hem eens was. Dit was journalistiek van een klasse, die men heden ten dage maar al te node mist. Ook deze pole mieken waren dikwijls vrij scherp, maar het venijnige, grove element ontbrak gelukkig. In die oertijd beschikten we trou wens over diverse vaardige en geestige scribenten, zoals H. J. O., Fritzie, Dr. van Staveren, om er maar enkele te noemen. Ook deze waren heus niet mals in hun kritiek, maar al konden ze hun slachtoffers dikwijls ongenadig in het zonnetje zetten, dan gebeurde zulks altijd in een behoorlijke trant en op een geestige wijze, die zelfs hun tegenstanders deed lachen. En mocht er in die tijd al eens een onvertogen woord vallen, dan was dit niet erg, want in het algemeen nam de Maatschappij van toen nog geen notitie van een paar armzalige' spo"tkrant- jes, die elkaar in de haren vlogen en een moeizaam bestaan voerden. Men apprecieerde als sportman de geestigheden of sportkennis van de schrijvers en niemand van de buitenwereld nam er aanstoot aan, wanneer een dier „dazen" eens uit de band sprong, want een zichzelf respecterend burgerman be moeide zich in die dagen niet met sport en zeker niet met de voetbalsport. Dit is nu geheel veranderd, sport en bijgevolge het sportnieuws is algemeen bezit geworden en dus moeten we nu. zoals Wijnand terecht zegt, op onze tellen, en ma nieren passen. Het is daarom verheugend, dat onze A.F.C.- Schakel ook in dit opzicht een goede beurt maakt en steeds de juiste toon weet te vinden. Dat dit zo moge blijven! Aan de' beruchte stopperspilkwestie zal ik maar geen ver dere woorden verspillen. Deze zaak is volgens mij totaal dood geschreven en ik verheug me, dat de Schakel-Redactie zo ver standig is geweest deze prikkelidylle buiten haar kolommen te houden. Ik hoop, dat de grote Sportpers dit eindelijk ook eens zal inzien, zodat ik niet elke Woensdagmorgen, wanneer ik „Sportief" opensla, een gemelijk gevoel moet onderdrukken en, na Joris genoten te hebben, maar spoedig overschakel op de beproefde uitzending van „Tartuffe". Wat mijn zoon er van zegt, zal ik maar niet herhalen, want de jeugd zegt dik wijls ongezouten de waarheid en dan zou ik mij schuldig ma ken aan een manier van doen, die ik juist buiten ons blad wil houden. Ik eindig dit stukje met de hoop uit te spreken, dat Wij- nand's artikel het gevolg moge hebben, dat hij hiervan ver wacht en dat de Sportpers moge inzien, dat de sportliefheb bers er niet zijn voor haar, doch omgekeerd. HET BUITENMANNETJE Oost. 16

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1948 | | pagina 16