We zitten er u/eer middenin
A.R.O.L.-Pers-lmpressfes
OU
JÜO
Gezondheid!
(cê/ec/>c day
mt^aaSfki
Begunstiging van onze Adverteerders, houdt de Schakel in stand.
Zó zeilen we na een zalige vacantie argeloos Amsterdam
weer binnen, of zó heeft het leven ons weer in z'n ijzeren
greep te pakken.
Het begint zo heel gewoontjes met de bekende telefoontjes,
en het gebel aan de deur is ook weer prima op peil; het is
roerend, hoeveel mensen denken origineel te zijn door te vra
gen „of ze even dit of dat bij ons neer mogen zetten". Op
een gegeven moment had ik 3 waszakken en een houten salon-
kroon in de gang staan. Maar gelukkig wordt er nog wel
eens wat weggehaald ook, b.v. gasmuntjes, lichtpenningen,
textielpunten en zo.
Teneinde mijn aanvallers meteen maar dodelijk te treffen,
overwoog ik aan onze buitendeur een net bordje op te hangen
met: „Ook voor U ben ik niet te spreken!" Maar daar ik mij
verbeeld mensenkennis te bezitten, voorzie ik dat mijn man
de enige zal zijn, die zich met animo aan mijn vriendelijke
mededeling zal houden en de rest der mensheid zal z'n arge
loze, optimistische grijnslach slechts verbreden.
Nee! ik heb ergens bordjes gezien „Gevaarlijke uitrit" en
dat lijkt mij toch wel geschikt voor A.F.C.-vrouwen om aan
de binnenzijde van de voordeur te timmeren, want ziet, vóór
dat ik het wist, zat ik weer met het volgende menu opge
scheept:
Maandagavond: Clubavond.
Dinsdagavond: „We hebben een vergadering!" (Waar heb
ben ze dan clubavond voor??).
Woensdagmiddag: Een heer met ogenschijnlijk betrouwbaar
voorkomen kwam met een slee vooor, en haalde mijn
lieverdje af voor een „lunch met bespreking".
Woensdagavond: „Ik heb beloofd dat ik mee zou doen met
klaverjassen het is om elf uur afgelopen(écht
waar, hij was om 11.30 uur thuis).
Donderdagavond: 'k Moet even naar 't trainen kijken, ben
zó terug. (toen ik 3 uur later een telefoontje door
gaf naar 't clubhuis kon ik door de telefoon horen, dat
ze het over v.o.e.t.b.a.L hadden).
Vrijdagavond: moet ik nog meemaken.
Zaterdagmiddag: moet ik naar het tweede kijken".
Zondag: Hara-Kiri, door
EEN AANGETROUWDE.
Ik heb weer eens gearold. In de oude tijd was dat iets heel
gewoons voor je, iets dat als een extra hapje in de drukke
A.F.C.-sfeer met smaak en met een zekere nonchalance werd
verorberd. Als je echter in de rimboe woont, veroorzaakt het
zekere sensaties, die hun invloed niet alleen doen gelden op
je eigen persoonlijkheidje, maar die doordringen tot je naaste
familieleden. Mijn vrouw schijnt bij het werkwoord „AROL"
altijd min of meer geëlectrificeerd te worden en acht het dan
noodzakelijk me met moederlijke raadgevingen te sterken. Ze
wijst me op de grote gevaren van het reizen met de laatste
trein en wil me approvianderen alsof ik een expeditie naar
onbewoonde oorden ga ondernemen. De goede ziel heeft na
melijk niet het minste besef van de culinaire geneugten, die
het Etablissement Pijl biedt en zoals het meer gaat „onbe
kend maakt onbemind". Als kenner weet ik echter, dank zij
de onvolprezen aanwijzingen van onze geachte medewerkster
„Aangetrouwde" wel de juiste middenweg te vinden, zodat ik
dan niet al te zwaar belast in Mokum arriveer.
Zo ging het ook gisteren. Met welbehagen snoof ik, uit het
J1T -AmÊ
C. S. geperst zijnde, de opkomende Mokumse feestgeuren op
en na een even persende tramrit, bereikte ik eindelijk de mij
zo bekende A.F.C.-bodem. Daar is langzamerhand wel iets
veranderd, maar dat zijn maar kleinigheden, al heeft het mis
schien wel een paar centen gekost. De sfeer (U weet wel, die
geliefkoosde uitdrukking van de „Pers" ik ben in deze
tirade toch aan het persen en wil mijn hart ook eens uitper
sen) was er weer als vanouds en het doet je altijd zo onmete
lijk goed als je je strijdmakkers uit je ondeugende jaren weer
eens de hand kan persen. Flelaas worden ze schaars, want
vadertje Tijd gaat onverbiddelijk verder en eist zijn quotum.
Zo deed het mij veel genoegen onze oude gummi-kei Paul
Welsch te zien, na lange afwezigheid. De andere oudjes laat
ik maar onvermeld, die mankeren bijna nooit. Alleen miste ik
node mijn oude kameraad met de handjes, U weet wel, dat
buitenmannetje uit West, maar ik hoop hem de volgende week
toch weer eens aan mijn bescheiden boezem te mogen persen.
Van de voetballerij zal ik maar weinig zeggen, die zal wel
door de Grote Pers vakkundig verperst (vergeet vooral de „r"
niet, zetter!) worden. A.F.C. vertoonde weer het bekende
slappe AROL-spelletje en werd er dus door onze palingleve
ranciers netjes uitgeperst. Wc hebben genoten van de span
nende wedstrijd H.B.S,Zeeburgia en het vinnige duel P.S.
V.K.F.C. en de rest was maar zó zó. Maar de stemming in
het Etablissement Pijl (ik heb mijn betere helft wijs gemaakt,
dat het een succursale is van de oude gerenommeerde zaak
v, d. Pijl in Den Haag, waar we in een misdadige bui eens
gegeten hebben en toen was het natuurlijk O.K.) was weer
prima. Onze Willem was als steeds „super", een Blauw-Wit-
cabaretière deed de zaal daveren, men danste op de muziek
van de onvermoeibare Teun, in één woord het was gezapig en
gezellig, zoals ik dat in de 'A.F.C.-kring al een kleine veertig
jaar gewend ben.
Zo tussen door werd er ook nog een babbeltje gemaakt en
hieraan is het te wijten, dat ik me weer aan een Schakel
schrijverij bezondig. Ik zat n.l. aan tafel bij de Grote Pers
(U weet wel dat lichaam, dat tegenwoordig over het wel en
wee van het zondige mensdom heeft te oordelen en te be
schikken) en in mijn gulle stemming heb ik toen onverstande
lijk beloofd weer eens iets uit mijn pen te persen. Dit is dus
een pers-artikel; nu hoop ik maar, dat het ook ter perse komt!
(Al zou alle andere copy er voor moeten blijven liggen. Red.).
HET BUITENMANNETJE OOST.
11