Een u/oord van afscheid Ter inleiding Begunstiging van onze Jddverteerders, houdt de Schakel in stand. QAARNE geef ik gevolg aan het verzoek van de Schakel-redactie om een woord van afscheid als voorzitter der A.F.C. te schrijven. Ik heb altijd de grootste waardering gehad voor de keurige uitvoering van ons maandblad en het is niet mijn schuld, dat het thans min of meer ontsierd wordt door een afdruk van mijn alles behalve fotogeniek voorkomen. Het was echter de wens van onze Redacteur en niet .ik ben hierom te laken. Het is mij een behoefte dank te brengen voor de vele vriendschap, die ik steeds in onze vereniging heb mogen ondervinden. Mijn pad is niet altoos over rozen gegaan, allerminst gedurende de tijd, waarin ik geroepen was de functie van voorzitter waar te nemen. Overigens heb ik mij daarover nimmer verbaasd, het was te voorzien. Na een periode van voor de A.F.C. jarenlang ongekende bloei, waarin wij het op een haar na weer tot de eerste klas brachten, wisten wij, ondanks de tegenvaller, verleden jaar toch nog bijna de bovenste plaats te bereiken. Toen de weg naar promotie opnieuw was afgesneden, hadden wij wel geweldig voetbal-minded moeten zijn om na zo n felle actie een grote reactie te voorkomen. Zij kwam dan ook prompt. Het ene elftal van ons sleepte het andere mee naar de rand van de afgrond en op een gegeven moment liet het zich aan zien, dat de drie hoogste elftallen tegelijk degradatie-wedstrij- den zouden moeten spelen. Ook als voorzitter voel je je dan niet bepaald lekker. Gelukkig kon het gevaar over alle linies nog afgewend worden. Ik heb steeds mijn best gedaan er de moed in te houden, maar nu het voorbij is, wil ik toch wel ruiterlijk bekennen, dat ik er meer dan één slapeloze nacht van heb gehad en dat ik de angst, doorstaan in het sei zoen 1947/48, niet licht zal vergeten. Tot ons aller vreugde is het ten slotte allemaal goed afgelopen en zoals het mij niet bevreemd heeft, dat er voor ons een slecht jaar moest komen, lijkt het mij min of meer natuurwet dat, gesterkt door de harde lessen, die wij vooral uit het laatste gedeelte van het afgelopen seizoen hebben kunnen putten, de naaste toekomst voor onze club rooskleuriger zal zijn. De mogelijkheid is zeer zeker voorhanden. In Mr. Booth hebben wij ongetwijfeld een voortreffelijke oefenmeester gevonden en wanneer nlle aanwezige krachten zich tot het uiterste inspannen en zij allen, zonder uitzon dering, de bereidheid tonen, zich geheel, maar dan ook ten volle, te geven, zal het met de A.F.C. waarachtig wel gaan. Dit zou dan de grootste beloning zijn voor het opbouwend werk, dat ik gedurende een aantal jaren naar mijn beste weten voor de good old heb trachten te verrichten. Mijn voornemen om als bestuurslid heen te gaan, heb ik reeds lang geleden kenbaar gemaakt. De dagelijkse bezig heden laten niet meer toe, dat ik mij voor honderd procent voor de vereniging blijf geven, wat toch nodig is, wil men ook tegenover zichzelf verantwoord zijn. Wanneer ik af en toe eens wat teleurstelling moest ondervinden, heb ik dat altijd beschouwd als een voortvloeisel uit de na oorlogse weeën. Ofschoon wij drommels goed wisten, dat wij ook na de bevrijding nog vele moeilijke jaren zouden tege moet gaan, hadden wij allen, grote en kleine werkgever of werknemer, het ons wel wat anders gedacht. Het grootste deel van het mensdom is overspannen, prikkelbaar en licht geraakt en het is begrijpelijk, dat het in de A.F.C. niet anders is, vooral wanneer daarbij nog sportieve tegenslag is gekomen. Maar na regen komt zonneschijn: zo is het altijd geweest. Het was een ramp geworden, indien meerdere bestuurs leden tegelijk waren heengegaan. Zijzelf en ook de algemene vergadering hebben dit gelukkig begrepen en het zal de club niet anders dan ten goede komen, mede door het verstandig besluit om in verband met de steeds toenemende werkzaam heden, het bestuurscollege tot negen mensen uit te breiden. Wij mogen ons er over verheugen, dat de heer Hauber bereid is gevonden ons uit de impasse te helpen en het presidentschap op zich heeft willen nemen. Onze nieuwe voorzitter is geenszins een oningewijde in voetbalkringen. Hij heeft een voor de A.F.C. warm kloppend hart, weet vrienden te maken en te behouden. Persoonlijk heb ik er het volste vertrouwen in, dat hij met bekwame hand het schip in de juiste baan zal weten te houden, ook bij stormachtig weer. Maar dan zal hij van allen de volle medewerking deelachtig moeten worden, wil hij in zijn taak slagen. Dit wens ik hem oprecht toe. Op een algemene vergadering, waar zoveel te zeggen valt, vergeet men allicht iets. Ik had de heer Leo Horn dank willen brengen voor het klavier, hetwelk hij de A.F.C. wel heeft wil len schenken- en dat reeds in ons clubhuis staat. Dit verzuim achterhaal ik hiermede alsnog. Voor wij er erg in hebben, staat het nieuwe seizoen voor de deur. Het is zaak, dat allen, die er voor geroepen zijn, weer tijdig aan de slag gaan. Het is voor een goed doel. Voor de club, waar wij niet buiten kunnen. A. METS. TOEN mij enige tijd geleden gevraagd werd, of ik ook tijd en ambitie had om eventueel voorzitter van A.F.C. te worden, heb ik ten aanzien van het eerste met enige bedenking, en ten aanzien van het tweede bevestigend geantwoord. Voor alles moet ieder zich vrij kunnen uitspreken. Hoewel ik overigens nuchter genoeg ben om te beseffen, dat van de nood vaak een deuqd gemaakt dient te worden, behoorde ik mij niettemin ernstig af te vragen, of ik een dergelijke belangrijke taak wel op mijn schouders mocht nemen. Ik wist en weet, dat het Voorzitterschap van een grote Vereniging als de A.F.C. geen sinecure is en dat heel veel medewerking en het volle vertrouwen van de leden nodig is om het presidium met kracht en overtuiging te kunnen waarnemen. Ruimschoots heb ik overwogen, welk werk en op offering mijnerzijds moet worden gebracht om in onze grote familie „bevaderend" te kunnen optreden. Ik weet, dat het veel tijd zal vergen en dat het een „dienende" taak is. Ik ben bereid, mijn gehele persoon in te zetten, waarbij ik de verzekering geef, dat zowel de vriendschap als de sport prestaties mijn onverdeelde belangstelling zullen hebben. Onwillekeurig gaan hierbij mijn gedachten naar het club lied, waarop wij zingen; „Ik heb U lief, mijn A.F.C.; gij telt in aller harten mee". Deze twee regels betekenen voor U allen en voor mij de hechte grondslag, waarop wij ons saamgebonden achten. Op 18 Juni j.l. ben ik tot Uw Voorzitter gekozen. Zoals het in een goed gezin past, hebben allen mij de hand gedrukt en geluk gewenst. Symbolisch zou ik dit willen vastleggen door de hoop uit te spreken, dat deze, onze, verbintenis, voor beide partijen de verwezenlijking moge inhouden van de aan mij persoonlijk gedane gelukwensen en dat is om deze korte inleiding hiermede zinvol te eindigen de afstraling op A.F.C. zelve van de tot uitdrukking gebrachte oprecht gemeende vriendschap. Met toegenegenheid, G. H. HAUBER. 2

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1948 | | pagina 2