li
CLICHES
Uit de Tropen
Het madeliefje
WILLEMSTRAAT 43-45
Uit Batavia
'Begunstiging van onze Adverteerders, houdt de Schakel in stand.
ER speelde een lief lentewindje over de schaarse groene
sprietjes van het hoofdveld. Het was een middag, 20
domweg in de week. Stil en verlaten lagen daar de
tribunes en van die eenzaamheid maakte ik gebruik
om eens het veld op te wandelen. Voor mijn voeten lag een
aardkluitje. De lust tot scoren werd alras in mij wakker
en ik aarzdde dan ook niet het kluitje met een meesterlijke
schop in de netten te doen verdwijnen. Nergens klonk ap
plaus, maar in mijn verbeelding zag ik duizenden mensen
als één man opstaan en een donderend juichconcert inzetten.
Met dat bekende loopje, bepaald heel goede voetballers eigen,
sjokte ik terug naar de middellijn, terwijl een onverschillig
trekje om mijn lippen speelde.
Ergens kraste een kraai, een rauwe kreet van iemand, die
een nestje wil bouwen. Leeg en hol staarden de tribunes naar
dat sjokkende mannetje, dat met zo veel overgave een kluitje
in het doel had geschopt. Over de Wandelweg scheerde een
auto, ik kon hem zien voorbijflitsen door de kieren van de
onoverdekte.
Bij het clubhuis scharrelde de terreinknecht met wat plan
ken en een hamer, het was maar weinig gerucht dat hij
maakte, maar het klonk wel aardig als voorgrond van het
onbestemde lawaai, dat uit de stad kwam aanwaaien.
Langzaam wandelde ik naar het clubhuis cn besteeg de
houten trappen. De deur was afgesloten, niets herinnerde
aan de opgewonden mensenmenigte, die Zondags die trap
plegen te bevolken.
Hoeveel duizenden zou die trap al gedragen hebben? Een
enthousiast adspirantje uit het zevende, dat met 3 2 had
qewonnen, de oudgediende, die nog elke Zondag ging kijken
hoe zijn oude club het maakte en de velen, die hier vroeger
stonden te juichen, maar nu zijn verdwenen. Hoe zouden
zij het maken? Zouden zij nog wel eens terugdenken aar, die
qoede tijd, toen er slechts één zorg was, winnen we of ver
liezen we? Waar zou hij zitten peinzen op deze wereld/
Waarschijnlijk zal hij iedere Zondagavond de P.C.J. opzoe
ken met slechts dat ene doel: Hoe hebben ze gespeeld/
Duizenden zijn langs die trap gegaan, die alleen maar
ooq hadden voor wat daar op dat hoofdveld gebeurde. Up
zo n dagje door de week hoef je daar niet op te letten. Dan
hoor je geluiden, die er anders nooit zijn. Het klapperen van
het touw langs de vlaggestok, een onregelmatig getik of het
schuren van een deur, die slecht is dichtgedaan en het schar
relen van de terreinknecht, dié nu de lijnen wit van het
Eilersveld. De wielen van dat wagentje piepen, een hoog en
ijl geluidje in de lentelucht.
En dan staat daar vlak bij de ingang van het veld een
madeliefje, het staat in de weg, maar niemand zal er Zon-
daq omheen lopen. Ik zei nog tegen haar, dat zij de Zondag
niet zou overleven. Zij keek mij wat aan met haar scheve
kopje en antwoordde, dat zij het hier een prettig plekje vond,
een beetje zon en een beetje wind en bovendien wou zij de
wedstrijd van Zondag zien. Het gaf niets of ik al zei, dat
«r heus wel een voet zou zijn, die haar ging vertrappen zij
wilde het niet geloven. Zondagavond ga ik toch eens kijken
of zij er nog staat.
Arm madeliefje. FREDERIKJE.
AAN een brief van
Jaap Fischer, Irene-
Boulevard 17, Ban
doeng, aan de re
dactie ontlenen wij het vol
gende:
In de uitzending van 22
Maart (het sportpraatje
door Dick van Rijn) voor
de Phohi, hetwelk ik be
luisterde, eindigde van Rijn
r zijn sportrubriek met de
woorden: ,,En nu heb ik
nog even te memoreren,
dat de Good Old A.F.C.
voor de tweede klasse behouden bleef door de overwinning
van 9—1 op Z.V.V., waarin Disselkoen 7 doelpunten wist te
scoren." Je'begrijpt dat deze mededeling mij meer verheugde
dan welke andere mededeling ook. Kort daarop ontving ik
van Melchers (onze vriend Le Marché) per luchtpost een
briefkaart met het verheugende nieuws over deze overwin
ning en wil je hem zeggen, dat ik hem daarvoor hartelijk
dank zeg en hem spoedig zal schrijven. De tijd heeft mij ont
broken aan dit plan eerder gevolg te geven.
Laat ik niet achterblijven om mijn gelukwensen te voegen
bij de vele, die je ongetwijfeld reeds ontvangen zult hebben
met deze gelukkige afloop en mogen wij ons gelukkig reke
nen, dat de Club voor de tweede klasse is behouden ge
bleven. Nogmaals uit de grond van mijn hart: Proficiat!
En waar de band tussen ons weer aangeknoopt is, zou ik
gaarne willen weten of er iets is waarmee ik de Good Old
kan dienen. Zijn er knapen van ons in Indic, die in een koel
bergklimaat wat op hun verhaal moeten komen en enkele
dagen hier willen doorbrengen, dan kan dat gebeuren. Zo
lang ik tenminste nog over ruimte kan beschikken, daar de
Huisvesting druk bezig is alle beschikbare ruimte op te vor
deren. Mocht je echter iets horen, dan weet je mijn aanbie
ding. Er is maar één A.F.C. en daarvoor zijn wij allen be
reid ons opofferingen te getroosten en alles in het werk te
stellen de onderlinge band te verstevigen.
Weet en besef, dat je ondanks de grote, afstand met Hol
land je toch hier volkomen meeleeft met je oude Club. Dat
het een stuk van je leven is, waar je niet buiten kunt. Je
vegeteert nog op de oude belevenissen en je haakt er dikwijls
naar weer even in hun midden te zijn. Even die oude sfeer
mee te maken, die sfeer die alleen A.F.C. eigen is. Ik ver
trouw, dat je je dat enigszins zult kunnen indenken en dan
besef je ook wat wij hier missen. En dat kan dan enigermate
verholpen worden indien wij met elkaar in correspondentie
blijven en je mij zodoende toch op de hoogte houdt van onze
geliefde A.F.C. (afgesproken, Red.)
Nu kan je mij een groot genoegen doen alle A.F.C.-ers
van mij te groeten en speciaal de oude bekenden als Jaques
van Ooy, Arie Mets, Symen, Alfred Sabelson, Frans van
Dijk, enz. Ik las ook, dat Toggie weer op Clubavond is ver
schenen. Ook hem mijn groeten, zoals ook alle verdere
vrienden en kennissen.
Je schrijft mij wel eens terug hoor en gaan jullie dit jaar
nog botteren? (Hear, hear, Henk Esser! Red.)
Een stevige poot van je JAAP FISCHER.
Eric Geelhuijsen schreef uit Batavia op 22 April aan ,,B.
S. le Marché":
Beste brave Koopman,
Eindelijk dan eens een berichtje en levensteken van een
van de „Heren Zeventien".
Schamen, dat ik al niet veel eerder geschreven heb, doe
ik me al lang niet meer, want daarvoor zit ik in Indië.