Tebruan-Schakel
I Tub man, eerste post bi]
h. wijnanö,
C opy, aan één zijde getypt, inzenden uiterlijk
Begunstiging van onze fldverleerders, houdt de Schakel in stand.
Dan komt de „Zuidelijke". Dit is hier echter geheel een
staantribune en loopt net als bij ons trapsgewijze omhoog.
Deze trappen zijn echter uitgehouwen in een berghelling en
het stuift er ongelooflijk. Deze tribune kan minstens 40.000
toeschouwers bevatten. De „Marathon is onoverdekt en
ook slechts voor staanplaatsen. Aan de overkant van de
„Zuidelijke'' staan de kleedlokalen en er is zo goed als geen
plaats voor toeschouwers.
Nu krijgen we een alinea welke onze penningmeester met
aandacht gelieve te lezen, omdat er misschien nog wat voor
hem te leren valt. Op mijn toegangsbewijs staat nml. ver
meld, dat het niet geldig is zonder bijbehorend genummerd
plaatsbewijs. Dat laatste heb ik niet, maar maak U niet be
zorgd, ik kom wel binnen. Zo n kaartje als ik heb, is voor
toegang tot de Marathontribune ik word echter de „Zui
delijke" binnengeloodst. Bij de ingang neemt de controleur
mijn kaartje in ontvangst, scheurt het in vele stukken en
laat mij gaan. Wat is nu de mop van dit alles? Wel, de
„Marathon" heeft genummerde plaatsen, daarvan kun je
dus maar net zoveel verkopen als er plaatsen zijn. Die num
mers zijn echter losse papiertjes, en wat let je nu, om meer
dere Marathonkaartjes te drukken, doch die te verkopen
zonder plaatsnummer? Die mensen worden dan bij de reeds
eivolle Zuidelijke tribune binnengeperst. Daar bovendien je
kaartje aan de ingang wordt vernietigd, heb je niets te re
clameren. Op deze manier worden er naar schatting 15 tot
20.000 kaarten meer verkocht en als we nagaan, dat ik
3,75 neertelde, dan is de extra verdienste gauw uitgere
kend. Bij ons zou dit wel wat moeilijker door te voeren
zijn, want een Hollander zou vechten voor zijn centen. Hij
zou reclameren bij de club, en als dat niet zou helpen, zou
hij het hoger op zoeken, als het moest erover aan onze Ko
ningin schrijven.
Van mijn plaats af heb ik een prachtig uitzicht op de om
geving; de bergen en de bossen in de verte. Een half uur
voor de aanvang van de strijd komt een half regiment Rode
Kruis-soldaten, uitgerust met brancards, het veld opmarche
ren. Dat is werkelijk een aanlokkelijk gezicht. Ik moest even
denken aan onze eenzame, vaak tegen het clubhuis aanleu
nende en cigaretjes-paffende Rode Kruisman, die bij onze
wedstrijden aanwezig placht te zijn. Gelukkig komen ze zel
den in actie, maar ik zou het tegendeel meemaken.
Voor nu de ploegen het veld betreden, zal ik U even met
een paar woorden op de hoogte brengen van de competitie
indeling hier. Om te beginnen, het zijn profs, ingedeeld in
een le, 2e en 3e divisie. Er wordt hier gestreden om het
kampioenschap van Spanje, en om de beker, net als in En
geland. In tegenstelling echter tot dit laatste land, is hier het
winnen van het kampioenschap van meer belang. (Als ik in
dit opzicht lieg, lieg ik in commissie. Deze wijsheid is nml.
van voetbalmannen hier.) De wedstrijd, die wij gaan zien,
is die tussen Real Madrid (kampioen van Spanje 194647)
en Sevilla, de huidige leiders der eerste divisie. Als eersten
komen de gasten, en bijna denk ik ons eerste te zien opko
men, want ze spelen in dezelfde kleuren (alleen de zwarte
band ontbreekt). Als ze ongeveer een halve speeltijd hebben
staan doeltrappen, komen de Madrilenen, geheel in het wit.
Als ook deze half op apegapen liggen van het goaltjes-
schieten komt de scheidsrechter het veld opstappen en het
spul kan beginnen. Mijn horloge wijst kwart voor vier en
ze beginnen punctueel op tijd. (Voor hen, die het niet wis
ten: de Spaanse tijd is anderhalf uur voor bij de onze.)
Over de strijd kan ik kort zijn. Ik heb nml. de pech, dat
beide ploegen een off-day hebben. Het lijkt dan ook naar
niets en ik weet zeker, dat hier beter gevoetbald wordt. Het
spel is systeemloos. Sevilla speelt voor de rust met zeven
verdedigers (zeer teruggetrokken middenlinie), een achter
blijvende linksbuiten, en een in de voorhoede opererende
middenvoor en rechtsuiterst. (Twee zeer goede spelers.)
Madrid speelt dan weer eens met drie backs, dan weer eens
met een zeer scherp aanvallende spil. Het geheel is duvels
vervelend, en ons geduldig kijken wordt beloond met een
zoutloos doelpunt van Sevilla.
Dit doelpunt heeft echter gevolgen. Op onze tribune staan
nml. te veel mensen bijeengepakt. Op ongeveer de vijftigste
rij van beneden af gerekend, verliest in zijn enthousiasme een
van de toeschouwers het evenwicht en rolt een trapje naar
beneden. Doch het is als de bekende sneeuwbal, die de berg
af rolt en we krijgen een soort mensenlawine te zien.
Nu komt het Rode Kruis in actie; twintig minuten lang
zien we ze sjouwen met slachtoffers op hun brancards. Een
weinig opwekkend gezicht, maar ik zou bijna zeggen een
welkome afleiding bij zo n sofwedstrijd. Gelukkig blijkt de
schade achteraf mee te vallen. 35 personen hebben hulp no
dig en slechts een paar hebben arm of been gebroken; voor
waar een wonder. Mijn begeleidster kijkt me eens angstig
aan en zegt met een beverige stem: „Ik had als Madrileense
hoop, dat Madrid zou winnen, maar nu hoop ik maar, dat
het 10 blijft. Ik sta hier wel vrij beroerd, maar ik prefe
reer het toch boven het te worden weggedragen op een bran
card." Haar wens wordt echter niet ingewilligd.
Na de rust tien minuten werkelijk schitterend voetbal. Ma
drid wil de schade inhalen en je ruikt de gelijkmaker. Die
komt dan ook prompt na een scrimmage voor het doel van
Sevilla. Dit doelpunt werd al een halve minuut van te vo
ren geboren toen de keeper weifelde tussen uitlopen en blij
ven staan. Hij zag, als zo vele keepers in een dergelijk ge
val, zijn weifelen beloond met het uit het net mogen halen
van de bal. Hierna nog even goed voetbal en dan krijgen we
de bekende pudding, die op de nog bekender manier in el
kaar zakt.
Na een tijdje gebeurt het, dat de scheidsrechter laat door
spelen, als een achterspeler van Sevilla in het strafschop
gebied een kleine overtreding begaat. (Een penalty zou niet
op zijn plaats geweest zijn.) Nu komt het publiek in actie en
uit duizenden kelen klinkt het: „Bu-rro, bu-rro, bu-rro
ezel)." Het gaat zo fantastisch gelijk, dat het lijkt alsof er 'n
dirigent voor het koor staat. Het klinkt als het bulderen van
ROERStRAAt 52 2
17