Stakkerds! Andere clubenthousiasten bestellen een rondje van vijftien piek en vinden die gulden voor die extra-schakel wel wat stijf in prijs. Zielepooten sjokken in iedere vereeniging mee en gelukkig is buiten deze kleine schare heel A.F.C. één laaiend enthousiasme. De stemming is eerste klas. Nu A.F.C. nog„Natuurlijk zegt Gerrit Stallmann, „je zal eens wat zien". Ook bevriende vereenigingen zitten mede aan het souper en hun Besturen worden „en bloclid van A.F.C. Of wij het goedvinden? Een handgeklap als een orkaan is het spontane antwoord. Diep in den nacht valt het groote gezelschap uiteen. Maar wij zitten om circa half zes aan een heerlijk koud glas cham pagne. Een van ons valt van één hoog uit een regenpijp. Maar een kwartier later zingt hij met een groote buil op zijn hoofd uit volle borst: A.F.C., daar ga je, naar de eerste klas. Om zeven uur lig ik in bed en hoor s middags op het cricket- veld. dat dat nog niet eens zóó laat was Volgenden morgen Wijnand aan de telefoon. Hij heeft een heel schor stemmetje. Ik ook; wij ver staan elkaar wel niet maar beleven nog eens een keer de pret, die wij hadden. Jongens van het eerste. Zie nu eens rondom naar de tribunes, wanneer je het veld betreedt. Daar zitten de getrouwen. Opa's, vaders, moeders, jon gens, meisjes en kinderen. Al die menschen heb ben maar één wensch en één gedachte: Ze zien jullie zoo graag winnen, en zij volgen iederen trap en iedere beweging van jullie. Alleen jullie zijn in staat de gouden kroon te zetten op het vele en grootsche werk, dat in al die jaren door zoo ontelbaar vele A.F.C.-ers is verricht. In de laatste Schakel schreef ik over homogeniteit. Je hebt thans zelf medegemaakt wat een team be- teekent mét of zonder homogeniteit. Een elftal van vrienden, dat beteekent kracht. Laat dat zoo blijven. Het is MAAR sport, hoor ik enkele lezers al zeg gen. Inderdaad, maar juist omdat de sport in ons leven, in onze opvoeding, in de maatschappij een veel grootere plaats inneemt, dan menigeen ver moedt, is het de moeite waard je er zoo „druk" over te maken. Wie alleen speelt louter voor zich zelf is geen goede sportsman. Met zijn allen, Bestuur, Leiders, Spelers, leden tot de kleinste peuter toe, dat moet het devies zijn van iedere sportvereeniging. Zoo vaak neemt men ons in de maling met het gezegde: „Mogen wij juichen lui? Hoewel ik dergelijke sierlijke aanmoedigingskreten nooit en te nimmer door een A.F.C.-er heb hooren uiten, meen ik toch, dat jullie het groote Amsterdamsche Publiek daar eens behoorlijk antwoord op moeten geven, en dat antwoord zal zijnLAAT IE SNOR ZIJN, WIJ JUICHEN Jhr. VAN ROSSUM DE GAULIN. Als beroemde dichters eens voor de A A£ -Schakel souden schrijven Na A.F.C,K.F.C. in het stadion; De wil mij van mijn dronkenschap te helen beviel mij eens bij minderend verstand het landschap overtoog een vaag vervelen En aarzeling besloop mijn stem en hand. (A. Verwey) De trommelslager van Albert Heyn's Fanfare corps: Kijk, wat zit hij daar nu treurig met zijn billen op de trom Is hij ziek, berooid, humeurig Of alleen maar dom? (J. Greshoff) Dr. J. Reeder langs het lijntje: Den oude, die daar op den dorpel staat Ziet men de vreugd uit lachende oogen blinken Tevreden, dat hij leeft, en leven -doet. (Jacques Perk) Toen het thuis 30 voor K.F.C. was: Wat is dat alles buiten stil onder die parelgrijze lucht Uit ieder wezen schijnt de wil Uit ieder ding de kracht gevlucht. (Frans Bastiaanse) En toen het 43 voor ons werd: O, eer de dood mijn leden bind' en hen voor eeuwig bedde, wat zal mijn oogen redden van dezen droom die immer nieuw begint. (P. C. Boutens) Zij, die tot het einde bleven: En ik weet niet, is het heimwee of verlangen een herinnering of al een voorgevoel? Houdt het leven met een ongeweten doel mij, bevlogene, hier hunkerend gevangen? (A. Roland Holst) 19

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1946 | | pagina 19