oogenblik Kalverdijk en eten tegelijk te noe
men, tenminste voor wie couranten lezen.
Laat ik uitdrukkelijk verklaren, dat die treu
rige geschiedenis niet te wijten is aan een
ontijdigen aanval van concurreerende voet
balclubs op A.F.C.., D.W.S. en H.B.S. Maar
in ieder geval zijn we achteraf toch wel erg
voldaan dat de visscherij reeds geruimen
tijd geleden heeft plaats gehad.
Zoo stonden dan op den vroegen Zon
dagochtend ongeveer 45 mannen langs den
waterkant, turend naar hun dobber. Het
water was wild, de wind huilde, een enkele
vogel klapwiekte om onze hoofden. (Leo
Zoutendijk dacht dat het een vliegende visch
was) en een eerzame koe hulde zich dichter
in haar pels. Af en toe werd de stilte ver
broken door geplas, (ik bedoel van een ge
vangen visch) en dan kwam er een me
neer" met een lijst en een duimstok om te
controleeren. Na ieder half uur werd er een
vreeselijk gedreun op een hoorn gegeven
en werden we als Alpenkoeien een goeie
100 M. verder gedreven. Niemand protes
teerde er tegen. Alleen Toon de Klerk, die
het zelfs niet laten kon terwijl hij al half
bevroren was, grappen te maken.
Nu is het met dat visschen zóó, dat je
er een beetje slag van moet hebben. En nu
geviel het dat, en ik wil geen namen noe
men, juist de oude visschers, doorkneed in
het vak, en van wege hun korte armen nooit
in staat de lengte van de door hen gevan
gen visschen aan te toonen, het smadelijk
afleggen tegen de z.g. beginners. Daarom
zal het ook wel zijn, dat eenige teleurgestel-
den, nadat ze ergens een soort pakkist ont
dekten, daarin gingen slapen. Er waren er
zelfs die den blooten hemel als deken ge
bruikten.
We wisten van koude eigenlijk niet meer
hoe laat het was en hoe lang het nog zou
duren. We zagen al menschen in de verte
ter kerke gaan en wij vischten. Ons pas
seerde in een melkbootje zoo af en toe een
paartje (met een „T") en ik dacht zoo „die
treffen het ook niet met het weer" en wij
vischten. Maar de belooning voor het vol
houden was toen we koud, moe en toch zeer
voldaan in het café de Paris te Kalverdijk
terug kwamen, waar een heerlijke warme
lunch op ons wachtte.
's Middags om 1 uur kwamen de autobus
sen weer voor en toen ging het weer naar
de Spaarndammerstraat. Nol Kientz, die me
vertelde dat hij thuis een aquarium gaat be
ginnen, kocht gauw nog even een paar 100
K.G. zeelt.
Het kan zijn dat dit opstel een beetje
achterstevoren is geschreven, maar wat
geeft dat nou.
Willem Verbeek had me al zooveel over
dat visschen verteld, dat ik niet meer te
houden was. En het was dan ook heel aar
dig. We waren om 10 uur Zaterdagsavonds
in Amsterdam aangekomen en uitermate
vriendelijk ontvangen door de A.F.C. en
D.W.S. vischexperts.
In het D.W.S. clublokaal was even een
gezellig oponthoud, tot 's nachts half 2, daar
na gingen we met de bussen den polder in.
Als er soms onder jullie zijn, die denken dat
ze geestig kunnen wezen, dan moeten ze
maar eens in zoo n bus meerijden. Als je
daar een goei mop denkt te vertellen, dan
kennen (Arie v. d. Wilde zou zeggen „kun
nen") ze in 'm allang en volgen er onmid
dellijk tien andere en betere, zoodat je heele-
maal niet meer aan de beurt komt. Amster-
damsche humor is iets heel aparts en voor
een liefhebber van een grap om van te ge
nieten.
Ziezoo, nu heb ik het een en ander ver
teld, alleen nog dit: dat Scheveningen en
andere mondaine gelegenheden een voor
beeld kunnen nemen aan Oud-Karspel en
dergelijke wereldsteden waar geen sluitings
uur schijnt te zijn en men opgewekt en vrien
delijk door struische boerendochteren wordt
bediend en waar de stemming niet vergald
wordt door het hoogst onsympathieke: „het
is de hoogste tijd dames en heeren!"
De prijsuitreiking vond plaats in het zelfde
gastvrije clublokaal en Harm Dijkstra had
voor iederen prijswinnaar een vriendelijk
doch kernachtig woord, en zag daarbij niets
A.F.C.'ers, begunstigt onze adverteerders!
8 -